In deze wrakingszaak hebben verzoekers, [verzoekster sub 1] B.V. en [verzoeker sub 2], op 12 juni 2025 mr. O.P. van Tricht gewraakt, de behandelend rechter in de hoofdzaak met zaaknummer 11594557 UC EXPL 25-2238. Het wrakingsverzoek is op 15 juli 2025 openbaar behandeld door de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland. Verzoekers waren van mening dat de rechter partijdig was, omdat hij had besloten om vonnis te wijzen zonder kennis te nemen van hun tijdig ingediende verweer. De rechter heeft echter in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat zijn beslissing om vonnis te wijzen een procesbeslissing is, die op zichzelf geen grond voor wraking kan opleveren. Hij stelde dat de verzoekers hun verweer niet tijdig hadden ingediend, aangezien het ingediende stuk betrekking had op een andere zaak bij een andere rechtbank.
De wrakingskamer heeft de onpartijdigheid van de rechter beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat het aan de rechter is om te bepalen wanneer een partij nog schriftelijk mag reageren en wanneer een zaak voor vonnis komt te staan. Dit zijn procesbeslissingen die geen grond voor wraking opleveren, tenzij de motivering van de procesbeslissing objectief gezien als een uiting van vooringenomenheid kan worden begrepen. De wrakingskamer heeft het verzoek om wraking afgewezen en de procedure in de hoofdzaak voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.