ECLI:NL:RBMNE:2025:3807

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
594922 HA RK 25-107
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot procesbeslissingen

In deze wrakingszaak hebben verzoekers, [verzoekster sub 1] B.V. en [verzoeker sub 2], op 12 juni 2025 mr. O.P. van Tricht gewraakt, de behandelend rechter in de hoofdzaak met zaaknummer 11594557 UC EXPL 25-2238. Het wrakingsverzoek is op 15 juli 2025 openbaar behandeld door de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland. Verzoekers waren van mening dat de rechter partijdig was, omdat hij had besloten om vonnis te wijzen zonder kennis te nemen van hun tijdig ingediende verweer. De rechter heeft echter in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat zijn beslissing om vonnis te wijzen een procesbeslissing is, die op zichzelf geen grond voor wraking kan opleveren. Hij stelde dat de verzoekers hun verweer niet tijdig hadden ingediend, aangezien het ingediende stuk betrekking had op een andere zaak bij een andere rechtbank.

De wrakingskamer heeft de onpartijdigheid van de rechter beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat het aan de rechter is om te bepalen wanneer een partij nog schriftelijk mag reageren en wanneer een zaak voor vonnis komt te staan. Dit zijn procesbeslissingen die geen grond voor wraking opleveren, tenzij de motivering van de procesbeslissing objectief gezien als een uiting van vooringenomenheid kan worden begrepen. De wrakingskamer heeft het verzoek om wraking afgewezen en de procedure in de hoofdzaak voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 594922 HA RK 25-107
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van22 juli 2025
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van:

1.[verzoekster sub 1] B.V.,

en
2. [verzoeker sub 2] ,
wonende in [woonplaats] ,
(hierna: verzoekers).

1.De procedure

1.1.
Verzoekers hebben op 12 juni 2025 mr. O.P. van Tricht gewraakt. Mr. van Tricht (hierna: de rechter) is de behandelend rechter in de zaak met het zaaknummer 11594557 UC EXPL 25-2238 (hierna: de hoofdzaak).
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 15 juli 2025 in het openbaar behandeld door de wrakingskamer. Bij de zitting waren aanwezig:
  • verzoeker [verzoeker sub 2] , tevens namens verzoekster [verzoekster sub 1] B.V. (via een digitale verbinding);
  • de rechter.
1.3.
De rechter heeft op 23 juni 2025 een schriftelijke reactie ingediend, waarop verzoekers op 5 juli 2025 weer schriftelijk hebben gereageerd.
1.4.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekers hebben hun wrakingsverzoek ingediend om de volgende redenen. Verzoekers zijn het niet eens met de op 12 juni 2025 aan hen medegedeelde beslissing om vonnis te wijzen zonder kennis te nemen van het door verzoekers ingediende verweer met relevante producties. Volgens verzoekers hebben zij deze stukken tijdig (op 28 mei 2025) bij de rechtbank aangeleverd en zijn de stukken door een administratieve fout van de rechtbank bij de verkeerde afdeling terecht gekomen. De beslissing van de kantonrechter om het verweer buiten beschouwing te laten, ondanks dat het tijdig is ingediend, wekt volgens verzoekers de schijn van partijdigheid. Verzoeker [verzoeker sub 2] is geen contractspartij bij de overeenkomst waar de hoofdzaak om gaat. Omdat is beslist om het verweer buiten beschouwing te laten, kan er volgens verzoekers geen grondige beoordeling plaatsvinden. Gelet op de grote belangen van verzoekers en het fundamentele recht op hoor en wederhoor had de kantonrechter volgens verzoekers tot een andere beslissing moeten komen.
2.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking. Dit betekent dat hij het niet eens is met de wraking. In zijn schriftelijke reactie heeft de rechter dit uitgelegd. De rechter stelt zich primair op het standpunt dat zijn beslissing om vonnis te wijzen een procesbeslissing is, die naar haar aard geen grond kan zijn voor wraking. Indien de wrakingskamer dat standpunt niet volgt, vindt de rechter dat de inhoudelijke afwegingen voor deze procesbeslissing op geen enkele wijze de schijn van partijdigheid in zich dragen. Na diverse keren om uitstel te hebben gevraagd heeft de rechter verzoekers medegedeeld dat zij uiterlijk op 28 mei 2025 een conclusie van antwoord konden indienen. Op 30 mei 2025 heeft de rechter aan partijen laten weten dat er uitspraak zal worden gedaan op 25 juni 2025, omdat er van verzoekers niets meer was vernomen: er was geen conclusie van antwoord ingediend. Op 3 juni 2025 berichten verzoekers dat zij wel tijdig verweer hebben gevoerd, en leggen zij daartoe een emailbericht over, verzonden op 28 mei 2025 om 18:17 uur. Dit bericht was echter gericht aan de handelsgriffie van de rechtbank Overijssel in een zaak betreffende een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag. Verzoekers hebben aldus bij de verkeerde rechtbank een verweer ingediend. Dat verweer ziet bovendien op een andere zaak. Dit kan volgens de rechter op geen enkele wijze worden aangemerkt als het tijdig voeren van verweer in de onderhavige zaak.
2.3.
Verzoekers hebben op de zitting desgevraagd erkend dat het stuk dat zij op 28 mei 2025 bij de rechtbank in Overijssel hebben ingediend, een verweerschrift in een zaak betreft die bij die rechtbank (en dus niet bij deze rechtbank) wordt gevoerd.

3.De beoordeling

Het toetsingskader
3.1.
In artikel 36 Rv staat dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt dus in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Een rechter is partijdig als uit dat wat hij doet of zegt (of juist niet) blijkt dat hij een persoonlijke vooringenomenheid heeft tegenover een procespartij. Daarnaast kan een procespartij het idee hebben dat de rechter vooringenomen is, of hij kan daar bang voor zijn. In dat geval onderzoekt de wrakingskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
Het oordeel van de wrakingskamer
3.3.
Het is aan de rechter om te bepalen wanneer een partij nog schriftelijk mag reageren en wanneer een zaak voor vonnis komt te staan. Dit zijn procesbeslissingen, die als zodanig geen grond opleveren voor wraking. Dit kan alleen anders zijn als de motivering voor de procesbeslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als een uiting van vooringenomenheid. Uit dat wat verzoekers hebben aangevoerd en de reactie van de rechter blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer niet dat hiervan sprake was.
3.4.
Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het wrakingsverzoek af;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoekers, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkt en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekers met zaaknummer 11594557 UC EXPL 25-2238 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
Deze beslissing is genomen door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. A.F. Hermans en
mr. J.F. Haeck als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. B.L. Kosterman-Meijer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.