ECLI:NL:RBMNE:2025:38

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
UTR 24/7306
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor bijgebouw met zonnepanelen

Op 2 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. Verzoekster had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening tegen de op 3 oktober 2024 verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijgebouw met zonnepanelen. Tijdens de zitting waren verzoekster, haar gemachtigde, de gemachtigde van het college en de vergunninghouder met zijn gemachtigde aanwezig. De voorzieningenrechter heeft hen geïnformeerd dat er geen hoger beroep openstaat tegen deze uitspraak.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen sprake was van onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vergunninghouder tot de beslissing op bezwaar niet kan starten met de werkzaamheden, waaronder het aanleggen van een fundering. De voorzieningenrechter heeft verder toegelicht dat de omgevingsvergunning aan meerdere voorschriften is verbonden, waaronder de verplichting om bepaalde bomen te behouden en een kapvergunning aan te vragen voor de te kappen boom. De gemachtigde van het college heeft verduidelijkt dat de beslissing op bezwaar voor eind januari 2025 zal worden genomen, en dat er voor medio februari 2025 geen werkzaamheden kunnen plaatsvinden.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er op dit moment geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, en heeft het verzoek afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7306

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

2 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster(gemachtigde: mr. I.R. Keetell)

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort

(gemachtigde: mr. drs. H. Maaijen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghouder]uit [plaats] (vergunninghouder).
(gemachtigde: G. Brunssum).

Inleiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter een mondelinge uitspraak gedaan, direct nadat de zaak is behandeld op de zitting van 2 januari 2025. Dit proces-verbaal is de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak.
Bij de zitting waren verzoekster en haar echtgenoot, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van het college en de vergunninghouder met zijn gemachtigde aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft hen laten weten dat er geen hoger beroep open staat tegen deze uitspraak.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Motivering van de beslissing

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de op 3 oktober 2024 aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijgebouw met zonnepanelen op het adres [adres] in [plaats] .
2. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. [1] Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daar nu geen sprake van.
3. Aan de omgevingsvergunning zijn meerdere voorschriften verbonden. Het vierde voorschrift luidt:

De in de Boom Effect Analyse voorgestelde maatregelen voor het behoud van de 6 bomen dienen te worden opgevolgd en de te kappen boom op eigen terrein dient gecompenseerd te worden door het aanplanten van een nieuwe boom. Er zijn 3 bomen die zonder maatregelen kunnen worden behouden. Voor de te kappen boom dient afzonderlijk nog een kapvergunning aangevraagd te worden, het kappen van deze boom mag niet voordat hier een vergunning voor is afgegeven en deze onherroepelijk is.”
4. Op de zitting is met partijen gesproken over de verleende omgevingsvergunning, de bezwaarprocedure en de plannen van vergunninghouder op het perceel.
Gemachtigde van het college heeft op de zitting toegelicht dat op 16 december 2024 de hoorzitting heeft plaatsgevonden en dat het college voornemens is voor eind januari 2025 te beslissen op de bezwaren van verzoekster. Ook heeft gemachtigde toegelicht dat vergunninghouder recent een vergunning heeft aangevraagd voor het kappen van de boom op zijn perceel (boom 7: de taxus). Naar verwachting zal de behandeling van die aanvraag circa twee tot drie weken duren. In het geval de vergunning wordt verleend, geldt nog een termijn van 4 weken waarbinnen de vergunninghouder niet mag kappen vanwege de uitgestelde inwerkingtreding. Wat betreft het vereiste in het vierde voorschrift dat de vergunning ook onherroepelijk moet zijn, heeft gemachtigde van het college toegelicht dat dat onjuist is en zal worden hersteld bij de beslissing op bezwaar in die zin dat pas gekapt kan worden na inwerkingtreding van de vergunning. De gemachtigde van het college heeft nader toegelicht dat er voordat aan het vierde voorschrift voldaan is, niets mag gebeuren ter uitvoering van de omgevingsvergunning, dus ook bijvoorbeeld niet het storten van een fundering.
5. Al met al betekent dit dat in ieder geval voor medio februari 2025 vergunninghouder helemaal niets kan doen, dus ook niet kan starten met de fundering. Aangezien voor die tijd het college de beslissing op bezwaar zal hebben genomen, is er op dit moment geen voorziening die de voorzieningenrechter kan treffen in de periode tot aan de beslissing op bezwaar.
6. De conclusie is daarom dat er nu geen enkel spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2025 door
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).