In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar van 15 november 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank constateert dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder op 7 mei 2025 in gebreke is gesteld. Eiseres heeft op 5 juni 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen en verwijst naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 53,-. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich op 17 juli 2025.