ECLI:NL:RBMNE:2025:3778

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
16/078043-25 ; 16/039614-25 (vord. tul) ; 16/039122-25 (gev. ttz); 16/240844-24 (gev. ttz) ; 16/258100-24 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland inzake meerdere vermogensdelicten en schennispleging

Op 23 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zes vermogensdelicten en schennispleging in het openbaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 28 februari 2025 en 1 maart 2025 in Almere meerdere (zonne)brillen en een beamer heeft gestolen, een deurklink heeft vernield, en zich schuldig heeft gemaakt aan schennispleging door in het openbaar zijn geslachtsdeel te tonen. De verdachte is vrijgesproken van drie andere feiten. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 300 dagen, waarvan 242 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast moet de verdachte schadevergoeding betalen aan twee benadeelde partijen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, zodat de verdachte aansluitend aan zijn vrijheidsstraf kan worden opgenomen in een kliniek voor behandeling van zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/078043-25 ; 16/039614-25 (vord. tul) ; 16/039122-25 (gev. ttz);
16/240844-24 (gev. ttz) ; 16/258100-24 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de [locatie] , [adres] [postcode] te [plaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. E. Wiersma en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. N. Wijkman, advocaat te Almere naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft verder kennis genomen van wat de benadeelde partij [benadeelde] , naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Parketnummer: 16-078043-25
1. In de periode van 28 februari 2025 tot en met 1 maart 2025 te Almere meerdere (zonne)brillen en een beamer van [aangever 1] heeft gestolen door middel van braak;
2. op 1 maart 2025 te Almere opzettelijk en wederrechtelijk een deur(klink) van [aangever 2] heeft vernield;
3. op 1 maart 2025 te Almere meerdere handelingen die aanstotelijk waren voor de eerbaarheid heeft verricht door in de tuin van [aangever 2] zijn geslachtsdeel te tonen, zijn geslachtsdeel vast te pakken en op- en neergaande bewegingen te maken;
4. op 7 maart 2025 te Almere meerdere handelingen die aanstotelijk waren voor de eerbaarheid heeft verricht door in de bus in het bijzijn van [aangever 3] zijn geslachtsdeel te tonen, zijn geslachtsdeel vast te pakken en op- en neergaande bewegingen te maken;
5. op 8 maart 2025 te Almere een fatbike van [aangever 4] heeft gestolen door middel van verbreking;
6. op 8 maart 2025 te Almere een bromfiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving van de bromfiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Parketnummer: 16/039122-25
7. op 6 april 2024 te Almere een fatbike van [aangever 5] heeft gestolen door middel van braak;
8. op 31 mei 2024 te Almere heeft geprobeerd goederen van [aangever 6] te stelen door middel van braak;
Parketnummer: 16/240844-24
9. op 21 maart 2024 te Almere meerdere gereedschapstassen met daarin gereedschap van [benadeelde] en/of [bedrijf] heeft gestolen door middel van braak;
Parketnummer: 16/258100-24
primair
10. op 21 mei 2024 te Almere tezamen en in vereniging met anderen een fiets van [aangever 7] heeft gestolen;
subsidiair
op 21 mei 2024 te Almere tezamen en in vereniging met anderen een fiets van [aangever 7] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving van de fiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16-078043-25, 16/039122-25, 16/240844-24 en 16/258100-24 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 tot en met 10.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 tot en met 6 en de feiten 8 tot en met 10 wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht het onder 7 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen, zodat vrijspraak van dat feit zou moeten volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2, 3 en 7 tenlastegelegde. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 en feit 3
Ten aanzien van het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. De verklaringen van aangeefster vormen het enige bewijs met betrekking tot deze ten laste gelegde feiten. Aangeefster heeft verklaard over de betreffende incidenten en daarbij verdachte als dader aangewezen. Aangeefster heeft kort na de incidenten van 1 maart 2025 een camera laten plaatsen en enkele dagen later (op 5 maart) is verdachte op camerabeelden te zien in de tuin van aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte op die beelden heeft herkend als de man die enkele dagen eerder haar deurklink heeft vernield en zich heeft bevredigd op haar tuinbank. De rechtbank stelt echter vast dat deze verklaring geen steun vindt in andere bewijsmiddelen in het dossier. Voorts is uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] [1] gebleken dat er in de directe omgeving van de woning van aangeefster regelmatig daklozen en verslaafden rondhangen. Er is dus onvoldoende bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 en 3 tenlastegelegde. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van deze feiten.
Vrijspraak ten aanzien van feit 7
De deur van de garagebox van aangever is opengebroken en zijn fatbike is gestolen. De rechtbank stelt vast dat in de garagebox een hamer is aangetroffen waarop een DNA-mengprofiel is aangetroffen, met onder andere DNA van verdachte. De rechtbank is – evenals de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat de enkele aanwezigheid van het DNA van verdachte op deze hamer, zonder aanvullende bewijsmiddelen, onvoldoende is om de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Nu derhalve niet is komen vast te staan dat verdachte het onder feit 7 tenlastegelegde heeft gepleegd, zal hij van dit feit worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen feit 1
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2025;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 1 maart 2025, genummerd PL0900-2025065814-2, doorgenummerde pagina’s 47 tot en met 51.
Bewijsmiddelen feit 4
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 4 ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2025;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] van 12 maart 2025, genummerd PL0900-2025078667-2, doorgenummerde pagina’s 131 tot en met 134.
Bewijsmiddelen feit 5
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2025;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] van 8 maart 2025, genummerd 250308-1387-598, doorgenummerde pagina’s 77 tot en met 80.
Bewijsmiddelen feit 6
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 6 ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2025;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 9] van 13 maart 2025, genummerd PL0900-2025079908-2, doorgenummerde pagina’s 160 tot en met 162.
Bewijsmiddelen feit 8
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 8 ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2025;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] van 31 mei 2024, genummerd PL0900-2024171215-6, doorgenummerde pagina’s 30 tot en met 37.
Bewijsmiddelen feit 9
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 9 ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2025;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 10] (namens [benadeelde] ) van 22 maart 2024, genummerd PL0900-2024090005-3, doorgenummerde pagina’s 10 tot en met 13.
Bewijsmiddelen feit 10 primair
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 10 ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2025;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 7] van 21 mei 2024, genummerd PL0900-2024159642-2, doorgenummerde pagina’s 95 tot en met 99.
Partiële vrijspraak feit 10
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen. Uit het procesdossier volgt dat verdachte zelfstandig de fiets heeft weggenomen. Dat hij de fiets vervolgens aan een ander heeft overhandigd, is onvoldoende om te kunnen spreken van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking bij het wegnemen van de fiets dat sprake is van medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 28 februari 2025 tot en met 1 maart 2025 te Almere meerdere zonnebrillen, althans één zonnebril, een nachtbril en een witte beamer van het merk KO, die geheel aan [aangever 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

4. op 7 maart 2025 te Almere opzettelijk in het openbaar, te weten in de bus, terwijl een persoon, te weten [aangever 3] , daarbij haars ondanks tegenwoordig was, handelingen die aanstotelijk waren voor de eerbaarheid heeft verricht, door zijn broek te openen en naar beneden te trekken en vervolgens zijn geslachtsdeel te tonen en vervolgens zijn geslachtsdeel vast te pakken en op- en neergaande bewegingen te maken;

5. op 8 maart 2025 te Almere een zwarte fatbike, die geheel aan [aangever 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;

6. op 8 maart 2025 te Almere, een bromfiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

8. op 31 mei 2024 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, die geheel aan

[aangever 6] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak,- meerdere sneden heeft gemaakt in het dak van een personenauto die aan die [aangever 6] toebehoorde, en- meermalen een arm in gaten in het dak van voornoemde personenauto heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

9. op 21 maart 2024 te Almere meerdere gereedschapstassen met daarin gereedschap, die geheel aan [benadeelde] en/of [bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

10. op 21 mei 2024 te Almere een fiets, die geheel aan [aangever 7] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

4. het opzettelijk in het openbaar handelingen die aanstotelijk zijn voor de eerbaarheid verrichten;

5. diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;

6. schuldheling;

8. poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

9. diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

10. diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 365 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 307 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf te matigen, nu zij tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. Daarnaast heeft de verdediging verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeven strafbare feiten. Verdachte heeft verschillende goederen gestolen door middel van braak en verbreking. Daarmee heeft hij aanzienlijke overlast en schade veroorzaakt voor de betrokken slachtoffers. Door zo te handelen heeft verdachte laten blijken weinig respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen. Tijdens de zitting heeft verdachte ook bevestigd dat hij tijdens het plegen van de feiten geen moment heeft stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor anderen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schennispleging, door in de directe nabijheid van een medepassagier in de bus te masturberen. Dergelijk gedrag is onacceptabel en draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank verder rekening met de informatie afkomstig uit de reclasseringsrapportage van 8 juli 2025. Uit deze rapportage blijkt dat verdachte kampt met ernstige verslavingsproblematiek. Om in zijn drugsgebruik te voorzien is verdachte overgegaan tot het plegen van vermogensdelicten. Er is veel instabiliteit in het leven van verdachte. Zo heeft hij geen huisvesting, geen dagbesteding en daarmee op dit moment ook geen inkomen. Het is verdachte tot nu toe niet gelukt, ook niet met hulp in een ambulant kader, om van zijn verslaving af te komen. Verdachte verblijft op dit moment in een kliniek. Daar heeft hij meerdere officiële waarschuwingen gekregen en er is sprake geweest van een terugval in drugsgebruik. Desondanks lijkt hij oprecht gemotiveerd om te werken aan een middelen- en delictvrij leven. Om te komen tot gedragsverandering en recidivevermindering blijft een klinische opname volgens de reclassering nu als eerste stap nodig. Gelet op deze conclusies heeft de reclassering een advies uitgebracht voor de oplegging van bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft ter terechtzitting duidelijk kenbaar gemaakt dat hij gemotiveerd is om mee te werken aan deze bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde strafbare feiten en het strafblad van verdachte, in beginsel slechts een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is.
Tegelijkertijd constateert de rechtbank dat verdachte hulp nodig heeft. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou het lopende hulpverleningstraject op negatieve wijze onderbreken. De rechtbank heeft de indruk gekregen dat verdachte gemotiveerd is om zijn leven in positieve zin te veranderen en dat hij daar hard zijn best voor doet. Zijn dochter is daarbij een belangrijke bron van motivatie. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank het niet opportuun om verdachte terug te sturen naar de gevangenis. De rechtbank zal daarom een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en het onvoorwaardelijke deel gelijkstellen aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht..
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 300 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 242 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke deel worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank wijkt daarmee af van de eis van de officier van justitie, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
De officier van justitie en de verdediging hebben verzocht de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Verdachte kan dan aansluitend aan zijn vrijheidsstraf direct worden opgenomen in een kliniek, terwijl voor verdachte dan wel de mogelijkheid open blijft om tegen dit vonnis in hoger beroep te gaan zonder dat dit de klinische opname doorkruist. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de eerdere overwegingen in het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 16 augustus 2024 ten aanzien van de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
Hoewel verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden die worden verbonden aan de 242 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf dadelijk uitvoerbaar verklaren. Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte onder invloed van zijn verslaving een groot aantal overlastgevende en schadeveroorzakende (vermogens)delicten heeft gepleegd en dat de kans op recidive groot is zolang hij niet voor zijn verslaving is behandeld. Verder is van belang dat verdachte meermaals te kennen heeft gegeven een verslavingsbehandeling te willen ondergaan en dat hij dit tijdens de zitting ook nog eens heeft bevestigd. Hij heeft laten weten zich aan alle door de reclassering geadviseerde voorwaarden te willen houden. De rechtbank is van oordeel dat een klinische opname die direct aansluit op de vrijheidsstraf niet alleen in het belang van de samenleving is, maar, gelet op het verzoek van verdachte en de verdediging, ook in zijn belang. Tot slot neemt de rechtbank in overweging dat de wettelijke beperking om de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, dient ter bescherming van de verdachte die met ingrijpende voorwaarden geconfronteerd kan worden zonder dat een hoger beroep de werking daarvan opschort. De wet heeft niet voorzien in de omgekeerde situatie waarvan hier sprake is, waarbij de verdachte de ingrijpende voorwaarden wil accepteren, maar de mogelijkheid wenst te behouden in hoger beroep te gaan, zonder dat dit uitvoerbaarheid van die noodzakelijke voorwaarden doorkruist. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
De vorderingen
Benadeelde partij [aangever 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.591,91. Dit bedrag bestaat uit € 3.091,91 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Van de materiële schade is een bedrag van € 2.040,66 al vergoed.
Benadeelde partij [aangever 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.204,- bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 7 ten laste gelegde feit.
Benadeelde partij [benadeelde]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.792,42. Dit bedrag bestaat uit € 1.642,42 aan materiële schade en € 1.150,- aan proceskosten, ten gevolge van het aan verdachte onder 9 ten laste gelegde feit.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
Benadeelde partij [aangever 1]
Ten aanzien van de materiële schade heeft de officier van justitie gevorderd dat de brandstofkosten worden toegewezen. Met betrekking tot de posten voor de beamer en de (zonne)brillen heeft de officier van justitie verzocht dat de rechtbank gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid, nu deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. Verzocht is om de omvang van de schade vast te stellen op € 150,- per post. Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan eigen risico heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk te verklaren in dit deel van de vordering, nu onvoldoende onderbouwing is verstrekt.
Wat betreft de immateriële schade heeft de officier van justitie eveneens verzocht de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk te verklaren, nu geen sprake is van lichamelijk letsel of een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.
Concluderend verzoekt de officier van justitie toewijzing van € 416,26 met de daarbij horende wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Benadeelde partij [aangever 5]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangever 5] vordert de officier van justitie om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op de verzochte vrijspraak voor het onder feit 7 tenlastegelegde.
Benadeelde partij [benadeelde]
Ten aanzien van de materiële schade heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. Hoewel de onderbouwing van de schadeposten niet volledig helder is, staat vast dat er sprake is van rechtstreekse schade: gereedschap is door verdachte weggenomen en diende te worden vervangen. De officier van justitie heeft verzocht het schadebedrag op € 750,- vast te stellen, te vermeerderen met de daarbij horende wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de gevorderde proceskosten heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij [benadeelde] in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd.
9.3
Het standpunt van de verdediging
Benadeelde partij [aangever 1]
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de vordering van de benadeelde partij
[aangever 1] te matigen. Zij zoekt daarbij aansluiting bij hetgeen de officier van justitie daarover heeft gezegd.
Benadeelde partij [aangever 5]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangever 5] heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de verzochte vrijspraak voor het onder feit 7 tenlastegelegde.
Benadeelde partij [benadeelde]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de verdediging verzocht de gevorderde materiële schade te matigen, nu de onderbouwing van de vordering onduidelijk is. Volgens de verdediging is sprake van dubbele facturen en zijn de kosten bovendien berekend inclusief btw, terwijl de benadeelde partij de betaalde btw kan aftrekken.
Met betrekking tot de gevorderde proceskosten sluit de verdediging zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [aangever 1]
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie en de verdediging en oordeelt tot toewijzing van de brandstofkosten, alsmede een geschat bedrag van € 150,- voor de beamer en € 150,- voor de (zonne)brillen. De vordering ten aanzien van het eigen risico is onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde partij [aangever 1] in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard. Wat betreft de immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij [aangever 1] eveneens niet-ontvankelijk verklaren, nu geen sprake is van lichamelijk letsel of een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.
Concluderend zal de rechtbank de vordering tot een bedrag van € 416,26 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Benadeelde partij [aangever 5]
De rechtbank zal de benadeelde partij [aangever 5] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering gelet op de vrijspraak voor het onder feit 7 tenlastegelegde.
Benadeelde partij [benadeelde]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] merkt de rechtbank op dat de onderbouwing van deze vordering niet uitblinkt in duidelijkheid. Zo is er sprake van een dubbele factuur, wordt ten onrechte btw gevorderd en zijn prijzen opgevoerd voor nieuw gereedschap, terwijl niet is gebleken dat het gestolen gereedschap nieuw was. Daarvoor moet dus een correctie worden toegepast. Aan de andere kant is wel duidelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden door het bewezenverklaarde. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en stelt de toewijsbare materiële schade vast op € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige zal de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft gevraagd om vergoeding van zijn proceskosten. Er is geen gemachtigde of rechtsbijstandverlener ingeschakeld. Het gevorderde bedrag is verder toegelicht als kosten voor het invullen van het formulier benadeelde partij en kosten in verband met het regelen van de schade aan de auto en het daaraan verbonden verlies aan verdienvermogen. Er wordt een bedrag van € 1.150,- gevorderd. De genoemde schadeposten kunnen niet worden aangemerkt als proceskosten, maar als schade ten gevolge van de inbraak. Voor toewijzing van deze schadeposten is wel nodig dat de schade duidelijk is onderbouwd en dat is nu niet het geval; er zijn alleen bedragen gevorderd zonder verdere specificatie of toelichting. Die schadeposten zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal wel een bedrag aan proceskosten toekennen voor het bijwonen van de zitting door de benadeelde partij. De rechtbank zal daarvoor het forfaitaire bedrag toewijzen dat in kantonzaken (vorderingen tot € 25.000,-) wordt toegewezen aan een verschenen partij zonder rechtsbijstandverlener. Dat is € 50,-.
Concluderend zal de rechtbank de vordering tot een bedrag van € 800,- toewijzen, voor wat betreft het toegewezen bedrag aan materiële schade (€ 750,-) te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
De vordering
Verdachte is op 7 februari 2025 door de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan twee weken voorwaardelijk en met een proeftijd van één jaar onder het parketnummer 16/039614-25.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de proeftijd ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging te verlengen met één jaar.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf zodat verdachte dagbesteding heeft en kan laten zien aan de rechtbank dat hij deze kans aangrijpt.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden van de veroordeling onder het parketnummer 16/039614-25. Gelet op het uitdrukkelijke verzoek van de verdediging zal de rechtbank de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken gelasten, maar bepalen dat deze wordt omgezet in een taakstraf van 60 uren, subsidiair twee weken hechtenis.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 254b, 310, 311, 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- spreekt verdachte vrij van het onder 2, 3 en 7 tenlastegelegde;
- verklaart het onder 1, 4 tot en met 6 en 8 tot en met 10 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 4 tot en met 6 en 8 tot en met 10 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 300 (driehonderd) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
242 (tweehonderd en tweeënveertig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jaar vast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat opnemen in de FPA van GGZ Drenthe of een soortgelijke zorginstelling, te
bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds aangevangen. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* zich laat behandelen en/of begeleiden door een ambulante zorgverlener te bepalen door de reclassering. De behandeling start op een nog te bepalen moment. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na het ontslag uit de kliniek. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
De reclassering krijgt de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en betrokkene daarbij te begeleiden;
- beveelt dat deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij [aangever 1] (feit 1)
- wijst de vordering van [aangever 1] toe tot een bedrag van € 416,26, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2025;
- verklaart [aangever 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 416,26 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2025 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangever 5] (feit 7)
- verklaart [aangever 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
Benadeelde partij [benadeelde] (feit 9)
- wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 750,- bestaande uit
materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan materiële schade vanaf 21 maart 2024;
- verklaart [benadeelde] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat
€ 750,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 15 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op dit moment begroot op € 50,-;
Vordering TUL
- gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 7 februari 2025 van de rechtbank Midden-Nederland onder parketnummer 16/039614-25 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken en bepaalt dat deze zal worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair twee weken hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Koorevaar, voorzitter, mrs. V.A. Groeneveld en
S.C. Hagedoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dieren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juli 2025.
De voorzitter, jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
Parketnummer 16/078043-25
1
in of omstreeks de periode van 28 februari 2025 tot en met 1 maart 2025 te Almere meerdere zonnebrillen, althans één zonnebril, een nachtbril en een witte beamer van het merk KO, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
op of omstreeks 1 maart 2025 te Almere opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of een deurklink, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
op of omstreeks 1 maart 2025 te Almere opzettelijk op een niet openbare plaats, te weten de achtertuin van [aangever 2] , terwijl een persoon, te weten die [aangever 2] , daarbij haars ondanks tegenwoordig was, een of meer handelingen die aanstotelijk waren voor de eerbaarheid heeft verricht, door op het tuinbankje van die [aangever 2] te gaan zitten, (vervolgens) zijn broek naar beneden te trekken en/of (vervolgens) zijn geslachtsdeel te tonen en/of (vervolgens) zijn geslachtsdeel vast te pakken en/of op- en neergaande bewegingen te maken;
( art 254b Wetboek van Strafrecht )
4
op of omstreeks 7 maart 2025 te Almere opzettelijk in het openbaar, te weten in de bus, terwijl een persoon, te weten [aangever 3] , daarbij haars ondanks tegenwoordig was, een of meer handelingen die aanstotelijk waren voor de eerbaarheid heeft verricht, door zijn broek te openen en/of naar beneden te trekken en/of (vervolgens) zijn geslachtsdeel te tonen en/of (vervolgens) zijn geslachtsdeel vast te pakken en/of op- en neergaande bewegingen te maken;
( art 254b Wetboek van Strafrecht )
5
op of omstreeks 8 maart 2025 te Almere een zwarte fatbike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
6
op of omstreeks 8 maart 2025 te Almere, een bromfiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 16/039122-25
1
op of omstreeks 6 april 2024 te Almere een fatbike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen fatbike onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
op of omstreeks 31 mei 2024 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
- meerdere sneden heeft gemaakt in het dak van een personenauto die aan die [aangever 6] toebehoorde
en/of
- meermalen een arm in gaten in het dak van voornoemde personenauto heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 16/240844-24
op of omstreeks 21 maart 2024 te Almere een of meerdere gereedschapstassen (met daarin gereedschap), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 10] en/of [benadeelde] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, en/of inklimming.
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 16/258100-24
op of omstreeks 21 mei 2024 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 21 mei 2024 te Almere, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen van 15 maart 2025, genummerd PL0900-2025070528-4, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , werkzaam bij de Eenheid Midden-Nederland, pagina 67.