ECLI:NL:RBMNE:2025:376

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
16.023625.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 12 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan roekeloos rijgedrag. De zaak betreft een verkeersongeval dat plaatsvond op 11 oktober 2023 in Huizen, waarbij de verdachte, een beginnend bestuurder, met zijn auto driftend over de weg reed. Tijdens het rijden trok hij aan de handrem, waardoor de auto in een slip raakte en tegen een boom botste. De bijrijder, die zwaar lichamelijk letsel opliep, heeft onder andere hersenletsel en een gebroken heup. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos heeft gehandeld door met een te hoge snelheid te rijden en de verkeersregels te schenden. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de gevolgen van zijn handelen voor zowel hemzelf als de bijrijder.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.023625.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. D.E. Hooydonk en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. de Vos, advocaat in Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair:op 11 oktober 2023 in Huizen als bestuurder van een motorrijtuig, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, althans zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:zich op 11 oktober 2023 in Huizen, als bestuurder van een auto, opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, door welke gedragingen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
meer subsidiair:
op 11 oktober 2023 in Naarden, als bestuurder van een auto, gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Hierbij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gedragingen van verdachte roekeloos waren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van het primaire feit [1]
Een
proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 oktober 2023 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de Baanbergenweg te Huizen waarbij één personenauto betrokken was. In de personenauto zaten de bestuurder en een daarnaast gezeten passagier. De bestuurder van de personenauto reed op de Baanbergenweg, komende uit de richting van de Havenstraat en gaande in de richting van de Zeilstraat. In een bocht naar rechts is de personenauto is een slip geraakt en tegen een boom aangereden. Wij zagen dat het wegdek van de Baanbergenweg vochtig was door neerslag. Ingevolge artikel 20 onder a van het RW 1990 bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid voor motorvoertuigen 50 km/h. Wij zagen dat de personenauto met zijn rechterzijde tegen een boom stond. Voor de eindpositie van de personenauto zagen wij bandensporen op het wegdek welke in een curve richting de personenauto waren afgetekend. De bandenspanning van alle vier de banden was ongeveer 1,5 bar. Wij hebben op verschillende websites opgezocht wat de bandenspanning van een Fiat Punto moest zijn.
Wij zagen dat de (onbeladen) bandenspanning van de banden op de voorwielen 2 - 2,2 bar moest zijn en van de banden op de achterwielen 1,9 - 2,1 bar. De gemeten bandenspanning van 1,5 bar was daardoor opvallend laag. Een te lage bandenspanning draagt bij aan een slechter rijgedrag van het voertuig. Wij kregen de beschikking over een bestand dat camerabeelden bevatte, gemaakt door een camera welke gevestigd was aan [adres]
op ongeveer 240 meter voor de plaats van het verkeersongeval.
Wij zagen omstreeks 20:55:10 uur (21:55:10 uur werkelijke tijd) een voertuig met ingeschakelde verlichting vanuit de Ambachtsweg de Eemlandweg oprijden richting de plaats van het verkeersongeval. Wij zagen dat deze personenauto een klein model grijze personenauto was. Ongeveer 10 seconden later hoorden wij een geluid. Dit geluid was te relateren aan het slippen van de banden over het wegdek. Uit bovenstaande leidden we af dat de passage van de personenauto de betrokken Fiat Punto moest zijn
geweest. De indicatieve gemiddelde snelheid van de personenauto, geschat op basis van de camerabeelden, was ongeveer 71 kilometer per uur. Het bandenspoor met striations op de witte streep van de voetgangersoversteekplaats is kenmerkend voor een driftspoor. De personenauto is aan het begin van dit spoor in een drift geraakt. Tijdens de drift is deze
overgegaan in een slip. In de drift c.q. slip heeft een velg aan de rechterzijde de krassporen in het asfalt afgetekend. De bandensporen welke in een curve naar links verliepen zijn kenmerkend voor een slipspoor, het voertuig was zat hier in een slip. Tijdens een slip heeft de bestuurder geen controle meer over zijn voertuig. [2]
Het
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige [getuige 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat heb je gisteren gezien, gehoord en meegemaakt?
A: (...) Toen we vanaf de Kabelweg over de Ambachtsweg reden zag ik een grijze Fiat Punto
vanaf de Zuiderzee de rotonde met de Bestevaer oprijden. De Fiat reed de rotonde twee
of drie keer rond en maakte handrembochtjes.​​​​​​​ Ik weet nog dat ik bewust heb gewacht met het oprijden van de rotonde totdat die Fiat er vanaf was omdat het niet veilig was omdat die Fiat daar zo rondjes aan het scheuren was. Vervolgens reed de Fiat de Ambachtsweg op richting de Eemlandweg. De auto reed wel met 80 kilometer per uur langs tankstation Vlaanderen.
Aan het einde van de Ambachtsweg ging de Fiat rechts bij [winkel 1] , ook
met handrem zo leek het, de Eemlandweg op. Toen de Fiat rechtsaf ging hoorde ik een geluid dat ik herkende als een auto die met zijn wielen glijdt in plaats van rijdt. Ik maakte daaruit op dat de auto slipte en een handrembocht maakte. Daarbij zag ik ook dat de auto met zijn achterkant verder doordraaide dan dat je zou verwachten wanneer een auto die bocht op een normale manier naar rechts maakt.
V: Waaraan zag je dat hij zijn handrem gebruikte?
A: Omdat de achterremmen blokkeerden. [3]
Het
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige [getuige 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Kunt u mij vertellen wat u gisteravond gezien, gehoord en meegemaakt heeft?
A; (...) Ik fietste over de Eemlandweg in Huizen. Ik fietste aan de rechter kant van de weg in de richting van de Baanbergenweg. Ik hoorde achter mij een auto met gierende banden hard
aan komen rijden. Ik hoorde namelijk banden piepen en een auto flink gas geven. Ik hoorde aan het geluid dat de auto hard optrok. De auto reed niet normaal hard langs mij. (…) Ik zag dat de auto die mij zojuist met hoge snelheid was gepasseerd tegen een boom aan was gereden. [4]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ontving van [winkel 2] , gevestigd aan de [adres]
[adres] te Huizen, camerabeelden.​​​​​​​ Op de camerabeelden is het volgende te zien:
- De camera is gevestigd aan de zijkant van de [winkel 2] en heeft zicht op de
Eemlandweg;
- De kruising met de Ambachtsweg bevindt zich, buiten beeld, links;
- De ongevalslocatie bevind zich, buiten beeld, rechts en is ongeveer 400 meter
Verder;
Op de beelden is te zien dat de Fiat Punto een beweging maakt, waarbij de achterzijde van de auto lijkt weg te glijden op het moment dat de bocht word gemaakt.​​​​​​​ Om 21:54:54 is getuige [getuige 2] te zien, die vanuit Melkweg oversteekt en, vanuit haar positie gezien, linksaf slaat de Eemlandweg op richting de Baanbergenweg. Om 21:55:00 zijn duidelijk slippende banden en een hoog motorgeluid hoorbaar. Hoge motortoeren zijn tevens te horen voor de duur van 4 seconden. Om 21:55:08 komt de Fiat Punto links het beeld inrijden en om 21:55:11 rijdt deze
rechts het beeld uit richting de Baanbergenweg. [5]
Het
proces-verbaal van verhoor slachtoffer, houdende de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat weet je nog van 11 oktober 2023?
A: (…) Ik ben bij [verdachte] in de auto gestapt. Dit was na het avondeten.
V: Zijn jullie de hele tijd samen geweest na het eten tot aan het ongeluk?
A: Ja.
V: Wat was er loos met je?
A: Hersenletsel, gebroken heup, snee in mijn wang, loszittende tanden, gescheurde milt, gebroken been.
V: Hoe vaak ben je geopereerd?
A: 8 keer.
V: Zijn er nog operaties aanstaande?
A: Voor de zeefjes in mijn bloedbaan, die zijn daar geplaatst in verband met mijn longembolie. Daardoor kwamen er bloedpropjes in mijn bloed en die worden dan door die
zeefjes tegengehouden. Daarnaast volgt er nog een heupoperatie. Hierbij worden mijn heup en bekken gereconstrueerd.
V: Is jouw iets bekend hoelang het herstel nog gaat duren?
A: Ik denk dat dit nog 1 jaar gaat duren.​​​​​​​ [6]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2025, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het kan niet anders dan dat ik de bestuurder van de auto was.
Een
bescheidvan de RDW (Dienst Wegverkeer), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Identiteit: [verdachte]
Geboren: [2004] (19) te [geboorteplaats]
Beginnend bestuurder: ja
Datum afgifte rijbewijs: 22-06-2023.​​​​​​​ [7]
Bewijsoverwegingen
Feitelijke gedragingen en omstandigheden
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 11 oktober 2023 iets vóór tien uur ’s avonds met zijn personenauto op de Bestevaer in Huizen meerdere rondjes op een rotonde reed. Volgens getuige [getuige 1] maakte verdachte ‘handrembochtjes’. Vervolgens reed verdachte de Ambachtsweg op richting de Eemlandweg. Verdachte reed daar wel ongeveer 80 kilometer per uur, aldus [getuige 1] . Bij het naar rechtsgaan, de Eemlandweg op, volgt uit getuigenverklaringen en de camerabeelden dat verdachte opnieuw een handrembocht maakt, waarbij slippende banden en een hoog motorgeluid hoorbaar zijn. Bij het rijden op de Eemlandweg richting de Baanbergenweg, ongeveer 240 meter vóór de plaats van het ongeval, kan met behulp van camerabeelden worden vastgesteld dat verdachte ongeveer 71 kilometer per uur reed, terwijl de maximumsnelheid daar 50 kilometer per uur bedraagt. Getuige [getuige 2] , die daar fietste, hoorde dat de auto flink gas gaf en hard optrok. In een flauwe bocht naar rechts op de Baanbergenweg is de auto van verdachte in een slip geraakt en tegen een boom aangereden. Hieraan hebben verdachte en zijn passagier, slachtoffer [slachtoffer] , (zwaar) lichamelijk letsel overgehouden.
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte óók bij het ingaan van de flauwe bocht naar rechts op de Baanbergenweg, vlak vóór het ongeval, een handrembocht heeft gemaakt, oftewel heeft ‘gedrift’.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niets meer van het incident kan herinneren, vanwege de klap die hij met zijn auto heeft gemaakt. Ditzelfde geldt voor de bijrijder [slachtoffer] .
Ook zijn er geen getuigen die de precieze aanleiding van het ongeval hebben waargenomen.
Wel volgt uit het verkeersongevalsanalyse dat in de betreffende bocht op één van de witte strepen van het zebrapad een driftspoor is aangetroffen.
Verder staat vast dat verdachte, zeer kort vóór het ongeval, meermaals heeft gedrift op een rotonde. Ook in de bocht waar hij de Eemlandweg op reed, die kort daarna overgaat in de Baanbergenweg, heeft hij gedrift. Direct nadat verdachte driftend de Eemlandweg op is gereden, is hij – slechts een paar honderd meter vóór de bocht in de Baanbergenweg – opgetrokken. Hij heeft daarbij flink gas gegeven en reed op ongeveer 240 meter vóór de plaats van het ongeval ruim 70 km per uur, waar 50 km/u is toegestaan.
Gelet op het rijgedrag van verdachte vanaf de Bestevaer en het rijgedrag van verdachte zeer kort vóór het moment van het ongeval, in combinatie met het feit dat op het zebrapad een driftspoor is aangetroffen, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte ook in de Baanbergenweg een handrembocht heeft gemaakt (en dus heeft gedrift). Mede hierdoor is de auto in een slip geraakt en tegen een boom aangebotst. In haar overtuiging wordt de rechtbank gesterkt door een chatbericht op de telefoon van verdachte, die hij ongeveer tweeëneenhalf uur vóór het ongeluk heeft gestuurd naar een vriend. Hierin deelt verdachte mee dat hij op dat moment aan het ‘driften’ is (
Im drifting rn). [8] Kennelijk stond het ‘driften’ voor verdachte die avond centraal.
Artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW)
De rechtbank moet beoordelen of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. De meest verstrekkende schuldvorm die aan de verdachte ten laste is gelegd, is roekeloosheid. Of sprake is van roekeloosheid wordt, gelet op artikel 175, tweede lid, en artikel 5a WVW, beoordeeld aan de hand van vier criteria. De rechtbank dient te beoordelen of verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte meerdere voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels heeft geschonden. Verdachte heeft in de aanloop naar het ongeval meerdere malen bij een bocht (onnodig) aan de handrem getrokken, waardoor zijn achterwielen uitbraken. Na dit ‘driften’ in een bocht voerde verdachte de snelheid van de auto weer op om zich op te maken voor een volgende bocht, waarin hij kon ‘driften’. Vlak voor het ongeval overschreed verdachte de maximumsnelheid met meer dan twintig kilometer per uur, waarna hij weer is gaan driften.
Door op deze wijze te handelen, kan het niet anders dan dat verdachte niet alleen opzet heeft gehad op de schending van de verkeersregels, maar ook op schending daarvan in ernstige mate. Ook is de rechtbank van oordeel dat door deze gedragingen van verdachte binnen de bebouwde kom gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Dit gevaar heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt; ten gevolge van het handelen van verdachte heeft een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij aan een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
De conclusie is dat de gedragingen van verdachte moeten worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee is de schuldgradatie van roekeloosheid, gelet op wat is bepaald in artikel 175, lid 2 WVW, gegeven.
Conclusie
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de rechtbank de gedragingen van verdachte als roekeloos beschouwt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:
op 11 oktober 2023 te Huizen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Baanbergenweg, Bestevaer, de Ambachtsweg en de Eemlandweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, te weten [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenletsel en longembolieën en een gebroken heup en bekken en een gescheurde milt en loszittende tanden, werd toegebracht,welke gedragingen roekeloos waren, en hier uit hebben bestaan dat hij, verdachte,terwijl verdachte een beginnend bestuurder was enterwijl verdachte op dat moment een passagier vervoerde enterwijl het wegdek nat/vochtig was enterwijl de bandenspanningen van zijn, verdachtes, voertuig waren gedaald toteen niveau van ongeveer 1,5 bar,- aan de handrem heeft getrokken en zodanig/onnodig heeftgeremd waardoor de achterwielen van het motorvoertuig uitbraken en- in strijd met de artikelen 20 onder a van het Reglement verkeersregels enverkeerstekens 1990 en 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens1990 heeft gereden met een snelheid van ongeveer 71 kilometer per uur en- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990niet de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig op zodanige wijze heeftgeregeld dat hij, verdachte, in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengenbinnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover de weg vrij was,en- daarbij zijn motorrijtuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, en- in elk geval zijn snelheid onvoldoende heeft geminderd en zijn rijstijlonvoldoende heeft aangepast bij het naderen van een of meerdere bochten in deBaanbergenweg,waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in eennaastgelegen berm terecht is gekomen en tegen een boom is aangereden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (hierna: OBM) voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met het feit dat verdachte zowel fysieke als psychische klachten aan het ongeval heeft overgehouden. Verder acht de raadsvrouw het een strafmatigende omstandigheid dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat de zaak was geseponeerd. Ten slotte dient rekening te worden gehouden met het gegeven dat het CBR maatregelen heeft opgelegd en verdachte hiervoor kosten heeft moeten maken. De raadsvrouw heeft verzocht een taakstraf op te leggen van
60 uur, in combinatie met een OBM voor de duur van 1 jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan roekeloos rijgedrag. Hij is met zijn auto gaan ‘driften’. Daartoe heeft hij met zijn personenauto met lage bandenspanning op een nat wegdek de handrem aangetrokken, terwijl hij aanmerkelijk harder reed dan de maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur. De auto is daardoor in een drift geraakt, vervolgens in een slip en uiteindelijk tegen een boom tot stilstand gekomen. Hierdoor heeft de bijrijder zwaar lichamelijk letsel opgelopen, bestaande uit onder meer hersenletsel, een gebroken heup en een gescheurde milt. Tot op de dag van vandaag ondervindt de bijrijder de consequenties van het ongeval, zo is ook gebleken uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring.
Verdachte heeft door zijn handelen laten zien onvoldoende oog te hebben gehad voor het grote belang van verkeersveiligheid. Uit het dossier blijkt ook dat verdachte al eerder op de avond aan het driften was en dat hij op de route die hij heeft afgelegd aan het ‘spelen’ was met zijn auto door handrembochten te maken, een rotonde meerdere keren rond te gaan (met handrembochten) en te hard te rijden. Een getuige omschreef het moment waarop zij werd gepasseerd door de auto van verdachte als ‘een echt schrikmoment’.
Al met al acht de rechtbank het bewezen verklaarde feit, gelet op de vast gestelde mate van schuld en de ernst van de gevolgen, dusdanig ernstig dat in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde is. Vanwege de hieronder uiteen te zetten persoonlijke omstandigheden en het tijdsverloop, zal de rechtbank daar echter van afzien en volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 19 december 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van verdachte: ten tijde van het bewezenverklaarde was hij negentien jaar oud. Daarnaast heeft de rechtbank oog voor het feit dat ook verdachte de nodige consequenties van zijn handelen heeft ondervonden. Verdachte heeft fors letsel opgelopen, bestaande uit onder meer gebroken nek- en ruggenwervels, verminderd gevoel in ledematen, geheugenverlies en hersenletsel. Hij heeft een tijd in coma gelegen en vervolgens aanzienlijke tijd moeten doorbrengen in een revalidatiecentrum. Ten slotte heeft de rechtbank, ondanks het feit dat verdachte zich naar eigen zeggen niets van het ongeval kan herinneren, de indruk gekregen dat verdachte aangeslagen is doordat hij de bijrijder (destijds een goede vriend van hem) veel leed heeft aangedaan.
De op te leggen straf
Voor het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Verder heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Deze oriëntatiepunten noemen voor een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en een zeer hoge mate van schuld een gevangenisstraf van 4 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren. Zoals hiervoor overwogen, zal de rechtbank afzien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte de maximale taakstraf van 240 uur opleggen, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd verbinden van 2 jaar, met als doel de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van de proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank het passend en geboden om aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. De verdachte heeft zodanig gevaarlijk rijgedrag vertoond en daarmee misbruik gemaakt van zijn pas enkele maanden daarvoor afgegeven rijbewijs, dat de rechtbank deze bijkomende straf passend acht. Ook hier geldt voor het voorwaardelijke gedeelte een proeftijd van 2 jaar.
De door de rechtbank op te leggen straf wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank van oordeel is dat een voorwaardelijk strafdeel van 3 maanden gevangenisstraf in combinatie met een voorwaardelijke rijontzegging voldoende is om als stok achter de deur te dienen. Een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals geëist door de officier van justitie, is dan ook niet nodig.
De rechtbank merkt ten slotte op dat zij, anders dan de verdediging, geen strafverminderende omstandigheid ziet in het feit dat verdachte een sepotbrief heeft ontvangen voor een ander feit.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de gevangenisstraf
  • stelt daarbij een
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ontzegtverdachte de
    bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
    3 (drie) jaren;
  • bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, te weten 1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte zich voor het einde van na te melden proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mrs. R.P.P. Hoekstra en N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 februari 2025.
Mrs. Hoekstra en Van Esch zijn buiten staat het vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 11 oktober 2023 te Huizen, in elk geval in het arrondissementMidden-Nederland,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig,daarmede rijdende over de weg, de Baanbergenweg, Bestevaer, de Ambachsweg en/of de Eemlandweg,zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeftplaatsgevonden,waardoor (aan) een ander, te weten [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, teweten hersenletsel en/of longembolieën en/of (een) gebroken heup(en) en/ofbekken en/of een gescheurde milt en/of een gebroken been en/of loszittendetanden, in elk geval zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijkeziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,welke gedragingen roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtigen/of onoplettend waren, en hier uit hebben bestaan dat hij, verdachte,terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en/ofterwijl verdachte op dat moment een passagier vervoerde en/ofterwijl het wegdek nat/vochtig was en/ofterwijl de bandenspanning(en) van zijn, verdachtes, voertuig was/waren gedaald toteen niveau van ongeveer 1,5 bar,- (meermalen) aan de handrem heeft getrokken en/of zodanig/onnodig heeftgeremd waardoor het/de achterwiel(en) van het motorvoertuig uitbraken en/ofdreigden uit te breken en/of- in strijd met (de) artikel(en) 20 onder a van het Reglement verkeersregels enverkeerstekens 1990 en/of 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens1990 heeft gereden met een snelheid van ongeveer 71 kilometer per uur, althansmet nagenoeg die snelheid, in elk geval met een te hoge snelheid dan de op die wegmaximale toegestane snelheid en/of een snelheid die op die weg en gelet op deweersomstandigheden ter plaatse verantwoord was, en/of- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990niet de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig op zodanige wijze heeftgeregeld dat hij, verdachte, in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengenbinnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover de weg vrij was,althans met onverminderde snelheid is doorgereden, althans zijn weggedrag nietzodanig heeft aangepast als gezien de situatie ter plaatse noodzakelijk was, en/of- (daarbij) zijn motorrijtuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, althansniet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd, en/of- in elk geval zijn snelheid onvoldoende heeft geminderd en/of zijn rijstijlonvoldoende heeft aangepast bij het naderen van een of meerdere bochten in deBaanbergenweg, althans onvoldoende heeft geanticipeerd op de wegsituatie,waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in eennaastgelegen berm terecht is gekomen en/of tegen een boom is aangereden, althansmet een boom in botsing is gekomen;(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:hij op of omstreeks 11 oktober 2023 te Huizen, in elk geval in het arrondissementMidden-Nederland, als bestuurder van een voertuig, een motorrijtuig, daarmeerijdende op de weg, de Baanbergenweg, Bestevaer, de Ambachsweg en/of de Eemlandweg,, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen datde verkeersregels in ernstige mate werden geschondendoorterwijl verdachte een beginnend bestuurder was en/ofterwijl verdachte op dat moment een passagier vervoerde en/ofterwijl het wegdek nat/vochtig was en/ofterwijl de bandenspanning(en) van zijn, verdachtes, voertuig was/waren gedaald toteen niveau van ongeveer 1,5 bar,- (meermalen) aan de handrem te trekken en/of zodanig/onnodig te remmenwaardoor het/de achterwiel(en) van het motorvoertuig uitbraken en/of dreigden uitte breken en/of- in strijd met (de) artikel(en) 20 onder a van het Reglement verkeersregels enverkeerstekens 1990 en/of 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens1990 te rijden met een snelheid van ongeveer 71 kilometer per uur, althans metnagenoeg die snelheid, in elk geval met een te hoge snelheid dan de op die wegmaximale toegestane snelheid en/of een snelheid die op die weg en gelet op deweersomstandigheden ter plaatse verantwoord was, en/of- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990niet de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig op zodanige wijze teregelen dat hij, verdachte, in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengenbinnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover de weg vrij was,althans met onverminderde snelheid te rijden, althans zijn weggedrag niet zodanigaan te passen als gezien de situatie ter plaatse noodzakelijk was, en/of- (daarbij) zijn motorrijtuig onvoldoende onder controle te houden, althans nietmet de nodige voorzichtigheid te besturen, en/of- in elk geval zijn snelheid onvoldoende te minderen en/of zijn rijstijl onvoldoendeaan te passen bij het naderen van een of meerdere bochten in de Baanbergenweg,althans onvoldoende te anticiperen op de wegsituatie en/of- met het door hem bestuurder motorrijtuig in een naastgelegen berm terecht tekomen en/of tegen een boom aan te rijden, althans met een boom in botsing tekomen,door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaarlichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;(art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht ofzou kunnen leiden:hij op of omstreeks 11 oktober 2023 te Huizen, in elk geval in het arrondissementMidden-Nederland, als bestuurder van een voertuig (een motorrijtuig), daarmeerijdende op de weg, de Baanbergenweg, Bestevaer, de Ambachsweg en/of de Eemlandweg,terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en/ofterwijl verdachte op dat moment een passagier vervoerde en/ofterwijl het wegdek nat/vochtig was en/ofterwijl de bandenspanning(en) van zijn voertuig was/waren gedaald tot het niveauvan ongeveer 1,5 bar,- (meermalen) aan de handrem heeft getrokken en/of zodanig/onnodig heeftgeremd waardoor het/de achterwiel(en) van het motorvoertuig uitbraken en/ofdreigden uit te breken en/of- in strijd met (de) artikel(en) 20 onder a van het Reglement verkeersregels enverkeerstekens 1990 en/of 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens1990 heeft gereden met een snelheid van ongeveer 71 kilometer per uur, althansmet nagenoeg die snelheid, in elk geval met een te hoge snelheid dan de op die wegmaximale toegestane snelheid en/of een snelheid die op die weg en gelet op deweersomstandigheden ter plaatse verantwoord was, en/of- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990niet de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig op zodanige wijze heeftgeregeld dat hij, verdachte, in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengenbinnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover de weg vrij was,althans met onverminderde snelheid is doorgereden, althans zijn weggedrag nietzodanig heeft aangepast als gezien de situatie ter plaatse noodzakelijk was, en/of- (daarbij) zijn motorrijtuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, althansniet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd, en/of- in elk geval zijn snelheid onvoldoende heeft geminderd en/of zijn rijstijlonvoldoende heeft aangepast bij het naderen van een of meerdere bochten in deBaanbergenweg, althans onvoldoende heeft geanticipeerd op de wegsituatie en/of- met het door hem bestuurde motorrijtuig in een naastgelegen berm terecht isgekomen en/of tegen een boom is aangereden, althans met een boom in botsing isgekomen;door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,althans kon worden gehinderd.(art 5 Wegenverkeerswet 1994)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 februari 2024, genummerd PL0900-2023344405, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 108. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 14 t/m 41.
3.Pagina’s 65 t/m 67.
4.Pagina’s 62 en 63.
5.Pagina 86.
6.Pagina’s 55 en 58.
7.Pagina 106.
8.Pagina 75.