ECLI:NL:RBMNE:2025:3757

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
589463
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 13 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarige, geboren in 2017, belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de minderjarige momenteel in een perspectief biedend gezinshuis verblijft. De kinderrechter heeft eerder op 26 maart 2025 een beschikking gegeven en heeft de ouders opgeroepen om hun standpunt te geven over de verlenging van de maatregelen. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 waren de ouders aanwezig, samen met vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI). De kinderrechter heeft geconstateerd dat de Raad voor de Kinderbescherming niet was uitgenodigd voor de zitting, wat een procedurele fout was. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van negen maanden, tot 30 maart 2026, en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens verlengd. De kinderrechter heeft ook de GI veroordeeld in de proceskosten van de ouders, ter hoogte van € 570,00, vanwege de vertraging in de procedure die het gevolg was van nalatigheid van de GI. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/589463 / JE RK 25-329
Datum uitspraak: 13 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat mr. M.S. Krol,
en als informant:
De heer en mevrouw [de gezinshuisouders] ,
hierna te noemen: de gezinshuisouders,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft op 26 maart 2025 een eerdere beschikking gegeven in deze zaak [1] . Voor het procesverloop tot aan die datum verwijst de kinderrechter naar die beschikking.
1.2.
Nadien heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
- de brief van de ouders van 11 juni 2025 met producties 1 t/m 5;
- de brief van de GI van 11 juni 2025.
1.3.
Op 13 juni 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • [A] , de directeur van de GI;
  • [B] , de gebiedsmanager van de regio Utrecht van de GI;
- [C] , de jeugdbeschermer namens de GI.
De moeder en de gezinshuisouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat zij wel juist zijn opgeroepen. Anders dan de bedoeling was, is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad) niet uitgenodigd voor de zitting.
1.4.
Aan het einde van de zitting heeft de kinderrechter mondeling uitspraak gedaan. Dit is de schriftelijke uitwerking van de beslissing.
1.5.
In verband met de proceskostenveroordeling heeft de rechtbank desgevraagd nog een kopie van de toevoeging van de advocaat in deze procedure ontvangen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een perspectief biedend gezinshuis.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 maart 2020 [minderjarige] onder toezicht gesteld. Ook is er op 12 maart 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 30 juni 2025.

3.Het verzoek

De kinderrechter moet nog een beslissing nemen over het aangehouden deel van het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis te verlengen voor de duur van een jaar.
Bij de eerdere beschikking heeft de kinderrechter de maatregelen voor de duur van drie maanden verlengd. Het oorspronkelijk verzoek hield in dat beide maatregelen voor de duur van zes maanden zouden worden toegewezen en voor het overige deel van zes maanden zouden worden aangehouden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de ouders

De ouders zijn het eens met de verzoeken. De ouders hopen wel dat er nu niet te veel gepusht wordt. Er moet niet ineens een overvloed aan hulpverlening zijn, maar er moet juist voorzichtig worden gehandeld anders raakt het systeem bij ouders thuis uit balans.
De ouders willen graag toewerken naar vrijwilligheid. De vader is de samenwerking helemaal aangegaan en heeft vertrouwen in de gezinshuisouders. De moeder wil ook meewerken, maar haar vertrouwen is wel geschaad. De moeder volgt de vader in wat goed is.

5.De beoordeling

De beslissing
5.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van negen maanden, te weten tot 30 maart 2026. Ook zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
Perspectief [minderjarige]
5.3.
[minderjarige] woont sinds juni 2020 in het gezinshuis. Het gaat daar goed met hem. In
2023 heeft de GI het opvoedbesluit genomen dat [minderjarige] verder zal opgroeien in het
gezinshuis. Dit opvoedbesluit is bij beschikking van 29 september 2023 door een
meervoudige kamer van de rechtbank onderschreven.
Excuses van de directeur
5.4.
In de beschikking van 26 maart 2025 heeft de kinderrechter vastgesteld dat er het afgelopen jaar onvoldoende is gewerkt aan de eerder gestelde doelen, terwijl dit in de beschikking van 14 maart 2024 ook al aan de orde is gesteld.
Daarnaast had de Raad – kort gezegd – al vastgesteld dat:
- de GI niets heeft gedaan met de zorgen die de gezinshuisouders in december 2024 bij de GI kenbaar hebben gemaakt;
- anders dan tijdens de zitting in maart 2023 was aangegeven, er nog altijd een in- en doorstroomteam betrokken bleek te zijn in plaats van een vaste gezinsvoogd;
- na de perspectiefbepaling de focus bij de GI had moeten liggen op het onderzoeken van het afschalen naar het vrijwillig kader, dan wel het onderzoeken van de noodzaak tot het indienen van een verzoek tot onderzoek naar gezag beëindiging bij de Raad.
Ook de behandeling van [minderjarige] voor trauma- en gehechtsheidsproblematiek was nog steeds niet opgepakt. Om die reden heeft de kinderrechter voor de nieuwe zitting de directeur van de GI opgeroepen.
5.5.
De directeur is, samen met de regiomanager van regio Utrecht, op de zitting verschenen. De directeur heeft uitgebreide en oprechte excuses aangeboden aan de vader over de gang van zaken in de afgelopen jaren. Zij begrijpt waarom de kinderrechter haar heeft opgeroepen.
De directeur heeft daarover verder het volgende toegelicht:
‘We hebben het gewoon niet goed gedaan. We zitten in een complex stelsel met de arbeidsmarkt problematiek. (…) Team Utrecht heeft ook het probleem dat de vacatures non-stop open staan. En dat is al jaren aan de gang. Dat maakt het ingewikkeld. Daar hebben de vader en [minderjarige] geen boodschap aan. Daar zijn zij de dupe van geworden.We willen excuus aanbieden aan de vader en met name aan [minderjarige] . We hebben meteen een vaste jeugdzorgwerker aan deze zaak gekoppeld en dit hadden we eerder moeten doen. Ik hoop dat we het vertrouwen een beetje kunnen herstellen bij ouders. Daar moeten wij hard ons best voor doen. Dus ik wilde het ook persoonlijk bij de vader brengen.”
Toelichting verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
5.6.
Na de beschikking van 26 maart 2025 is er veel in gang gezet. De opdracht van de Raad is voortvarend opgepakt.
Er is per april 2025 een vaste jeugdbeschermer betrokken bij het gezin. Zij heeft het gezin aangemeld bij Het Opstapje voor het begeleiden van de omgang, om meer zicht te krijgen op de situatie wanneer [minderjarige] bij de ouders thuis is. Hiervoor zijn in overleg met de ouders en Het Opstapje doelen opgesteld. De ouders hebben inmiddels een kennismakingsgesprek gehad met [D] van Het Opstapje, die de omgang zal begeleiden en samen met de ouders zal werken aan de opgestelde doelen. Omdat vader heeft aangegeven dat het meekijken in de thuissituatie een grote stap voor de ouders is, is afgesproken dat de begeleiding rustig opgebouwd moet worden.
Verder heeft de GI met de ouders en de begeleidster vanuit Sherpa, die al bij de ouders thuis kwam, ook doelen opgesteld. De ouders geven aan dat zij een fijne samenwerkingsrelatie hebben met de begeleidster van Sherpa en dat zij ook mogelijk betrokken kan blijven als er afgeschaald kan worden naar het vrijwillige kader. Tussen de ouders en de begeleidster van Sherpa zijn gesprekken geweest over hoe de ouders hun rol als ouders op afstand zien. De GI zal samen met Sherpa, de ouders en de gezinshuisouders moeten onderzoeken wat ieders wens is in de samenwerking en wat er mogelijk is om de samenwerking tussen de ouders en de gezinshuisouders te verbeteren.
Ook is [minderjarige] begin juni gestart met psychomotorische therapie bij Stand-Up Zorg, die goed aansluit bij de grote behoefte van [minderjarige] aan bewegen. Het is ook een fijne laagdrempelige start van behandeling. [minderjarige] heeft namelijk nooit eerder een vorm van therapie of behandeling gevolgd. De GI wil pas na deze therapie diagnostiek laten uitvoeren, zodat er eerst gemonitord kan worden of er al ontwikkelingen zijn en er geen vertekend beeld ontstaat.
5.7.
De kinderrechter ziet dat er na de vorige beschikking veel is gebeurd om aan de doelen van de Raad te werken en vindt het net als de ouders fijn dat er eindelijk stappen zijn gezet.
Aangezien er in een paar maanden tijd veel in gang is gezet, is het verstandig om nu de tijd te nemen om hiermee verder aan de slag te gaan en te zien wat dit allemaal gaat opleveren. Het heeft daarom geen zin om over drie maanden opnieuw een toetsingsmoment in te lassen. Ook de ouders zijn het daarmee eens. De kinderrechter zal daarom het resterende deel van het verzoek helemaal toewijzen.
De kinderrechter hoopt dat na afloop van de nu verlengde maatregelen de plaatsing van [minderjarige] in het gezinshuis verder op vrijwillige basis kan plaatsvinden.
Proceskosten
5.8.
De advocaat van ouders heeft op de zitting aan de kinderrechter de suggestie gedaan om de GI ambtshalve te veroordelen in de proceskosten, te weten de eigen bijdrage die de ouders op grond van de toevoeging verschuldigd zijn als de kosten van rechtsbijstand.
De kinderrechter kan op grond van artikel 289 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een proceskostenveroordeling uitspreken. Daarvoor zoekt de kinderrechter aansluiting bij artikel 237 lid 1 Rv, die geldt in dagvaardingsprocedures.
Op grond daarvan kan de rechter de kosten die nodeloos worden aangewend of veroorzaakt, voor rekening laten van de partij die deze kosten aanwendde of veroorzaakte.
5.9.
Gelet op de vertraging die in de afgelopen jaren is ontstaan door nalaten van de GI, ziet de kinderrechter in dit geval aanleiding om de GI ambtshalve te veroordelen in de gemaakte kosten van rechtsbijstand, te weten de eigen bijdrage van de toevoeging van
€ 570,00 die de ouders in deze verzoekschriftprocedure aan hun advocaat verschuldigd zijn.
5.10.
Het perspectief van [minderjarige] is al in 2023 bepaald. In het jaar volgend op het perspectiefbesluit had de ondertoezichtstelling gebruikt moeten worden om de stappen te zetten die nu pas gezet worden. Tot het voorjaar van 2025 is dat echter niet gebeurd. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat als de opdrachten van de Raad eerder waren opgepakt, deze procedure niet meer nodig was geweest. Aan de kant van de ouders is dan ook sprake van nodeloos gemaakte kosten.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.11.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 30 maart 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 30 maart 2026;
6.3.
veroordeelt de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering in de proceskosten van de ouders ter hoogte van € 570,00
(zegge: vijfhonderdzeventig euro);
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2025 door mr. R.R. Everaars-Katerberg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.D.J. Esders als griffier, en op schrift gesteld op 17 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:RBMNE:2025:1909.
2.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek