ECLI:NL:RBMNE:2025:3667

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
16/231381-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in PGB-fraudezaak met betrekking tot oplichting van Sociale Verzekeringsbank en zorgkantoor

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging van oplichting en medeplichtigheid aan oplichting in het kader van persoonsgebonden budgetten (PGB). De zaak betreft een periode van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2017, waarin verdachte samen met anderen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en zorgkantoor heeft opgelicht voor een bedrag van € 187.160,- door middel van het indienen van valse facturen en werkbrieven. De officier van justitie stelde dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat verdachte zich of een ander wederrechtelijk heeft bevoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de administratie van de zorgorganisatie waar verdachte mee samenwerkte, niet voldoende bewijs bood voor de tenlastelegging. Verdachte heeft verklaard dat hij het PGB-budget van zijn dochter beheerde en dat de zorgorganisatie zorg heeft verleend aan haar. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om te spreken van opzet of het vereiste oogmerk voor oplichting. Daarom werd verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/231381-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 juni 2025 (inhoudelijke behandeling) en 22 juli 2025 (sluiting)
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.A. Lepoutre en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J. de Haan, advocaat te Zwolle, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:in de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2017 in Utrecht en/of Amsterdam samen met anderen de Sociale Verzekeringsbank en/of het zorgkantoor heeft opgelicht voor een bedrag van € 187.160,- althans € 82.480,- althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde zorg voor budgethouder [budgethouder] , door middel van het indienen of laten indienen van valse facturen en/of werkbrieven;
Subsidiair:in de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2017 in Utrecht en/of Amsterdam medeplichtig is geweest aan het primair ten laste gelegde door aan [zorgorganisatie] B.V. (hierna: [zorgorganisatie] ) en anderen persoonsgegevens, medische gegevens en DigiD gegevens en code van budgethouder [budgethouder] te verstrekken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
[zorgorganisatie] was in de periode van 2014 tot en met begin april 2018 een Utrechtse zorgorganisatie. [A ] , [B ] en [C ] waren werkzaam voor deze organisatie. [zorgorganisatie] had verschillende cliënten, budgethouders genoemd, die beschikten over een persoonsgebonden budget (hierna: PGB). De dochter van verdachte, [budgethouder] , was een van deze budgethouders.
Bij de vonnissen van 28 november 2019 zijn [zorgorganisatie] , [A ] , [B ] en [C ] door deze rechtbank veroordeeld voor fraude met PGB gelden, bestaande uit het medeplegen van valsheid in geschriften, oplichting en witwassen. [1] De valsheid in geschrifte en oplichting bestonden in de kern uit de hierna omschreven handelswijze.
Ter verkrijging van gelden uit hoofde van een PGB werden bij het zorgkantoor, de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de zorgverzekeringsmaatschappijen, zorgovereenkomsten, verantwoordingsformulieren, declaratieformulieren en facturen ingediend. Op deze documenten werd meer zorg vermeld dan door [zorgorganisatie] daadwerkelijk aan de budgethouders werd geleverd. Vervolgens hebben [zorgorganisatie] , [A ] , [B ] en [C ] een deel van de ontvangen PGB-gelden, waar geen geleverde zorg tegenover stond, met de budgethouders gedeeld. De rechtbank heeft bewezenverklaard dat [zorgorganisatie] , [A ] , [B ] en [C ] op deze wijze de SVB, het zorgkantoor en de zorgverzekeringsmaatschappijen hebben opgelicht voor een totaalbedrag van € 4.673.959,-.
Dat er PGB-gelden zijn gedeeld met budgethouders (of hun familieleden) blijkt uit lijsten die zijn aangetroffen tijdens een huiszoeking bij [zorgorganisatie] . Op deze lijsten, die door de opsporingsinstanties ‘verdeellijsten’ zijn genoemd, staan namen van budgethouders, bedragen en percentages vermeld. Ook zijn er zogenaamde ‘zwarte kasbestanden’ aangetroffen, waarin contante betalingen aan budgethouders zijn bijgehouden. De naam van de dochter van verdachte, [budgethouder] , komt voor op deze verdeellijsten en zwarte kasbestanden.
Vrijspraak van het ten laste gelegde
In onderhavige zaak ligt primair de vraag voor of verdachte, in samenwerking met [zorgorganisatie] , [A ] , [B ] en/of [C ] , de verschillende betrokken organisaties (de SVB, het zorgkantoor, zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of de gemeente Utrecht) heeft opgelicht. Subsidiair ligt de vraag voor of verdachte medeplichtig is geweest aan voornoemde oplichting. De rechtbank beantwoordt beide vragen ontkennend en zal verdachte vrijspreken van het primair en het subsidiair ten laste gelegde. Hieronder legt de rechtbank uit waarom.
Verdachte heeft bij zijn verhoor bij de inspectie SZW en ter zitting verklaard dat hij het PGB-budget van zijn dochter, budgethouder [budgethouder] , beheerde. Verdachte heeft verklaard dat [zorgorganisatie] gedurende de ten laste gelegde periode zorg heeft verleend aan [budgethouder] . Deze zorg bestond onder meer uit het ’s avonds en ’s nachts, in de woning waar verdachte en [budgethouder] wonen, controleren van de werking van een pomp die voor [budgethouder] van levensbelang is. Verder heeft verdachte ontkend geld van [zorgorganisatie] te hebben ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat in de administratie van [zorgorganisatie] geen documenten zijn aangetroffen waaruit blijkt dat aan [budgethouder] zorg is geleverd. Daarbij merkt de rechtbank op dat de administratie van [zorgorganisatie] over de jaren 2014-2015 ook zeer beperkt lijkt te zijn geweest.
In het dossier bevindt zich wel een opmerkelijk bericht van 4 juli 2014 waarin [A ] aan [B ] aangeeft dat hij 3000 aan [verdachte] zal geven. Dit bericht roept vragen op. Des te meer nu het genoemde bedrag van 3000 een link lijkt te hebben met de verdeellijsten. Uit de verdeellijsten volgt namelijk dat voor [verdachte] een percentage van 0,25 (25%) wordt gehanteerd. Het genoemde bedrag van 3000 komt overeen met 75% van de factuur van 28 mei 2014 ter hoogte van € 4.000,-, en nagenoeg met het bedrag van € 4.005,- dat op [geboortedatum] 2014 namens [budgethouder] op de rekening van [zorgorganisatie] is gestort.
Uit het dossier kan de rechtbank echter niet afleiden of verdachte, in het kader van de zorgovereenkomst die [budgethouder] met [zorgorganisatie] had afgesloten, daadwerkelijk financieel is bevoordeeld. De naam van [budgethouder] staat weliswaar vermeld op de digitale verdeellijsten en zwarte kasbestanden, die onderdeel vormden van de oplichting waarvoor [zorgorganisatie] , [A ] , [B ] en [C ] zijn veroordeeld, maar hieruit volgt niet dat ook verdachte bevoordeeld is. In het dossier bevindt zich een vordering tot het verstrekken van historische bankgegevens op naam van verdachte maar de analyse van de naar aanleiding van deze vordering aangeleverde gegevens bevindt zich niet in het dossier.
Hoewel het dossier dus vragen oproept, zijn die vragen naar het oordeel van de rechtbank niet van dien van aard dat getwijfeld wordt aan de verklaring van verdachte. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen spreken van het voor oplichting vereiste oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (voor het primair ten laste gelegde) dan wel opzet daarop (voor het subsidiair ten laste gelegde). De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Terstegge, voorzitter, mr. A.J. Reitsma en mr. A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juli 2025.
mr. A. Maas is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en
met 30 juni 2017 te Utrecht en/of Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en/of het zorgkantoor heeft/hebben bewogen
tot afgifte van een of meer geldbedrag(en) (ten behoeve van Persoonsgebonden
Budget), in elk geval van enig goed, te weten (een) geldbedrag(en) van (ongeveer)
187.160 euro, althans 82.480 euro, althans 58.086 euro, althans enig geldbedrag met
betrekking tot verantwoorde en/of gefactureerde zorg voor de budgethouder [budgethouder]
[budgethouder] ,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) met
voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan bovengenoemde SVB en/of
zorgkantoor voorgehouden en/of voorgewend dat [zorgorganisatie] B.V. voor het/de
(totaal) verantwoorde en/of gedeclareerde en/of gefactureerde (maand)bedrag(en)
aan zorg heeft verleend en/of zou gaan verlenen aan de budgethouder [budgethouder] ,
terwijl het voor verdachte en/of zijn mededader(s) duidelijk was dat er geen, althans
(veel) minder zorg aan de budgethouder [budgethouder] werd geleverd en/of zou worden
geleverd, en/of
(daartoe) een of meer (gewijzigde) zorgovereenkomst(en) heeft/hebben opgesteld
en/of overlegd aan de SVB en/of een of meer verantwoordingsformulier(en) en/of
een of meer declaratieformulier(en) en/of een of meer factu(u)r(en) en/of een of
meer (onderliggende) werkbrie(f)(v)(en) op naam van [budgethouder] heeft/hebben
ingediend en/of doen indienen en/of opgestuurd en/of doen opsturen bij/naar de
SVB en/of het zorgkantoor en/of (aldus) met die/dat (gewijzigde)
zorgovereenkomst(en) en/of verantwoordingsformulier(en) en/of
declaratieformulier(en) en/of factu(u)r(en) en/of (bijbehorende) werkbrie(f)(v)(en)
een Persoonsgebonden Budget op naam van [budgethouder] verantwoord en/of doen
verantwoorden en/of gedeclareerd en/of doen declareren,
waardoor de SVB en/of het zorgkantoor (telkens) zijn/ is bewogen tot het definitief
toekennen van Persoonsgebonden Budget dat bij wijze van voorschot was
uitgekeerd en/of de afgifte van het Persoonsgebonden Budget;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[zorgorganisatie] B.V. en/of (een) of ander(e) perso(o)n(en) op een of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2017 te
Utrecht en/of Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en/of het zorgkantoor heeft/hebben bewogen
tot afgifte van een of meer geldbedrag(en) (ten behoeve van Persoonsgebonden
Budget), in elk geval van enig goed, te weten (een) geldbedrag(en) van (ongeveer)
187.160 euro, althans 82.480 euro, althans 58.086 euro, althans enig geldbedrag met
betrekking tot verantwoorde en/of gefactureerde zorg voor de budgethouder M.
[verdachte] ,
immers heeft/hebben die [zorgorganisatie] B.V. en/of (een) of ander(e) perso(o)n(en)
(telkens) met voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan bovengenoemde SVB
en/of zorgkantoor voorgehouden en/of voorgewend dat [zorgorganisatie] B.V. voor
het/de (totaal) verantwoorde en/of gedeclareerde en/of gefactureerde
(maand)bedrag(en) aan zorg heeft verleend en/of zou gaan verlenen aan de
budgethouder [budgethouder] , terwijl het voor verdachte en/of die [zorgorganisatie] B.V.
en/of (een) of ander(e) perso(o)n(en) duidelijk was dat er geen, althans (veel)
minder zorg aan de budgethouder [budgethouder] werd geleverd en/of zou worden
geleverd, en/of
(daartoe) een of meer (gewijzigde) zorgovereenkomst(en) heeft/hebben opgesteld
en/of overlegd aan de SVB en/of een of meer verantwoordingsformulier(en) en/of
een of meer declaratieformulier(en) en/of een of meer factu(u)r(en) en/of een of
meer (onderliggende) werkbrie(f)(v)(en) op naam van [budgethouder] heeft/hebben
ingediend en/of doen indienen en/of opgestuurd en/of doen opsturen bij/naar de
SVB en/of het zorgkantoor en/of (aldus) met die/dat (gewijzigde)
zorgovereenkomst(en) en/of verantwoordingsformulier(en) en/of
declaratieformulier(en) en/of factu(u)r(en) en/of (onderliggende) werkbrie(f)(v)(en)
een Persoonsgebonden Budget op naam van [budgethouder] verantwoord en/of doen
verantwoorden en/of gedeclareerd en/of doen declareren,
waardoor de SVB en/of het zorgkantoor zijn/is bewogen tot het definitief toekennen
van Persoonsgebonden Budget dat bij wijze van voorschot was uitgekeerd en/of de
afgifte van het Persoonsgebonden Budget,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2017 te Utrecht en/of
Amsterdam, althans in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte, aan die [zorgorganisatie] B.V. en/of (een) ander(e)
perso(o)n(en) onder meer verstrekt:
- persoonsgegevens van de budgethouder [budgethouder] en/of
- medische gegevens van de budgethouder [budgethouder] en/of
- DigiD gegevens en/of code van de budgethouder [budgethouder] en/of
heeft hij, verdachte, actief bewerkstelligd dat de budgethouder [budgethouder] geen, althans
(veel) minder zorg van die [zorgorganisatie] zou ontvangen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht,
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten