ECLI:NL:RBMNE:2025:3621

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
16/049291-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in PGB-fraudezaak met betrekking tot zorgverzekeraars en gemeente Utrecht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2025, stond de verdachte terecht voor het medeplegen van oplichting en medeplichtigheid aan oplichting in het kader van persoonsgebonden budgetten (PGB). De zaak betreft een periode van 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2018, waarin de verdachte samen met anderen de Sociale Verzekeringsbank, zorgverzekeraar Zilveren Kruis en de gemeente Utrecht zou hebben opgelicht door middel van het indienen van valse facturen en werkbrieven. De officier van justitie vorderde een veroordeling, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.

Tijdens de zitting op 11 juni 2025 en de sluiting op 22 juli 2025, werd het standpunt van de officier van justitie en de verdediging besproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de oplichting. De verdachte had verklaard dat hij slechts als gewaarborgde hulp fungeerde op verzoek van zijn vader, die de PGB-gelden ontving. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de oplichting of dat hij hieraan had bijgedragen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging.

De benadeelde partijen, Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V., vorderden schadevergoeding, maar werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank benadrukte dat er geen bewijs was dat de verdachte zich of een ander wederrechtelijk had bevoordeeld, wat essentieel is voor een veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/049291-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juni 2025 (inhoudelijke behandeling) en 22 juli 2025 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Mahmoudi en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.H. Staring, advocaat te Arnhem, alsmede hetgeen mr. H.J. Arnold, advocaat te Leiden, namens de benadeelde partijen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V., naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2018 in Utrecht samen met anderen de Sociale Verzekeringsbank en/of het zorgkantoor en/of zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of de gemeente Utrecht heeft opgelicht voor een bedrag van € 88.995,- althans € 59.727,- althans € 31.779,- althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde zorg voor de budgethouder [budgethouder 1] en/of een bedrag van € 189.973,- althans € 104.153,- althans € 55.305,- althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde zorg voor de budgethouder [budgethouder 2] , door middel van het indienen of laten indienen van valse facturen en/of werkbrieven;
Subsidiair:in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 31 maart 2018 in Utrecht medeplichtig is geweest aan het primair ten laste gelegde door aan [zorgorganisatie] B.V. (hierna: [zorgorganisatie] ) en anderen persoonsgegevens, medische gegevens en DigiD gegevens en code van budgethouder [budgethouder 1] en/of budgethouder [budgethouder 2] te verstrekken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
[zorgorganisatie] was in de periode van 2014 tot en met begin april 2018 een Utrechtse zorgorganisatie. [A] , [B] en [C] waren werkzaam voor deze organisatie. [zorgorganisatie] had verschillende cliënten, budgethouders genoemd, die beschikten over een persoonsgebonden budget (hierna: PGB). Zowel de vader van verdachte, [budgethouder 1] en de broer van verdachte, [budgethouder 2] , waren budgethouders en cliënten van [zorgorganisatie] .
Met de vonnissen van 28 november 2019 zijn [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] door deze rechtbank veroordeeld voor fraude met PGB gelden, bestaande uit het medeplegen van valsheid in geschriften, oplichting en witwassen. [1] De valsheid in geschrifte en oplichting bestonden in de kern uit de hierna omschreven handelswijze.
Ter verkrijging van gelden uit hoofde van een PGB werden bij het zorgkantoor, de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de zorgverzekeringsmaatschappijen, zorgovereenkomsten, verantwoordingsformulieren, declaratieformulieren en facturen ingediend. Op deze documenten werd meer zorg vermeld dan door [zorgorganisatie] daadwerkelijk aan de budgethouders werd geleverd. Vervolgens hebben [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] een deel van de ontvangen PGB-gelden, waar geen geleverde zorg tegenover stond, met de budgethouders gedeeld. De rechtbank heeft bewezenverklaard dat [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] op deze wijze de SVB, het zorgkantoor en de zorgverzekeringsmaatschappijen hebben opgelicht voor een totaalbedrag van € 4.673.959,-.
Dat er PGB-gelden zijn gedeeld met budgethouders (en familieleden van budgethouders) blijkt uit lijsten die zijn aangetroffen tijdens een huiszoeking bij [zorgorganisatie] . Op deze lijsten, die door de opsporingsinstanties ‘verdeellijsten’ zijn genoemd, staan namen van budgethouders, bedragen en percentages vermeld. Ook zijn er zogenaamde ‘zwarte kasbestanden’ aangetroffen, waarin contante betalingen aan budgethouders zijn bijgehouden. De namen van de vader en de broer van verdachte, [budgethouder 1] en [budgethouder 2] , komen voor op deze verdeellijsten en zwarte kasbestanden.
Op het in de administratie van [zorgorganisatie] aangetroffen overzicht cliëntgegevens staat verdachte vermeld als contactpersoon voor zowel [budgethouder 1] als [budgethouder 2] . Daarnaast volgt uit het, eveneens in de administratie van [zorgorganisatie] aangetroffen ‘Plan van besteding van het PGB in het kader van de WMO’ dat budgethouder [budgethouder 1] verdachte heeft gemachtigd voor het beheren van zijn PGB.
Vrijspraak van het ten laste gelegde
In onderhavige zaak ligt primair de vraag voor of verdachte, in samenwerking met [zorgorganisatie] , [A] , [B] en/of [C] , de verschillende betrokken organisaties (de SVB, het zorgkantoor, zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of de gemeente Utrecht) heeft opgelicht. Subsidiair ligt de vraag voor of verdachte medeplichtig is geweest aan voornoemde oplichting. De rechtbank beantwoordt beide vragen ontkennend en zal verdachte vrijspreken van het primair en het subsidiair ten laste gelegde. Hieronder legt de rechtbank uit waarom.
Verdachte heeft in zijn schriftelijke verklaring en ter zitting verklaard dat het zijn vader is geweest die met [zorgorganisatie] in contact is gekomen. Voor het ontvangen van PGB-gelden was het vereist dat er een gewaarborgde hulp was en deze taak heeft verdachte op verzoek van zijn vader op zich genomen.
Uit het dossier komt naar voren dat de vader van verdachte, [budgethouder 1] , zijn DigiD gegevens aan [A] heeft gegeven en dat met een IP-adres dat gekoppeld is aan het kantoorpand van [zorgorganisatie] aan de [adres] in [vestigingsplaats] middels DigiD is ingelogd bij de SVB op naam van [budgethouder 1] en [budgethouder 2] . Ook wordt in een bericht van [A] aan [B] gesproken over het geven van geld aan [budgethouder 1] , omdat laatstgenoemde op vakantie gaat.
In het dossier wordt genoemd dat op de bankrekening van verdachte gestorte contanten, mogelijk afkomstig zijn van het delen van PGB-gelden. Verdachte heeft over deze stortingen verklaard dat dit geld betreft dat hij heeft gekregen op zijn bruiloft en dat hij dat geld in delen op zijn bankrekening heeft gestort. De rechtbank acht die uitleg niet onaannemelijk. Verdachte heeft deze verklaring onderbouwd met een filmpje van zijn bruiloft waarop te zien is dat hij contante geldbedragen ontvangt van de gasten.
Uit het dossier komen verder geen feiten en omstandigheden naar voren waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de oplichting volgt, anders dan dat het verdachte was die was aangemerkt als gewaarborgde hulp en die de werkbriefjes aftekende. Over dat laatste heeft verdachte verklaard dat hij dan steeds aan zijn vader vroeg of die werkbriefjes klopten. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte zag dat er zorg werd gedeclareerd die niet werd verleend. Ten aanzien van het broertje van verdachte staat vast dat hij geregeld zorg ontving in de vorm van dagbesteding. Het factureren gebeurde door [zorgorganisatie] zelf buiten het zicht van verdachte om. Concluderend had verdachte dus geen zicht op de geldstromen en bestaan er ook geen aanwijzingen dat hij contante geld bedragen aan gedeeld zorggeld ontving.
Van het voor oplichting vereiste oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (voor het primair ten laste gelegde) dan wel opzet op de medeplichtigheid daartoe (voor het subsidiair ten laste gelegde) is in het dossier onvoldoende bewijs aanwezig. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.

5.BENADEELDE PARTIJ

Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd en vorderen een bedrag van € 183.454,38. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Daarnaast hebben zij proceskosten gevorderd.
De rechtbank stelt vast dat door mr. H.J. Arnold, één vordering is ingediend waarin zowel schadebedragen zijn opgenomen die zouden zijn geleden door Zilveren Kruis Zorgverzekeringen als door Zilveren Kruis Zorgkantoor. Nu sprake is van twee verschillende rechtspersonen, zal de rechtbank de vordering behandelen alsof beide rechtspersonen elk een afzonderlijke vordering hebben ingediend.
De rechtbank zal de benadeelde partijen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen nu verdachte van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

11.BESLISSING

Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij Zilveren Kruis Zorgverzekeringen
  • verklaart Zilveren Kruis Zorgverzekeringen niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij Zilveren Kruis Zorgkantoor
  • verklaart Zilveren Kruis Zorgkantoor niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mr. A. Maas en mr. M.J. Terstegge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juli 2025.
mr. A. Maas is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en
met 31 maart 2018 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijke te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en/of het zorgkantoor en/of zorgverzekeraar
Zilveren Kruis en/of de gemeente Utrecht heeft/hebben bewogen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en)
(ten behoeve van Persoonsgebonden Budget), in elk geval van enig goed, te weten
- (een) geldbedrag(en) van (ongeveer) 88.995 euro, althans 59.727 euro, althans
31.779 euro, althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde en/of
gefactureerde zorg voor de budgethouder [budgethouder 1] en/of
- (een) geldbedrag(en) van (ongeveer) 189.973 euro, althans 104.153 euro, althans
55.305 euro, althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde en/of
gefactureerde zorg voor de budgethouder [budgethouder 2] ,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) met
voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan bovengenoemde SVB en/of
zorgkantoor en/of zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of de gemeente Utrecht voorgehouden en/of voorgewend
dat [zorgorganisatie] B.V. voor het/de (totaal) verantwoorde en/of gedeclareerde
en/of gefactureerde (maand)bedrag(en) aan zorg heeft verleend en/of zou gaan
verlenen aan de budgethouder(s) [budgethouder 1] en/of [budgethouder 2] , terwijl
het voor verdachte en/of zijn mededader(s) duidelijk was dat er geen, althans (veel)
minder zorg aan de budgethouder(s) [budgethouder 1] en/of [budgethouder 2]
werd geleverd en/of zou worden geleverd, en/of
(daartoe) een of meer (gewijzigde) zorgovereenkomst(en) heeft/hebben opgesteld
en/of overlegd aan de SVB en/of een of meer verantwoordingsformulier(en) en/of
een of meer declaratieformulier(en) en/of een of meer factu(u)r(en) en/of een of
meer (onderliggende) werkbrie(f)(v)(en) op naam van [budgethouder 1] en/of
[budgethouder 2] ingediend en/of doen indienen en/of opgestuurd en/of doen
opsturen bij/naar de SVB en/of het zorgkantoor en/of zorgverzekeraar Zilveren
Kruis en/of de gemeente Utrecht en/of (aldus) met die/dat verantwoordingsformulier(en) en/of
declaratieformulier(en) en/of zorgovereenkomst(en) en/of factu(u)r(en) en/of
(bijbehorende) werkbrie(f)(v)(en) een Persoonsgebonden Budget op naam van
[budgethouder 1] en/of [budgethouder 2] verantwoord en/of doen verantwoorden
en/of gedeclareerd en/of doen declareren,
waardoor de SVB en/of het zorgkantoor en/of zorgverzekeraar Zilveren Kruis
(telkens) zijn/ is bewogen tot het definitief toekennen van Persoonsgebonden
Budget dat bij wijze van voorschot was uitgekeerd en/of de afgifte van het
Persoonsgebonden Budget;
(art. 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[zorgorganisatie] B.V. en/of (een) of ander(e) perso(o)n(en) op een of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2018
te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijke te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en/of het zorgkantoor en/of zorgverzekeraar
Zilveren Kruis en/of de gemeente Utrecht heeft/hebben bewogen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en)
(ten behoeve van Persoonsgebonden Budget), in elk geval van enig goed, te weten
- (een) geldbedrag(en) van (ongeveer) 88.995 euro, althans 59.727 euro, althans
31.779 euro, althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde en/of
gefactureerde zorg voor de budgethouder [budgethouder 1] en/of
- (een) geldbedrag(en) van (ongeveer) 189.973 euro, althans 104.153 euro, althans
55.305 euro, althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde en/of
gefactureerde zorg voor de budgethouder [budgethouder 2] ,
immers heeft/hebben die [zorgorganisatie] B.V. en/of (een) of ander(e) perso(o)n(en)
(telkens) met voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan bovengenoemde SVB
en/of zorgkantoor en/of zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of de gemeente Utrecht voorgehouden en/of
voorgewend dat [zorgorganisatie] B.V. voor het/de (totaal) verantwoorde en/of
gedeclareerde en/of gefactureerde (maand)bedrag(en) aan zorg heeft verleend
en/of zou gaan verlenen aan de budgethouder(s) [budgethouder 1] en/of [budgethouder 2]
[budgethouder 2] , terwijl het voor verdachte en/of die [zorgorganisatie] B.V. en/of (een) of
ander(e) perso(o)n(en) duidelijk was dat er geen, althans (veel) minder zorg aan de
budgethouder(s) [budgethouder 1] en/of [budgethouder 2] werd geleverd en/of zou
worden geleverd
en/of
(daartoe) een of meer (gewijzigde) zorgovereenkomst(en) heeft/hebben opgesteld
en/of overlegd aan de SVB en/of een of meer verantwoordingsformulier(en) en/of
een of meer declaratieformulier(en) en/of een of meer factu(u)r(en) en/of een of
meer (onderliggende) werkbrie(f)(v)(en) op naam van [budgethouder 1] en/of
[budgethouder 2] ingediend en/of doen indienen en/of opgestuurd en/of doen
opsturen bij/naar de SVB en/of het zorgkantoor en/of zorgverzekeraar Zilveren
Kruis en/of de gemeente Utrecht en/of (aldus) met die/dat verantwoordingsformulier(en) en/of
zorgovereenkomst(en) en/of declaratieformulier(en) en/of factu(u)r(en) en/of
(onderliggende) werkbrie(f)(v)(en) een Persoonsgebonden Budget op naam van
[budgethouder 1] en/of [budgethouder 2] verantwoord en/of doen verantwoorden
en/of gedeclareerd en/of doen declareren,
waardoor de SVB en/of het zorgkantoor en/of zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of de gemeente Utrecht
(telkens) zijn/ is bewogen tot het definitief toekennen van Persoonsgebonden
Budget dat bij wijze van voorschot was uitgekeerd en/of de afgifte van het
Persoonsgebonden Budget,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2018 te Utrecht,
althans in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte, aan die [zorgorganisatie] B.V. en/of (een) ander(e)
perso(o)n(en) onder meer verstrekt:
- persoonsgegevens van de budgethouder(s) [budgethouder 1] en/of [budgethouder 2]
[budgethouder 2] en/of
- medische gegevens van de budgethouder(s) [budgethouder 1] en/of [budgethouder 2]
[budgethouder 2] en/of
- DigiD gegevens en/of code van de budgethouder(s) [budgethouder 1] en/of
[budgethouder 2] en/of
- heeft hij, verdachte, actief bewerkstelligd dat de budgethouder(s) [budgethouder 1]
[budgethouder 1] en/of [budgethouder 2] geen, althans (veel) minder zorg van die [zorgorganisatie]
[zorgorganisatie] zou(den) ontvangen;
(art. 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht,
art. 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art. 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten