Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de Dienst Toeslagen. Verzoekster had op 15 maart 2024 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaren tegen de definitieve beschikkingen omtrent de compensatie kinderopvangtoeslag en de tegemoetkoming opzet/grove schuld. Op 7 februari 2025 is er een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen verzoekster en verweerder. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft op 27 mei 2025 gereageerd op dit verzoek. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, wanneer het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, verweerder de proceskosten moet vergoeden. De rechtbank heeft de proceskosten van verzoekster vastgesteld op € 453,50 en het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- moet ook door verweerder worden vergoed. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van deze kosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken.