ECLI:NL:RBMNE:2025:3551

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
UTR 25/3407
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van omgevingsvergunning voor de bouw van een woning

Op 18 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning. De vergunninghouder, eigenaar van een perceel in de gemeente Stichtse Vecht, heeft een omgevingsvergunning verkregen voor de bouw van een reguliere woning, nadat de bestaande recreatiewoning was gesloopt. Verzoekers, die op een aangrenzend perceel wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen deze omgevingsvergunning en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat de bouwwerkzaamheden al waren gestart en het college nog niet op hun bezwaren had beslist.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van de vergunninghouder en het college zwaarder gewogen dan die van de verzoekers. Zij concludeerde dat er geen evidente fouten in de besluitvorming waren en dat de kans van slagen van het bezwaar van de verzoekers gering was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de woning voldoet aan de inhoudseisen van het bestemmingsplan en dat de goot- en bouwhoogte niet in strijd zijn met de geldende regels. Ook is er geen reden om de omgevingsvergunning te schorsen op basis van de esthetische bezwaren van de verzoekers, aangezien het college voldoende heeft gemotiveerd dat de woning aan de welstandscriteria voldoet.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de vergunninghouder op eigen risico verder kan gaan met de bouwwerkzaamheden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 juli 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/3407

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoeker sub 1],
[verzoeker sub 2]
allebei uit [plaats] , verzoekers
(gemachtigde: mr. E.T. de Jong),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder
(gemachtigde: mr. C. Brons).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde belanghebbende], uit [plaats] , vergunninghouder
(gemachtigde: K. Huiskens).

Inleiding

1.1.
Vergunninghouder is eigenaar van het perceel [adres 1] in [plaats] in de gemeente Stichtse Vecht (het perceel). Hij heeft de recreatiewoning die op het perceel stond inmiddels gesloopt en hij bouwt hiervoor in de plaats een reguliere woning. Om de bouw van een reguliere woning op het perceel mogelijk te maken:
- heeft de gemeenteraad van de gemeente Stichtse Vecht het bestemmingsplan ‘ [adres 1] ’ vastgesteld (het bestemmingsplan). Dit bestemmingsplan maakt nu onderdeel uit van het tijdelijk deel van het Omgevingsplan gemeente Stichtse Vecht (het omgevingsplan).
- heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken verleend (de omgevingsvergunning).
1.2.
Verzoekers wonen op het aangrenzend perceel [adres 2] , dat alleen via een toegangsweg over het perceel kan worden bereikt. Deze toegangsweg is opgenomen in het omgevingsplan met de functieaanduiding ‘ontsluiting’. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Omdat vergunninghouder ondertussen is gestart met de bouwwerkzaamheden en het college nog niet op hun bezwaren heeft beslist, hebben zij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Verzoekers hebben de voorzieningenrechter ook gevraagd een ordemaatregel te treffen tot aan de zitting van de voorzieningenrechter. Dit verzoek heeft de voorzieningenrechter afgewezen.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
  • verzoekers en de gemachtigde van verzoekers;
  • de gemachtigde van het college, zij werd vergezeld door [A] (vergunningverlener) en [B] (jurist);
  • vergunninghouder, [C] (partner van vergunninghouder) en de gemachtigde van vergunninghouder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat beoordeelt de voorzieningenrechter?
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar van verzoekers een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om de omgevingsvergunning te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekers. Daarna zal de voorzieningenrechter beoordelen of de belangen van verzoekers om de omgevingsvergunning te schorsen totdat het college op hun bezwaren heeft beslist al dan niet zwaarder moeten wegen dan de belangen van het college en vergunninghouder om de omgevingsvergunning in stand te laten. Hoe minder kans van slagen het bezwaar van verzoekers heeft, hoe minder ruimte er is voor de belangen van verzoekers.
Bezwaargronden waarover de voorzieningenrechter geen oordeel geeft
4. Op de zitting hebben verzoekers aangegeven dat zij de bezwaargronden die zij hebben aangevoerd over het niet volgen van de stappen uit de Leidraad participatie bij ruimtelijke initiatieven en over de beoordeling van het college dat geen omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit nodig is niet relevant achten voor het oordeel van de voorzieningenrechter over het verzoek om een voorlopige voorziening. Hierover zal de voorzieningenrechter in deze uitspraak geen (voorlopig) oordeel geven. Het college zal hierover in het besluit op bezwaar wel een beslissing moeten nemen.
Heeft de woning te veel inhoud?
5. Op de zitting heeft de voorzieningenrechter met partijen vastgesteld dat op de bij de omgevingsvergunning behorende tekeningen twee verschillende data staan. Dit zijn de eerste datum waarop de tekeningen zijn gemaakt en de data waarop bepaalde wijzigingen op de tekeningen zijn aangebracht. Partijen zijn het erover eens, en de voorzieningenrechter stelt ook vast, dat op de bij de omgevingsvergunning behorende tekeningen alleen de woning staat en dus geen overige bouwwerken. Er staan geen dakkapellen ingetekend en de aanbouw is op de tekeningen gearceerd aangegeven. Dit betekent dat de aanbouw en eventuele dakkappellen geen onderdeel uitmaken van de aanvraag. De kelder onder de woning maakt wel onderdeel uit van de aanvraag en hiervoor heeft het college de omgevingsvergunning ook verleend.
6. De woning mag op grond van het bestemmingsplan maximaal een inhoud hebben van 600 m3. [1]
7. Verzoekers voeren aan dat de woning boven het maaiveld al een inhoud heeft van 599 m3. Met de kelder daarbij overschrijdt het bouwplan de toegestane inhoudsmaat.
8. De voorzieningenrechter is met het college van oordeel dat voor het bepalen van de inhoud van de woning de kelder niet meetelt. De inhoud van de woning moet namelijk worden gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en de buitenzijde van het dak. [2] Tussen partijen is niet in geschil dat die inhoud binnen de maximaal toegestane inhoudsmaat blijft. De woning heeft dus niet te veel inhoud.
Wat is het peil en voldoen de goot- en bouwhoogte?
9. Verzoekers voeren aan dat onduidelijk is of de goot- en de bouwhoogte van de woning voldoen aan de daarvoor in het bestemmingsplan opgenomen maxima. Dit komt doordat niet is vermeld hoe het peil is bepaald aan de hand waarvan vervolgens de goot- en bouwhoogte kunnen worden vastgesteld.
10. Op de zitting heeft het college toegelicht dat de hoogte van de toegangsweg over het perceel als peil is aangehouden. Tussen partijen bestaat verschil van mening of dit de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang is of de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. [3] Het college kan dit in de te nemen beslissing op bezwaar verduidelijken en zo nodig herstellen. Deze gestelde onduidelijkheid is voor de voorzieningenrechter geen reden om de omgevingsvergunning te schorsen.
Is het uiterlijk van de woning in strijd met de criteria uit de welstandsnota?
11. Verzoekers voeren aan dat het uiterlijk van de woning in strijd is met artikel 3.3.3 van de Welstandsnota Stichtse Vecht 2013 (de welstandsnota) of de daarin genoemde welstandscriteria. Volgens verzoekers is namelijk de gevel waarin de voordeur wordt gerealiseerd de voorgevel. Die gevel moet op grond van de criteria in de welstandsnota naar de weg zijn gepositioneerd en dat is bij de woning niet het geval. Het college heeft deze afwijking van de welstandsnota volgens verzoekers in de omgevingsvergunning ten onrechte niet gemotiveerd.
12. Op de zitting heeft de voorzieningenrechter met partijen vastgesteld dat in de welstandsnota geen artikel 3.3.3 bestaat. De woning wordt gebouwd in het Buitengebied West en dan in het bijzonder Gebied BG2. In dit gebied geldt voor de ligging van bebouwing het welstandscriterium dat de voorgevel op de weg gericht moet zijn en deze zich moet concentreren in de ontginningslinten, met behoud van doorzichten naar het landschap.
13. Het college heeft op de zitting toegelicht dat het niet is vereist dat er een deur in de voorgevel wordt gerealiseerd. Hij verwijst daarbij naar de voorbeeldfoto die in de welstandnota onder de welstandscriteria staat. Ook bij de boerderij op die foto zit de deur niet in de voor- maar in de zijgevel. Volgens het college voldoet de woning aan de criteria uit de welstandsnota. Verzoekers hebben geen voorbeelden aangedragen waaruit blijkt dat een voordeur in de voorgevel een vereiste is en alleen dan aan de welstandscriteria wordt voldaan. Wat verzoekers hier aanvoeren geeft de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om de omgevingsvergunning te schorsen. Een eventueel motiveringsgebrek kan in het te nemen besluit op bezwaar worden hersteld.

Het respecteren van het recht van overpad en het voorkomen van overlast tijdens de bouw

14. Ten slotte voeren verzoekers aan dat het college in de omgevingsvergunning voorschriften had moeten opnemen over het respecteren van de toegangsweg waarop volgens verzoekers een recht van overpad is gevestigd en het voorkomen van overlast tijdens de bouwwerkzaamheden.
15. De omgevingsvergunning ziet op de omgevingsplanactiviteit bouwwerken, namelijk het bouwen van een woning, en dus niet op het veranderen of verplaatsen van de toegangsweg die over het perceel loopt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter geeft het feit dat de weg in het bestemmingsplan is opgenomen geen aanknopingspunt om in de omgevingsvergunning voor het naast die weg bouwen van een woning voorschriften op te nemen over die weg. Zowel het respecteren van het recht van overpad, als eventuele overlast tijdens de bouwwerkzaamheden is niet iets waar de bestreden omgevingsvergunning op ziet.
Tussenconclusie kans van slagen van het bezwaar
16. De voorzieningenrechter ziet nu geen evidente fouten in de besluitvorming en schat de kans van slagen van het bezwaar van verzoekers daarom gering.
Belangenafweging
17. Mede op basis van die tussenconclusie, weegt de voorzieningenrechter de belangen van het college en vergunninghouder die pleiten tegen het treffen van een voorlopige voorziening zwaarder dan de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen daarvan.
18. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat vergunninghouder voor eigen rekening en risico bouwt zolang de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is. Zoals het college terecht heeft aangevoerd kan de bouw zo nodig altijd weer ongedaan worden gemaakt of kunnen er aanpassingen aan de woning worden gedaan. Maar verzoekers hebben zowel in de stukken als op de zitting toegelicht dat zij helemaal niet tegen de bouw van de woning zijn. Zij vrezen echter voor overlast en aantasting van hun veiligheid tijdens de bouwwerkzaamheden, omdat mogelijk het recht van overpad naar hun achtergelegen perceel tijdens de bouwwerkzaamheden niet (voldoende) zal worden gerespecteerd en zij geluid- en stofhinder zullen hebben gedurende lange tijd. Maar dit is iets tussen partijen zelf en het is aan hen om daar eventueel afspraken over te maken. Dat is geen reden om de omgevingsvergunning te schorsen.

Conclusie en gevolgen

19. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat vergunninghouder (op eigen risico) verder mag gaan met de bouwwerkzaamheden en er geen spoedeisend belang is bij het treffen van de verzochte voorlopige voorziening. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 4.2.1 van de regels van het bestemmingsplan.
2.Artikel 2.4 van de regels van het bestemmingsplan.
3.Artikel 1, aanhef en onder peil, van de regels van het bestemmingsplan.