Op 18 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning. De vergunninghouder, eigenaar van een perceel in de gemeente Stichtse Vecht, heeft een omgevingsvergunning verkregen voor de bouw van een reguliere woning, nadat de bestaande recreatiewoning was gesloopt. Verzoekers, die op een aangrenzend perceel wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen deze omgevingsvergunning en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat de bouwwerkzaamheden al waren gestart en het college nog niet op hun bezwaren had beslist.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van de vergunninghouder en het college zwaarder gewogen dan die van de verzoekers. Zij concludeerde dat er geen evidente fouten in de besluitvorming waren en dat de kans van slagen van het bezwaar van de verzoekers gering was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de woning voldoet aan de inhoudseisen van het bestemmingsplan en dat de goot- en bouwhoogte niet in strijd zijn met de geldende regels. Ook is er geen reden om de omgevingsvergunning te schorsen op basis van de esthetische bezwaren van de verzoekers, aangezien het college voldoende heeft gemotiveerd dat de woning aan de welstandscriteria voldoet.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de vergunninghouder op eigen risico verder kan gaan met de bouwwerkzaamheden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 juli 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.