ECLI:NL:RBMNE:2025:3511

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
11275112
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrelatie en betalingsgeschil tussen Stichting Studenten Huisvesting en gedaagde

In deze zaak heeft de Stichting Studenten Huisvesting (SSH) een vordering ingesteld tegen een gedaagde die een kamer huurde. De huurrelatie is ontstaan op 1 september 2023 en beëindigd in maart 2025. SSH stelt dat er een huurachterstand is van € 180,67, terwijl de gedaagde betwist dat er nog een achterstand bestaat en claimt dat zij de huur volledig heeft betaald. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 13 mei 2025, waarbij de gedaagde via videoverbinding aanwezig was. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde nog € 8,05 moet betalen aan SSH, na verrekening van te veel betaalde huur en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde € 121,24 te veel heeft betaald, maar ook € 108,86 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 20,43 aan wettelijke rente verschuldigd is. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.019,38, die de gedaagde ook moet betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11275112 \ UC EXPL 24-5739 RJ/58605
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van
STICHTING STUDENTEN HUISVESTING,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: SSH,
gemachtigde: mr. A.Y. Lai,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 oktober 2024;
- de conclusie van antwoord van 31 oktober 2024;
- de conclusie van repliek tevens akte vermindering van eis van 27 november 2024 met producties 9 tot en met 11;
- de e-mail van [gedaagde] van 5 februari 2025, aan te merken als conclusie van dupliek, met bijlage;
- de akte vermindering eis van SSH van 8 mei 2025 met producties 12 en 13.
1.2.
Op 13 mei 2025 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij was aan de zijde van SSH mr. A.Y. Lai aanwezig. [gedaagde] was aanwezig via een videoverbinding.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat het vonnis in deze zaak vandaag wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft vanaf 1 september 2023 een kamer van SSH gehuurd voor een maandelijkse huurprijs van laatstelijk € 618,16. De overeenkomst is in maart 2025 beëindigd. SSH stelt dat sprake is (geweest) van een huurachterstand en wil, na vermindering van eis, dat [gedaagde] nog € 180,67 aan haar betaalt. [gedaagde] is het niet met de vordering van SSH eens en stelt dat zij (inmiddels) de huurachterstand volledig heeft betaald. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] nog € 8,05 aan SSH moet betalen en de proceskosten.

3.De beoordeling

De huurachterstand
3.1.
Ten tijde van de dagvaarding (19 augustus 2024) stond volgens SSH in totaal een bedrag van € 1.519,88 open. Dit bedrag bestond uit huurtermijnen tot en met augustus 2024, vermeerderd met incassokosten en rente (van samen € 129,29) en verminderd met tussentijdse betalingen. Kort na de dagvaarding heeft [gedaagde] nog enkele betalingen verricht. Volgens SSH stond er ten tijde van de conclusie van repliek (27 november 2024) nog een totaalbedrag open van € 301,91. In haar laatste akte stelt SSH dat, na de laatste betaling door [gedaagde] , in maart 2025 sprake was van een door haar te veel betaald bedrag aan huur van € 121,24. SSH stelt zich op het standpunt dat dit bedrag in mindering moet worden gebracht op het openstaande bedrag ten tijde van de conclusie van repliek. SSH vordert na eisvermindering daarom nog € 180,67 (€ 301,91 - € 121,24). [gedaagde] erkent dat er een betalingsachterstand heeft bestaan, maar stelt zich op het standpunt dat zij inmiddels alles heeft betaald. De kantonrechter overweegt als volgt.
3.2.
De kantonrechter begrijpt de stelling van SSH aldus dat het te veel betaalde ziet op de periode van september 2024 tot en met maart 2025 en dat daarnaast de achterstand tot en met augustus 2024 is blijven bestaan. Dat kan zo zijn maar dit maakt de vordering voor een huurder wel erg moeilijk te volgen. Een “voorstand” houdt immers in dat er geen bedrag aan achterstallige huurtermijnen meer openstaat, maar dat er juist te veel is betaald. Dat er geen huurachterstand meer bestaat, heeft SSH zelf ook aan [gedaagde] bevestigd in een verklaring van goed huurderschap van 28 januari 2025 die zij bij haar conclusie van dupliek heeft ingebracht. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] daarom ervan uit mocht gaan dat in maart 2025 de volledige huur betaald was en dat zij daarnaast € 121,24 (die door SSH in mindering is gebracht omdat [gedaagde] niet de hele maand maart 2025 heeft gehuurd) te veel heeft betaald. De kantonrechter volgt de berekening van SSH daarom niet maar gaat uit van een te veel betaald bedrag aan huur van € 121,24. De conclusie is daarom dat er geen huurachterstand meer bestaat. Er is dan ook geen bedrag aan huurachterstand meer toewijsbaar.
De buitengerechtelijke incassokosten
3.3.
SSH vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Tussen partijen is niet in geschil dat er een huurachterstand heeft bestaan en SSH buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht. Dat betekent dat SSH mogelijk aanspraak kan maken op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. SSH heeft aan [gedaagde] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. SSH heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. Omdat SSH geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Daarom kan het gevorderde bedrag van € 108,86 in beginsel worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal ook worden toegewezen. Omdat SSH niet heeft gesteld dat de schade (de buitengerechtelijke incassokosten) al eerder dan op de datum van de dagvaarding is geleden, zal de gevorderde rente worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
De wettelijke rente
3.4.
SSH vordert wettelijke rente. De wettelijke rente bedraagt volgens SSH tot
13 augustus 2024 € 20,43. Dit bedrag is door [gedaagde] niet betwist en in beginsel toewijsbaar. De wettelijke rente vanaf de respectieve data dat [gedaagde] daarna in verzuim is (geweest) met de betaling van de huurtermijnen zal, als onweersproken, eveneens worden toegewezen. Voor zover SSH ook rente over de tot en met augustus 2024 verschenen rente vordert, wordt dit afgewezen.
Conclusie
3.5.
[gedaagde] heeft € 121,24 te veel aan huur betaald. Daartegenover staat dat zij € 108,86 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 20,43 aan wettelijke rente aan SSH moet betalen. Dat betekent dat [gedaagde] , na verrekening, nog € 8,05 (€ 108,86 + € 20,43 - € 121,24) aan SSH moet betalen. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Proceskosten
3.6.
Hoewel een deel van de vordering wordt afgewezen en [gedaagde] na de dagvaarding meerdere betalingen heeft gedaan, is SSH wel terecht tot dagvaarding overgegaan. Gebleken is immers dat zij een vordering op [gedaagde] had die niet werd betaald. Weliswaar zijn er verschillende betalingsregelingen afgesproken, maar [gedaagde] kwam die niet altijd (op tijd) na. Ondanks dat de kantonrechter begrip heeft voor de moeilijke situatie waar [gedaagde] in zit en in heeft gezeten, is het haar verantwoordelijkheid om te zorgen dat zij haar huur (op tijd) betaalt en zij betalingsregelingen (op tijd) nakomt. Omdat [gedaagde] grotendeels in het ongelijk is gesteld, moet zij de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van SSH worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.019,38
Uitvoerbaar bij voorraad
3.7.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan SSH te betalen een bedrag van € 8,05,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan SSH te betalen de wettelijke rente over € 108,86 vanaf 19 augustus 2024,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan SSH te betalen de vanaf 13 augustus 2024 verschenen wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de vervallen huurtermijnen, vanaf de dag waarop elk bedrag verschuldigd was tot de dag waarop alles is betaald, waarbij rekening wordt gehouden met de door [gedaagde] tussentijds gedane betalingen,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.019,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.