ECLI:NL:RBMNE:2025:348

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
UTR24/7865
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake machtiging tot binnentreden woning

Op 28 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak UTR 24/7865, waarin verzoekers een voorlopige voorziening hebben aangevraagd tegen de ‘Machtiging tot binnentreden woning’ die door de burgemeester van Almere was afgegeven op 21 november 2024. Verzoekers, die hun woon- en bedrijfsadres willen beschermen tegen ongefundeerde beschuldigingen, stelden dat er sprake was van onverwijlde spoed die een voorlopige voorziening vereiste.

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van onverwijlde spoed. De machtiging tot binnentreden was op het moment van indiening van het verzoek op 25 november 2024 reeds verlopen, waardoor verzoekers geen belang meer hadden bij hun verzoek. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen zitting nodig was om dit te beoordelen.

De uitspraak houdt in dat het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen en dat het college geen proceskosten of griffierecht hoeft te vergoeden. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7865

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats] , verzoekers

en

de burgemeester van de gemeente Almere

(gemachtigde: mr. B. de Haan).

Inleiding

1. Verzoekers hebben verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij het niet eens zijn
met de ‘Machtiging tot binnentreden woning’, die de burgemeester op 21 november 2024 heeft afgegeven.
2. Verzoekers voeren aan dat zij hun woon- en bedrijfsadres willen beschermen tegen
verdere ongefundeerde beschuldigingen en inbreuken

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. De voorzieningenrechter vindt dat in dit geval geen sprake is van onverwijlde spoed. De ‘Machtiging tot binnentreden woning’ is afgegeven op 21 november 2024 en was van kracht op die dag en de drie daarop volgende dagen. Op het moment dat het verzoek om een voorlopige voorziening op 25 november 2024 werd ingediend, was de machtiging dus niet meer van kracht. Dat betekent dat verzoekers geen belang hebben bij hun verzoek. De conclusie is dan dat er geen enkel (spoedeisend belang) is. Dit is zo duidelijk, dat daarvoor geen zitting bij de voorzieningenrechter nodig is.

Conclusie en gevolgen

4. Het verzoek om een voorlopige voorziening is kennelijk ongegrond en de
voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Het college hoeft geen proceskosten of griffierecht te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.