ECLI:NL:RBMNE:2025:3467

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
11727644
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurachterstand en ontruiming van bedrijfsruimte

In deze zaak, die op 22 juli 2025 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door [eisers c.s] tegen [gedaagde sub 2] en andere gedaagden. [Eisers c.s] verhuurt een bedrijfsruimte aan [gedaagde sub 2], die een huurachterstand heeft laten ontstaan van vijf maanden. [Eisers c.s] vordert ontruiming van de bedrijfsruimte en betaling van de huurachterstand, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vorderingen van [eisers c.s], aangezien de huurachterstand steeds verder oploopt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat alleen [gedaagde sub 2] als huurder kan worden aangesproken, terwijl de vorderingen tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] zijn afgewezen, omdat zij geen contractspartijen zijn. De kantonrechter heeft [gedaagde sub 2] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 12.100,00, de wettelijke rente en de lopende huur tot de ontruiming. Tevens is [gedaagde sub 2] veroordeeld om de bedrijfsruimte binnen veertien dagen te ontruimen en de proceskosten van [eisers c.s] te betalen, die zijn begroot op € 1.560,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11727644 \ MV EXPL 25-88
Vonnis in kort geding van 22 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
te [plaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers c.s] ,
gemachtigde: N.F. Hijlkema, werkzaam bij De Huurdokters,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
te [plaats 2] ,
hierna afzonderlijk te noemen [gedaagde sub 1] ,
vertegenwoordigd door haar vennoten zijnde gedaagden sub 2 en 3,
2.
[gedaagde sub 2] ,
te [plaats 3] ,
hierna afzonderlijk te noemen [gedaagde sub 2] ,
procederend in persoon,
3.
[gedaagde sub 3],
te [plaats 3] ,
hierna afzonderlijk te noemen [gedaagde sub 3] ,
procederend in persoon,
gedaagde partijen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 17 juni 2025;
- de mondelinge behandeling van 8 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eisers c.s] verhuurt een bedrijfsruimte aan [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 2] heeft een huurachterstand laten ontstaan. [eisers c.s] wil dat de bedrijfsruimte wordt ontruimd en de huurachterstand wordt betaald, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter zal de meeste vorderingen toewijzen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dat oordeel komt.

3.De beoordeling

[eisers c.s] heeft een spoedeisend belang
3.1.
Van een spoedeisend belang van [eisers c.s] bij zijn vorderingen is voldoende gebleken, omdat onweersproken vaststaat dat er een huurachterstand van vijf maanden is ontstaan en de huurachterstand steeds verder oploopt.
Alleen [gedaagde sub 2] is huurder. De vorderingen tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] worden afgewezen
3.2.
[eisers c.s] heeft [gedaagde sub 1] en haar vennoten [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gedagvaard. In de huurovereenkomst is enkel de heer [gedaagde sub 2] als huurder opgenomen, handelend onder de naam [gedaagde sub 1] (een eenmanszaak). Dit betekent dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] geen contractspartijen zijn. Alle aanmaningen en de betalingsregeling zijn door [eisers c.s] ook enkel naar [gedaagde sub 2] gestuurd. Dat de eenmanszaak van [gedaagde sub 2] inmiddels is uitgeschreven uit het handelsregister en per 1 mei 2025 [gedaagde sub 1] is opgericht, betekent nog niet dat die partij contractspartij is geworden. De conclusie is dat de vorderingen tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] worden afgewezen.
[gedaagde sub 2] moet de huurachterstand betalen
3.3.
[eisers c.s] heeft betaling van een betalingsachterstand van € 12.100,00 gevorderd, berekend tot en met de maand juni 2025. De maandelijkse huur bedraagt 2.420,00 inclusief btw. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eisers c.s] ten onrechte de betaling van de huur van februari niet heeft meegenomen. Maar ook gebleken is dat de huur van juli niet is betaald. Dit betekent dat onderaan de streep de huurachterstand € 12.100,00 bedraagt, berekend tot en met de maand juli 2025. De kantonrechter zal [gedaagde sub 2] veroordelen om dit bedrag aan [eisers c.s] te betalen.
3.4.
[eisers c.s] vordert ook de wettelijke rente over de huurachterstand tot en met juni 2025 en wel vanaf de datum van de dagvaarding (17 juni 2025). Deze vordering is op de wet gegrond en door [gedaagde sub 2] niet betwist en daarom toewijsbaar.
3.5.
[eisers c.s] vordert ook betaling van de lopende huur tot de datum waarop [gedaagde sub 2] de bedrijfsruimte daadwerkelijk heeft ontruimd. Deze vordering wordt toegewezen vanaf augustus 2025.
[gedaagde sub 2] moet het bedrijfspand ontruimen
3.6.
Er is een huurachterstand van vijf maanden. Deze achterstand is zo groot dat van [eisers c.s] niet kan worden verlangd dat hij de huurovereenkomst laat voortduren. Voldoende aannemelijk is dat de rechter de huurovereenkomst in een bodemprocedure vanwege deze huurachterstand zal ontbinden. Het is daarom gerechtvaardigd om vooruitlopend daarop de ontruiming in dit kort geding toe te wijzen.
3.7.
Dit betekent dat [gedaagde sub 2] de bedrijfsruimte moet verlaten en leeg en netjes moet achterlaten. Hij krijgt hiervoor 14 dagen de tijd. Deze termijn gaat in vanaf het moment dat dit vonnis aan hem door de deurwaarder is bezorgd.
[gedaagde sub 2] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.8.
[eisers c.s] heeft een bedrag van € 878,46 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [eisers c.s] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
[gedaagde sub 2] moet de proceskosten betalen
3.9.
[gedaagde sub 2] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [eisers c.s] betalen. De proceskosten van [eisers c.s] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
150,00
- griffierecht
732,00
- salaris gemachtigde
543,00
(kanton-KG - eenvoudig)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.560,00
3.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.11.
Omdat de vorderingen tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] worden afgewezen, moet [eisers c.s] de proceskosten van deze partijen betalen. De proceskosten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] worden begroot op € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten in verband met het bijwonen van de mondelinge behandeling door [gedaagde sub 3] . De nakosten worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om aan [eisers c.s] te betalen:
  • € 12.100,00 aan huurachterstand berekend tot en met de maand juli 2025;
  • de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 9.680,00 vanaf
  • € 2.420,00 per maand vanaf augustus 2025 tot en met het einde van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden;
  • € 878,46 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om de bedrijfsruimte aan de [adres] te [plaats 2] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan haar toebehoren en niet aan [eisers c.s] , en om deze bedrijfsruimte met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eisers c.s] te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 2] in de proceskosten van [eisers c.s] van € 1.560,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde sub 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.4.
veroordeelt [gedaagde sub 2] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
veroordeelt [eisers c.s] hoofdelijk in de proceskosten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers c.s] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.
45353