ECLI:NL:RBMNE:2025:3461

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/5881
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing omgevingsvergunning voor wijziging bedrijfswoning naar reguliere bewoning

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 2 juli 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eisers om een omgevingsvergunning te verlenen voor het wijzigen van het gebruik van hun bedrijfswoning naar reguliere bewoning behandeld. Eisers zijn het niet eens met de afwijzing van hun aanvraag, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde op 11 januari 2024 is afgewezen. Het college heeft bij het bestreden besluit van 31 juli 2024 de afwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft op 20 juni 2025 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college de omgevingsvergunning terecht heeft geweigerd. De rechtbank stelt vast dat reguliere bewoning in strijd is met het geldende bestemmingsplan, dat enkelbestemming 'recreatie' kent. Het college heeft beleidsruimte om al dan niet af te wijken van het bestemmingsplan en heeft in dit geval besloten om niet af te wijken, omdat het de recreatieve functies puur recreatief wil houden. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in dit geval niet in het voordeel van eisers had moeten uitvallen, ook niet gezien de voorgeschiedenis van de locatie.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en ook geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5881

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] , uit [plaats] ;

[eiser 2], uit [plaats] ,
eisers
(gemachtigde: mr. M.A. de Boer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde

(gemachtigde: J. Geens).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eisers om aan hen een omgevingsvergunning te verlenen voor het wijzigen van het gebruik van hun bedrijfswoning naar reguliere bewoning op het perceel [adres] te [plaats] (het adres). Eisers zijn het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voeren daartoe beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. Eisers krijgen geen gelijk. Het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eisers hebben een aanvraag ingediend voor het wijzigen van het gebruik van hun bedrijfswoning naar reguliere bewoning. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 11 januari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 31 juli 2024 op het bezwaar van eisers is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, vergezeld door dhr. [naam] , de gemachtigde van eisers, vergezeld door de ruimtelijk adviseur [adviseur] , en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Aan welke regels moet de rechtbank het besluit toetsen?
Wabo of omgevingswet?
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat op 1 januari 2024 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de aanvraag om de omgevingsvergunning vóór die datum is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Regels uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
4. Uit artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo volgt dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
4.1 Op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo kan de omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik van een bestemmingsplan slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien sprake is van een:
- binnenplanse afwijking (onder 1˚);
- een (kruimel)geval in de zin van artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (onder 2˚);
- grote buitenplanse afwijking, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat (onder 3˚).
4.2
Het college heeft de keuze om al dan niet gebruik te maken van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Het college heeft bij die keuze beleidsruimte en moet daarbij de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht en of het college in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om de gevraagde omgevingsvergunning al dan niet te verlenen. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Beoordeling van de beroepsgrond van eisers
5. Op de zitting zijn de ingediende beroepsgronden aan de orde gekomen en is besproken dat de redenen waarom zij het niet eens zijn met het bestreden besluit neerkomen op wat de rechtbank hierna onder 6 en 7 bespreekt.
6. Eisers zijn het er mee eens dat reguliere bewoning in strijd is met het geldende bestemmingsplan en dat zij niet beschikken over een omgevingsvergunning waarmee zij de bedrijfswoning regulier mogen bewonen. Om die reden hebben zij de omgevingsvergunning aangevraagd. Eisers kunnen alleen niet volgen waarom het college geen gebruik heeft willen maken van de afwijkingsbevoegdheid. Eisers hebben namelijk een ruimtelijke onderbouwing overgelegd waarin de conclusie wordt getrokken dat er geen bezwaren zijn tegen het plan. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat reguliere bewoning op grond van het geldende bestemmingsplan niet is toegestaan. Op het adres is het bestemmingsplan ‘Haven- en strandgebied’ van toepassing. Op grond van het bestemmingsplan geldt de enkelbestemming ‘recreatie’. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar het onder punt 4.2 vermelde toetsingskader, dat het college beleidsruimte heeft om wel of niet af te wijken van het bestemmingsplan. In dit geval heeft het college gekozen om niet af te wijken, omdat het college recreatieve functies puur recreatief wil houden en niet wil mengen met reguliere bewoning. Nog los van de vraag of wordt voldaan aan de richtafstanden, kan de rechtbank het standpunt volgen dat het onwenselijk is als een reguliere woning wordt toegestaan in een jachthaven en vlak naast een camping. Dat eisers op dit moment ook eigenaar zijn van de jachthaven en de camping maakt dit niet anders. De camping of de jachthaven kunnen namelijk verkocht worden aan derden en na vergunningverlening kan ook iedereen op het adres wonen.
7. Eisers voeren daarnaast aan dat het college ook de voorgeschiedenis moet meewegen. Eisers wonen al meer dan 30 jaar op deze locatie en hebben veel inspanningen geleverd om van de [locatie] te maken wat het nu is. Zij willen vanwege persoonlijke en financiële redenen op deze locatie blijven wonen. Het college heeft gelet hierop de gevraagde omgevingsvergunning niet in redelijkheid kunnen weigeren. De rechtbank heeft begrip voor de wens van eisers, maar stelt vast dat uit de stukken [1] juist volgt dat in het verleden steeds alleen toestemming is gegeven voor bewoning die ten dienste staat van het bedrijf. Uit de stukken volgt niet dat permanente bewoning is toegestaan, integendeel. Het college heeft daar in het verleden heel duidelijk over gecommuniceerd en eisers hebben dus al die tijd kunnen weten dat het niet de bedoeling is dat zij daar regulier zouden gaan wonen. De rechtbank concludeert dat het verleden dus ook geen reden vormt waarom de belangenafweging in het voordeel van eisers had moeten uitvallen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. Eisers krijgen geen gelijk. Zij krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de omgevingsvergunning van 10 november 2014 met documentnummer 14U0012136, de brief van 3 januari 2000 inzake het vervangen van de woonboot en de brief van 15 juni 1992 over de tijdelijke oplossing voor de huisvestigingsbehoefte van de desbetreffende havenmeester.