In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 17 maart 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank Midden-Nederland had eerder, op 30 april 2024, een beroep van eiseres gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om uiterlijk 19 juni 2024 een besluit op bezwaar te nemen. Echter, de Dienst Toeslagen heeft tot op heden geen besluit genomen, wat aanleiding gaf voor eiseres om opnieuw beroep in te stellen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken en dat de Dienst Toeslagen nog steeds geen beslissing heeft genomen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de Dienst Toeslagen op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank overweegt dat de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen en verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat een nadere beslistermijn van zestig weken na het verstrijken van de wettelijke termijn realistisch is. In dit geval is de beslistermijn verstreken op 21 juli 2023, en de rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen uiterlijk twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 51,- moet door de Dienst Toeslagen worden vergoed.