ECLI:NL:RBMNE:2025:344

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
16/086178-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige neef

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn minderjarige neefje. De verdachte is veroordeeld voor drie feiten van seksueel misbruik die zich over een periode van zeven jaar hebben afgespeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 12 juli 2016 tot 1 september 2016 zijn neefje, dat toen 10 jaar oud was, seksueel heeft binnengedrongen. Daarnaast heeft hij in de periode van 12 juli 2020 tot 12 juli 2021 ontuchtige handelingen gepleegd met zijn neefje, dat toen 14 jaar oud was. Tot slot heeft de verdachte in de periode van 1 april 2023 tot 15 april 2023 een afbeelding van seksuele aard van zijn neefje vervaardigd, die toen 16 jaar oud was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, volledig toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 6.500,- is opgelegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer benadrukt, evenals de noodzaak van een zwaardere straf dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/086178-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. M. Kamper en van wat verdachte en zijn raadsman mr. N. Hannaart, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van wat mr. F.H. van der Pol, advocaat te Almere, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
primair
in de periode van 12 juli 2016 tot 1 september 2016 in Lelystad met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ;
subsidiair
in de periode van 12 juli 2016 tot 1 september 2016 in Lelystad met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
feit 2
in de periode van 12 juli 2020 tot 12 juli 2021 in Lelystad met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
feit 3
in de periode van 1 april 2023 tot 15 april 2023 in Lelystad een afbeelding van seksuele aard van [slachtoffer] heeft vervaardigd.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen [1]
1. [slachtoffer] heeft op 25 juli 2023 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte [2] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Tegen wie doe je aangifte?A: Tegen mijn neef, [verdachte] . Hij is geboren op [1992] . Zijn roepnaam is [verdachte] . Ze noemen hem ook wel [verdachte] .
V: Waar doe je aangifte van?A: Seksueel misbruik bij een minderjarige, waar ik niets aan kon doen en ook niet wou.
V: Wanneer of in welke periode is dat gebeurd?A: In de zomervakantie, we waren vrij uit school. Ik weet het jaar niet uit mijn hoofd. Ik was toen 10 jaar oud. Dat was de eerste handeling.
1e incident
V: Vertel eens alles over het eerste incident.
A: Dat was in de zomervakantie. Mijn neef zei we gaan naar boven. Ik zat op zijn bed in zijn slaapkamer en hij zocht in zijn kamer naar een spelletje. Hij vroeg mij of ik de trend kende van social media, dat je geblinddoekt een product moest proeven of ruiken. Ik zei dat ik dat kende. Hij zei laten we dat doen. Hij deed mij de blinddoek om, wat strakker dan de eerste keer. Hij zei dat ik moest knielen op het laminaat en hij deed het licht uit. Hij vroeg of ik nog wat kon zien. Hij controleerde de blinddoek nog een keer. Ik denk, ik voelde, het was gewoon mijn instinct, dat hij zijn broek uittrok. Ik denk dat hij zijn eikel uit zijn broek haalde. Hij wilde dat ik ging likken. Ik proefde iets wat ik nooit eerder had geproefd. Ik deed mijn tong uit mijn mond en ik likte niet. Hij zei lik eens. Ik voelde iets wat ik niet kende. Hij zei bijt eens. Ik beet met mijn voortanden. Ik voelde toen ook harde haren in mijn gezicht. Dat vond ik wel vreemd.
V: Wat dacht jij dat het was?
A: Ik dacht dat het zijn geslachtsdeel was. Ik geloofde dit niet, ik kon mij er niets bij voorstellen. Ik deed mijn blinddoek af en kon toen niet zoveel zien, doordat het licht uit was. Ik deed het licht aan. Ik zag toen dat mijn neef daar stond en zijn broek heel onhandig had. Ik zag dat hij zijn broek omhoog deed. Ik zie hem daar staan in een onhandige houding. Ik zag dat hij met zijn handen zijn broeksband vast had. Hij probeerde mij te laten geloven dat het anders was, hij vroeg aan mij wat denk jij dan wat het was. Ik was overstuur en moest nadenken, toen vroeg hij door wat dacht jij dan dat het was. Ik kon niet praten, ik was overstuur. Hij gaf mij zijn telefoon, zodat ik kon typen wat ik dacht wat er was gebeurd. Ik heb in de app notities geschreven dat ik dacht dat hij zijn piemel in mijn mond had gedaan. Ik was toen in tranen ik begon te huilen. Ik was overstuur.
2. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 29 januari 2025 verklaard:
Ik kan mij vinden in de verdenking. Het klopt dat ik in de periode van 12 juli 2016 tot
1 september 2016 mijn penis tegen de tong van aangever heb gehouden. Ik had hem eerst geblinddoekt. Ik liet hem meerdere producten proeven en daarna haalde ik mijn penis uit mijn broek en drukte hem in zijn mond. Ik heb met mijn penis zijn tong geraakt. Het was mijn eigen idee om dit te doen. Aangever was toen 10 jaar oud en ik was 24 jaar oud.
Bewijsoverweging
Aangever heeft verklaard dat hij op de penis van verdachte heeft gebeten. De rechtbank gaat er daarom ook vanuit dat de penis van verdachte in elk geval gedeeltelijk in de mond van aangever is geweest, zodat sprake is geweest van seksueel binnendringen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van aangever die destijds tien jaar oud was. De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Bewijsmiddelen
1. [slachtoffer] heeft op 25 juli 2023 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte met bijlage [3] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Tegen wie doe je aangifte?A: Tegen mijn neef, [verdachte] . Hij is geboren op [1992] . Zijn roepnaam is [verdachte] . Ze noemen hem ook wel [verdachte] .
V: Waar doe je aangifte van?A: Seksueel misbruik bij een minderjarige, waar ik niets aan kon doen en ook niet wou.
V: Wanneer of in welke periode is dat gebeurd?A: De tweede keer was ik 13 of 14 jaar oud. Ik denk 14 jaar oud. Dat was niet in de zomervakantie. Dat was gewoon tijdens een weekend logeren. Het was mogelijk in de lente of de herfst.
2e incidentV: Vertel eens alles over het tweede incident.A: Het was vier jaar later. Ik heb er vier jaar meegezeten met de eerste keer. Ik ging weer bij hem logeren en ik dacht ik daar weer film kon kijken. Ik dacht ik ben vier jaar ouder en hij kan mij niets meer maken. Ik kwam daar binnen beneden. Mijn tante wees mij een bed aan op zolder. Het ging om een twee persoons bed. Toen ik ging slapen, heb ik mijn tanden gepoetst, ben ik gaan douchen en dan naar bed toe. Op dat moment kwam mijn neef naar boven. Ik heb er maar een, het gaat om [verdachte] .
We gingen film kijken op zijn laptop. Wij gingen op ons buik liggen op bed naast elkaar op het tweepersoonsbed. Hij heeft de laptop uit gedaan en we gingen slapen. We lagen samen in bed te slapen. Ik voelde mij heel slaperig, ik weet niet meer hoe laat het was. Ik was half slapend. Ik voelde dat hij aan mijn geslachtsdeel zat. Hij zat in mijn geslachtsdeel te knijpen. Ik wist wel wat er gebeurde, ik was half in slaap. Ik was in shock, ik kon niet geloven dat het weer gebeurde. Ik zei, hardop, stop het doet pijn. Het was heel kort en hij stopte er meteen mee. Mogelijk dat hij zich betrapt voelde en hij deed net of hij in slaap was. Ik was nog niet goed wakker. Hij deed heel snel zijn hand weg.
V: Hoe deed je neef dat, dat knijpen in je geslachtsdeel. Deed hij dat op, in of tussen jouw kleding?A: Volgens mij op de huid, ik moet daar over nadenken. Ja het was op mijn huid.
V: Dus hij zat met zijn hand in jouw broek en onderbroek?A: Ja.
V: Hoe lang heeft het geduurd dat jij wakker wordt en dat jij zegt stop?A: Niet langer dan een minuut. Ik denk 30 seconden.
O: Je vertelde in het informatief gesprek en zojuist dat er een WhatsApp-gesprek is tussen je vader en [verdachte] waarin [verdachte] toegegeven zou hebben wat hij heeft gedaan.V: Is dat whatsappgesprek er nog?A: Ik heb via mijn vaders telefoon naar mijn telefoon geëxporteerd. Ik heb het hele gesprek geknipt en geplakt in mijn telefoon gezet. In het gesprek is mijn neef [verdachte] en mijn vader is [A] . Het gesprek begint op 15 april 2023.O: Dit gesprek is naar ons gemaild en zal bij dit proces-verbaal als bijlage worden gevoegd.
2.
Bijlage [4] bij het onder bewijsmiddel 1 genoemde proces-verbaal van aangifte inhoudende een WhatsApp-gesprek tussen verdachte en de vader van aangever, [A] bevat voor zover hier van belang – zakelijk weergegeven – de volgende teksten:
18-04-2023 12:07 - [A] : Ik wil van jou weten wat je allemaal (echt alles) wat je met hem hebt gedaan van af toen hij nog heel klein was
18-04-2023 12:13 - [A] : Ik heb mijn kinderen niet kunnen beschermen
18-04-2023 12:36 - [verdachte] : De andere was hij misschien 14, toen keken we film en ik raakte hem ongewenst aan.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft op zitting ontkend dat hij het geslachtsdeel van aangever heeft betast en/of erin heeft geknepen. Volgens hem heeft hij, omdat hij geïrriteerd was, aangever geslagen en hem daarbij op zijn billen geraakt. De verklaring van aangever dat verdachte hem bij die gelegenheid onverhoeds in zijn penis had geknepen, vindt echter steun in het WhatsApp-gesprek dat tussen verdachte en de vader van aangever heeft plaatsgevonden.
In dit gesprek confronteerde de vader verdachte ook met de andere twee ten laste gelegde feiten. In die context kan de opmerking van verdachte dat hij aangever ongewenst heeft aangeraakt moeilijk anders worden gezien dan een bevestiging van de verklaring van aangever. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het slachtoffer aan zijn penis heeft betast toen die veertien jaar oud was.
Feit 3
Bewijsmiddelen
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het feit bekend. De raadsman heeft hiervoor geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2025;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 juli 2023, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1, primair
in de periode van 12 juli 2016 tot 1 september 2016 in de gemeente Lelystad, met [slachtoffer] , geboren op [2006] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een handeling heeft gepleegd, die bestond uit of mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] ;
feit 2
in de periode van 12 juli 2020 tot 12 juli 2021 in de gemeente Lelystad, met [slachtoffer] , geboren op [2006] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van en knijpen in de penis van die [slachtoffer] ;
feit 3
in de periode van 1 april 2023 tot 15 april 2023 in de gemeente Lelystad, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer] ,
een afbeelding van seksuele aard, te weten een video, waarop te zien is dat die [slachtoffer] naakt is en het ontblote geslachtsdeel van die [slachtoffer] te zien is, heeft vervaardigd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1, primair
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
feit 3
opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 52 weken, waarvan een gedeelte van 51 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat verdachte met zichzelf aan de slag is gegaan. Verdachte heeft op eigen initiatief hulp gezocht en krijgt sinds 19 december 2023 wekelijks twee uur lang behandeling. Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank verzocht om rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte een goede baan heeft en hij recent een woning heeft gekocht. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht om verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij een onvoorwaardelijke taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zijn minderjarige neefje in een periode van ongeveer zeven jaren drie keer seksueel misbruikt. In 2016 heeft verdachte zijn geslachtsdeel door zijn neefje die toen 10 jaar oud was laten likken en erin laten bijten. In 2020 heeft verdachte het geslachtsdeel van zijn neefje die toen 14 jaar oud was aangeraakt en daarin geknepen. In 2023 heeft verdachte een opname gemaakt van zijn neefje die toen 16 jaar oud was in de badkamer terwijl hij aan het douchen was. Het slachtoffer vertrouwde verdachte, kwam graag bij zijn familie over de vloer en zag verdachte als een grote broer. Juist omdat hij bang was dat dit invloed zou hebben op de familiebanden, durfde het slachtoffer al die jaren niets te zeggen. Ook was hij bang dat niemand hem zou geloven. Dit moet een zware last op de schouders van het slachtoffer zijn geweest, zo blijkt ook uit zijn aangifte en uit zijn slachtofferverklaring. Dit alles heeft verdachte met zijn gedrag veroorzaakt en ook al die jaren in stand gehouden. Verdachte heeft op zitting volgehouden dat zijn handelingen niet seksueel getint waren en dat hij vanuit irritatie of om een andere reden zo zou hebben gehandeld. Dit vindt de rechtbank onaannemelijk. Hieruit leidt de rechtbank ook af dat verdachte zijn eigen rol in de situatie en daarmee de ernst van de feiten onvoldoende onder ogen ziet. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer en diens veiligheidsgevoel aangetast.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 19 december 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld;
  • een reclasseringsrapport ten behoeve van de rechtszitting van 19 juni 2024, opgemaakt door reclasseringswerker M. van Norde van Reclassering Nederland,
Reclasseringsrapport
De reclassering adviseert om bij een bewezenverklaring aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig. Volgens de reclassering kan een (lange) proeftijd als stok achter de deur dienen en ter motivatie voor het voltooien van de behandeling in vrijwillig kader.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat mede vanuit een oogpunt van normbevestiging, vergelding en generale preventie een gevangenisstraf noodzakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten, zoals die blijkt uit wat hiervoor is overwogen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank ziet in het licht van de speciale preventie en het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport echter reden om de gevangenisstraf deels in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het doel van de voorwaardelijke gevangenisstraf is om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van acht maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank een zwaardere straf op zijn plaats vindt. De rechtbank vindt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één week met daarbij een taakstraf onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit en de gevolgen die dit heeft gehad voor het slachtoffer.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 6.500,-, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte de vordering geheel wil vergoeden. De raadsman heeft daarom geen verweer gevoerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de immateriële schade
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij geheel toewijzen. De benadeelde partij heeft rechtstreeks schade geleden door de bewezen verklaarde feiten. De vordering is voldoende onderbouwd en is niet betwist door de verdediging. Verdachte heeft de vordering niet betwist en aangegeven dat hij bereid is om het gehele bedrag te betalen. Gelet hierop zal de rechtbank de vordering ter hoogte van € 6.500,- geheel toewijzen en zal verdachte worden veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 12 juli 2016 tot aan de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.500,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf
12 juli 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 67 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 139h, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat van
de gevangenisstraf een gedeelte van 6 (zes) maanden,
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als
voorwaardegeldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 6.500,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 12 juli 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 6.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 12 juli 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 67 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van Esch, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en A.M. Loots, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.Z. Turan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 februari 2025.
Mrs. Van Esch en Turan zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 juli 2016 tot 1 september 2016 in de gemeente Lelystad, met [slachtoffer] , geboren op [2006] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] ;
subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 juli 2016 tot 1 september 2016 in de gemeente Lelystad met [slachtoffer] , geboren op [2006] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het laten likken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] dan wel zijn, verdachtes, penis tegen de tong van die [slachtoffer] gehouden;
Feit 2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 juli 2020 tot 12 juli 2021 in de gemeente Lelystad, met [slachtoffer] , geboren op [2006] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van en/of knijpen in de penis van die [slachtoffer] ;
Feit 3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2023 tot 15 april 2023 in de gemeente Lelystad, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer] ,
een afbeelding van seksuele aard, te weten een video, waarop te zien is dat die [slachtoffer] naakt is en/of het ontblote geslachtsdeel van die [slachtoffer] te zien is, heeft vervaardigd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 maart 2024, genummerd MDRBC24009 (onderzoek Clun), opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 122. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 65-82.
3.Pagina’s 65-82.
4.Pagina’s 83-87.
5.Pagina’s 65-82.