In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 8 juli 2025, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen de Dienst Toeslagen. Eiseres had op 3 februari 2022 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, maar de Dienst Toeslagen heeft volgens eiseres niet tijdig beslist. Eiseres heeft op 12 mei 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting, omdat de zaak op basis van de ingediende stukken kan worden beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat er sprake is van een overschrijding van de beslistermijn. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 7 april 2025 in gebreke gesteld, en heeft vervolgens op 1 mei 2025 beroep ingesteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de Dienst Toeslagen op om alsnog een besluit te nemen binnen een bepaalde termijn. De rechtbank stelt dat de termijn voor het nemen van een vooraankondiging zes weken na de uitspraak bedraagt, en dat er een dwangsom van € 50,- per dag kan worden opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door de Dienst Toeslagen moet worden betaald. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50 en heeft ook bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 53,- moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.