In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de moeder vervangende toestemming vroeg om met haar twee minderjarige kinderen naar Eritrea te reizen van 5 augustus 2025 tot en met 23 augustus 2025. De vader van de kinderen gaf geen toestemming voor de reis, onder verwijzing naar het oranje reisadvies van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat alleen noodzakelijke reizen naar het gebied adviseert. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, omdat de moeder op korte termijn wil vertrekken.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van de kinderen en de moeder afgewogen tegen de zorgen van de vader over de veiligheid. De moeder heeft argumenten aangedragen voor de reis, waaronder de wens van de kinderen om kennis te maken met hun land van herkomst en familie. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel het oranje reisadvies zwaarwegend is, de moeder voldoende heeft aangetoond dat de risico's beheersbaar zijn. De moeder heeft ook een reisverzekering afgesloten die de reis dekt.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van de moeder toegewezen en vervangende toestemming verleend voor de reis, met de voorwaarde dat de moeder alles in het werk stelt om de reis zo veilig mogelijk te laten verlopen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vakantie van de moeder en kinderen kan doorgaan, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.