ECLI:NL:RBMNE:2025:3400

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
C/16/595001 / KG ZA 25-264
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie naar Eritrea met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de moeder vervangende toestemming vroeg om met haar twee minderjarige kinderen naar Eritrea te reizen van 5 augustus 2025 tot en met 23 augustus 2025. De vader van de kinderen gaf geen toestemming voor de reis, onder verwijzing naar het oranje reisadvies van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat alleen noodzakelijke reizen naar het gebied adviseert. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, omdat de moeder op korte termijn wil vertrekken.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van de kinderen en de moeder afgewogen tegen de zorgen van de vader over de veiligheid. De moeder heeft argumenten aangedragen voor de reis, waaronder de wens van de kinderen om kennis te maken met hun land van herkomst en familie. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel het oranje reisadvies zwaarwegend is, de moeder voldoende heeft aangetoond dat de risico's beheersbaar zijn. De moeder heeft ook een reisverzekering afgesloten die de reis dekt.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van de moeder toegewezen en vervangende toestemming verleend voor de reis, met de voorwaarde dat de moeder alles in het werk stelt om de reis zo veilig mogelijk te laten verlopen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vakantie van de moeder en kinderen kan doorgaan, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/595001 / KG ZA 25-264
Vonnis in kort geding van 16 juli 2025
in de zaak van
[eiseres] ,
wonend in [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. I. Vledder,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats 2] ,
gedaagde.
Partijen zullen hierna de moeder en de vader worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter heeft de op 10 juli 2025 betekende dagvaarding ontvangen.
1.2.
Op 2 juli 2025 heeft de mondelinge behandeling (zitting) plaatsgevonden, daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader.
1.3.
De zaak is een week aangehouden om de moeder in de gelegenheid te stellen om bewijs over te leggen dat zij een reisverzekering heeft afgesloten.
1.4.
Daarna heeft de voorzieningenrechter de brief met bijlagen van de moeder van 8 juli 2025 ontvangen.
1.5.
In verband met de spoedeisendheid van de procedure heeft de voorzieningenrechter de minderjarige kinderen van partijen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , niet in de gelegenheid gesteld om aan de voorzieningenrechter te vertellen wat zij van de vorderingen vinden.
1.6.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Wat vast staat

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben twee kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] .
De kinderen wonen bij de moeder.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen. Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over de kinderen nemen.
2.4.
Er is een zorgregeling met de vader die wordt uitgevoerd ten aanzien van [minderjarige 2] , maar niet ten aanzien van [minderjarige 1] .
2.5.
De kinderrechter van de rechtbank Amsterdam heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op 8 januari 2025 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam voor de duur van twaalf maanden.
2.6.
De moeder vordert om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar Eritrea ( [plaats] ) af te reizen en daar te verblijven van 5 augustus 2025 tot en met 23 augustus 2025.
2.7.
De vader voert verweer en geeft geen toestemming voor de vakantie.

3.De beoordeling

Uitgangspunten

3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of de moeder ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Dat wil zeggen dat zij nu een beslissing van de voorzieningenrechter nodig heeft en de uitkomst van een bodemprocedure niet kan afwachten. Daarnaast geldt in beginsel dat de voorzieningenrechter moet beoordelen of het in hoge mate aannemelijk is dat de bodemrechter de vorderingen in een bodemprocedure zal toewijzen. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisend belang
3.2.
Er is een spoedeisend belang, omdat de vader geen toestemming heeft gegeven voor de vakantie en de moeder al op 5 augustus 2025 wil vertrekken. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de vordering van de moeder inhoudelijk kan beoordelen en daarop kan beslissen.
Inhoudelijke beoordeling
3.3.
De voorzieningenrechter wijst de vordering toe en geeft aan de moeder vervangende toestemming om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op vakantie te gaan van 5 augustus 2025 tot 23 augustus 2025 naar [plaats] in Eritrea. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom hij deze beslissing neemt.
3.4.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dit betekent dat de moeder de toestemming nodig heeft van de vader om met de kinderen op vakantie te gaan. In de wet staat dat de rechter een beslissing kan nemen als sprake is van een gezagsgeschil. Dat betekent dat als de vader geen toestemming geeft aan de moeder om met de kinderen op vakantie te gaan, de rechter vervangende toestemming kan geven. Dat kan ook in kort geding.
3.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de kinderen belang hebben bij een reis naar [plaats] , de hoofdstad van Eritrea, om kennis te maken met het land van herkomst van de moeder en de familie van de moeder daar. Dit is ook niet door de vader bestreden. De vader maakt zich zorgen om de veiligheid van de kinderen in [plaats] en wijst in dat kader op het oranje reisadvies dat voor [plaats] geldt. Het oranje reisadvies betekent dat het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse adviseert om alleen noodzakelijke reizen naar [plaats] te maken, voor bijvoorbeeld werk of het bijwonen van een begrafenis van een familielid.Voor de omliggende gebieden van [plaats] geldt ook een oranje reisadvies en voor de rest van Eritrea geldt zelfs een rood reisadvies.
3.6.
De geplande vakantie gaat alleen naar [plaats] . Naast [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gaan ook hun halfzusje en de nieuwe partner van de moeder mee. Het gezin verblijft bij familie. De moeder is niet van plan om buiten [plaats] te reizen. Zij heeft een groot aantal stukken overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat de situatie in [plaats] veilig (genoeg) is, waaronder de reisadviezen van andere landen dan Nederland. Het is voor de voorzieningenrechter echter ondoenlijk om op basis van die stukken zelf een inschatting te maken van de veiligheid ter plaatse. De voorzieningenrechter vaart daarom in beginsel op het reisadvies van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken.
3.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een vakantie naar [plaats] voor familiebezoek geen noodzakelijke reis is. Ook in het geval van een niet-noodzakelijke reis naar een gebied waarvoor een oranje reisadvies geldt, kan echter een belangenafweging plaatsvinden. Daarbij weegt het oranje reisadvies weliswaar zwaar gelet op de veiligheid van de kinderen, maar onder omstandigheden kunnen andere belangen maken dat de voorzieningenrechter ondanks dat reisadvies vervangende toestemming voor de reis verleent.
3.8.
De reis met de kinderen naar [plaats] is een bestendige wens van de moeder. Dit leidt de voorzieningenrechter onder meer af uit de e-mail van de vader van 18 januari 2019 waarin hij op het voornemen van de moeder om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [plaats] te reizen antwoordt met: ‘ja dat wil je al heel lang.’ De vader heeft in 2019 wel toestemming verleend, maar die reis is toen niet doorgegaan. De moeder is zelf in 2010 voor het laatst naar Eritrea geweest, maar daarvoor ging zij zelf regelmatig (om het jaar). De kinderen zijn nog nooit in Eritrea geweest.
3.9.
Vast staat dat in 2019 ook al een oranje reisadvies gold voor [plaats] . Het feit dat de vader destijds toestemming heeft gegeven voor de reis betekent niet dat hij ook nu weer toestemming moet gegeven. De vader heeft daarbij toegelicht onder welke omstandigheden hij destijds toestemming heeft gegeven en dat de situatie in Eritrea in 2020 negatief is veranderd. Hij vindt dat de moeder kan wachten totdat de situatie is verbeterd. De voorzieningenrechter overweegt daarover dat in en rond [plaats] kennelijk al lange tijd (in ieder geval sinds 2019) een oranje reisadvies geldt. Op grond van de informatie van partijen is er geen aanleiding te vermoeden dat het reisadvies binnen afzienbare tijd zal wijzigen van oranje naar geel, of zelfs groen. Het argument van de vader dat de moeder met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [plaats] kan afreizen zodra het daar veiliger is, lijkt daarom voor de voorzienbare toekomst slechts een theoretische mogelijkheid. Oftewel, indien gewacht moet worden op een geel of groen reisadvies dan is het aannemelijk dat de kinderen in hun vormende jaren geen kennis kunnen maken met het land van herkomst van de moeder en hun familie daar.
Daarbij komt dat de moeder zich heeft ingespannen om een zo concreet mogelijk beeld te geven van de veiligheid in [plaats] en zij heeft een een programma opgesteld met familieaangelegenheden en bezienswaardigheden in [plaats] waar het gezin volgens de moeder veilig naartoe kan gaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de moeder daarmee voldoende onderbouwd dat de risico’s te overzien zijn.
3.10.
De vader heeft de benodigde reisvaccinaties van de kinderen aan de orde gesteld. De moeder heeft laten weten bekend te zijn met de noodzakelijke vaccinaties en heeft toegezegd deze te regelen zodra zij vervangende toestemming heeft gekregen om op reis te gaan. De voorzieningenrechter heeft geen reden om aan deze verklaring van de moeder te twijfelen en gaat ervan uit dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tijdig alle door de GGD voor de reis naar [plaats] geadviseerde vaccinaties krijgen.
3.11.
De vader heeft ook nog aangevoerd dat Nederland geen ambassade heeft in Eritrea. De voorzienbaarheid van de noodzaak van bijstand door de Nederlandse ambassade ter plaatse is naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet zodanig dat de afwezigheid daarvan aan de reis naar [plaats] in de weg staat. Er is bovendien wel een honorair consul aanwezig in [plaats] , zo heeft de moeder onweersproken gesteld.
3.12.
Voorts heeft de vader gesteld dat de jeugdbeschermer zich ook niet kan vinden in de voorgenomen reis van de moeder met de kinderen naar [plaats] . De vader stelt namelijk dat de jeugdbeschermer heeft gezegd dat zij zich aan de kleurcode van het Ministerie van Buitenlandse Zaken houdt. Daartegenover voert de moeder aan dat de GI dit standpunt slechts heeft ingenomen omdat de jeugdbeschermer in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat zij toestemming moest verlenen voor de reis en daardoor de verantwoordelijkheid zou dragen. Inmiddels zou de jeugdbeschermer hier volgens de moeder excuses voor hebben aangeboden en partijen hebben verwezen naar de rechtbank voor al dan niet (vervangende) toestemming voor de reis. Op basis hiervan kan de voorzieningenrechter niet vaststellen wat de visie van de GI nu precies is. Hierdoor kan de voorzieningenrechter die visie niet in zijn oordeel betrekken.
3.13.
De voorzieningenrechter ziet in de informatie die hij wel heeft, namelijk de beschikking van 8 januari 2025 waarin de ondertoezichtstelling is uitgesproken, geen reden om de moeder geen vervangende toestemming te verlenen om op reis te gaan naar [plaats] . De ondertoezichtstelling is immers vooral gelegen in de slechte onderlinge verstandhouding tussen ouders en de loyaliteitsproblemen die [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als gevolg daarvan ondervinden.
3.14.
Onder deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter vervangende toestemming voor een in duur beperkte, niet-noodzakelijke reis naar een plaats waarvoor een oranje reisadvies geldt eenmalig mogelijk, mits de moeder alles doet wat in redelijkerwijs in haar macht ligt om de reis zo veilig mogelijk te laten plaatsvinden.
3.15.
Ten tijde van de mondelinge behandeling had de moeder daar, ondanks het voorgaande, nog niet volledig aan voldaan. Op vragen van de vader over haar reisverzekering kon zij geen afdoende antwoord geven. De voorzieningenrechter acht een reisverzekering die de reis ondanks het oranje reisadvies dekt een noodzakelijke voorwaarde voor deze reis.
3.16.
De voorzieningenrechter heeft de moeder daarom een week de gelegenheid gegeven om aan te tonen dat de reis onder de dekking van haar huidige verzekering valt dan wel alsnog een passende reisverzekering af te sluiten. Uit de na de mondelinge behandeling ingediende stukken blijkt dat de moeder voor zichzelf en de kinderen alsnog een reisverzekering afgesloten bij Allianz die de reis naar [plaats] dekt, mits eventuele schade niet in rechtstreeks verband staat tot de reden voor het oranje reisadvies. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.17.
De voorzieningenrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden nageleefd, ook als hoger beroep wordt ingesteld. De voorzieningenrechter is namelijk van oordeel dat het – gelet op alle betrokken belangen – belangrijk is dat de vakantie van de moeder en de kinderen door kan gaan. Het instellen van een rechtsmiddel mag deze vakantie niet doorkruisen.
Proceskosten
3.18.
In familiezaken is het gebruikelijk om de proceskosten te compenseren vanwege de relatie tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. De zorgen van de vader zijn op zich ook reëel. Iedere partij moet daarom de eigen kosten dragen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
verleent aan de moeder vervangende toestemming om met de minderjarigen
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [woonplaats 1] en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [woonplaats 1] naar [plaats] in Eritrea op vakantie te gaan en daar te verblijven van 5 augustus 2025 tot 23 augustus 2025;
4.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W.J. van Elsdingen (voorzieningenrechter) in samenwerking met mr. F. de Kleijn (griffier) en is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025.