ECLI:NL:RBMNE:2025:34

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
585461 / HA RK 24-219
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden

In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 7 januari 2025, hebben verzoekers mr. D.C.P.M. Straver gewraakt, de behandelend rechter in hun lopende civiele zaken. De verzoekers voerden aan dat uitlatingen van de rechter tijdens een eerdere zitting op 6 december 2024 hen deden twijfelen aan haar onafhankelijkheid. De rechter had hen gevraagd of ze niet 'erg in hun gelijk hingen' en had opmerkingen gemaakt die als confronterend werden ervaren. Daarnaast was er bezorgdheid over de toelating van de actuaris van de wederpartij tot de zitting, wat volgens verzoekers in strijd was met de goede procesorde. De wrakingskamer oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder betrokken was bij een zaak van de verzoekers, op zichzelf onvoldoende is voor de aanname van vooringenomenheid. Er waren geen bijzondere omstandigheden die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten. De wrakingskamer concludeerde dat het wrakingsverzoek ongegrond was en dat de procedure in de hoofdzaken moest worden voortgezet. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 585461 / HA RK 24-219
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 7 januari 2025
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van:
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,
wonende in resp. [woonplaats] en [woonplaats] ,
verzoekers,
bijgestaan door mr. K Vermeulen, advocaat in Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Verzoekers hebben op 9 december 2024 mr. D.C.P.M. Straver gewraakt. Mr. D.C.P.M Straver (hierna: de rechter) is de behandelend rechter in de zaak met het zaaknummers 11196063 \ UC EXPL 24-4486 en 11196048 \ UC EXPL 24-4485 (hierna: de hoofdzaken).
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 24 december 2024 in het openbaar behandeld door de wrakingskamer.
Bij de zitting waren aanwezig:
  • [verzoeker 1] (hierna: verzoeker);
  • de rechter;
  • de teamvoorzitter van de rechter, [A] ;
  • [B] , namens [naam] (verweerder in de hoofdzaken), aanwezig als toehoorder.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekers hebben het wrakingsverzoek ingediend om de volgende redenen. Allereerst heeft de rechter tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaken op 6 december 2024 uitlatingen gedaan, waardoor verzoekers aan haar onafhankelijkheid zijn gaan twijfelen. Zo heeft de rechter tijdens de zitting aan verzoekers gevraagd “blijft u niet erg in uw gelijk hangen?” (terwijl verzoekers in hoger beroep in het gelijk zijn gesteld) en heeft zij gezegd “u bent gewoon gefrustreerd dat u niet dezelfde rechten krijgt als de gepensioneerden”. Daarnaast werden verzoekers kort voor aanvang van de zitting op 6 december 2024 geconfronteerd met het feit dat de wederpartij, zonder voorafgaande aankondiging, de opsteller-actuaris van het door hen in het geding gebrachte schaderapport, als getuige had meegenomen. Ondanks de bezwaren van verzoekers daartegen, heeft de rechter de actuaris toegelaten tot de zitting. Vervolgens zijn er door de rechter opmerkingen gemaakt over het schaderapport van verzoekers, waarop de actuaris van verzoekers niet heeft kunnen reageren, terwijl de actuaris van de wederpartij dit wel ter zitting kon. Dit is in strijd de goede procesorde (hoor-wederhoor). Bovendien heeft de actuaris constant het woord genomen en sprak hij uitvoerig tijdens de zitting. Tot slot merken verzoekers op dat de rechter de zaak eerder heeft behandeld in eerste aanleg. Zij behandelde vervolgens, na terugverwijzing door het Hof, de schadestaatprocedure (de hoofdzaken). Op zichzelf vormt dit wellicht geen reden tot wraking, maar het geeft wel de context weer waarin voornoemde handelwijze van de rechter dient te worden bezien en beoordeeld. Verzoekers verwijzen hierbij naar het beginsel van effectieve rechtsbescherming, artikel 47 van het EU Handvest en het arrest C-185/23 van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Reactie rechter
2.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking. Dit betekent dat zij het niet eens is met de wraking. In haar schriftelijke reactie heeft de rechter dit uitgelegd. De rechter is allereerst van mening dat het wrakingsverzoek niet tijdig is ingediend. Partijen waren er namelijk mee bekend dat zij de zaak zou doen, aangezien de naam van de behandelend rechter in de oproep voor de mondelinge behandeling staat vermeld. Daarnaast bestaat er volgens de rechter geen rechtsregel is die maakt dat zij de zaak niet zou kunnen behandelen. De hoofdzaken betroffen namelijk separate procedures, waarin niet zal worden geoordeeld over geschilpunten waarop al in een eerder vonnis is besloten.
2.3.
Ten aanzien van de benoemde uitlatingen tijdens de zitting merkt de rechter het volgende op. De rechter heeft tijdens de mondelinge behandeling geprobeerd te achterhalen wat maakt dat door partijen zo verschillend wordt gedacht over de uitgangspunten die voor de schadeberekening relevant zijn. In een poging om te onderzoeken of toenadering in standpunten mogelijk was, heeft de rechter inderdaad gevraagd of verzoekers niet in hun gelijk vast zaten. Deze reflectie is kennelijk als te confronterend ervaren, maar het is ook een taak van de rechter om partijen tijdens een mondelinge behandeling in civiele zaken waar nodig te confronteren met onjuistheden of onduidelijkheden in hun standpunt. De rechter merkt verder op dat het mogelijk is dat zij bij de schets van de omstandigheden die hebben geleid tot meerdere gerechtelijke procedures de term frustratie heeft gebruikt, maar dat zij daarbij het woord “gewoon” heeft gebruikt kan zij zich niet voorstellen en heeft zij zeker niet in badinerende zin naar voren gebracht. Mocht dat wel zo zijn overgekomen dan spijt de rechter dat bijzonder. Een onwelgevallige uitspraak van een rechter is echter geen reden voor wraking. Bovendien geldt hierbij dat er geen wrakingsverzoek tijdens de zitting is gedaan en dat dus de wraking niet tijdig is gedaan.
2.4.
Ten aanzien van de aanwezigheid van de actuaris van de wederpartij ter zitting stelt de rechter het volgende. De rechter heeft de actuaris tot de zitting toegelaten in het kader van voortvarende en efficiënte procesvoering en zij heeft dit ook zo toegelicht tijdens de zitting. Daarbij heeft de rechter uitdrukkelijk vermeld dat het de raadsman van verzoekers uiteraard vrij stond om op de inbreng van de actuaris te reageren en desgewenst aan het eind van de mondelinge behandeling te vragen om nog schriftelijk, bij akte, te reageren op diens uitlatingen. Verzoekers zelf hebben ook alle ruimte gekregen te reageren op de inbreng van de actuaris van de wederpartij. De wrakingsgrond dient dus volgens de rechter te worden afgewezen.

3.De beoordeling

Het toetsingskader
3.1.
In artikel 36 Rv staat dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt dus in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Een rechter is partijdig als uit dat wat zij doet of zegt (of juist niet) blijkt dat zij een persoonlijke vooringenomenheid heeft tegenover een procespartij. Daarnaast kan een procespartij het idee hebben dat de rechter vooringenomen is, of zij kan daar bang voor zijn. In dat geval onderzoekt de wrakingskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
Het oordeel van de wrakingskamer
Tijdigheid
3.3.
Allereerst moet de wrakingskamer beoordelen of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. Als dit niet het geval is, zijn verzoekers namelijk niet-ontvankelijk in hun wrakingsverzoek en wordt het verzoek niet inhoudelijk beoordeeld.
3.4.
De wrakingskamer stelt vast dat de aanleiding van het wrakingsverzoek is gelegen in de omstandigheid dat de rechter een eerdere zaak van verzoekers heeft behandeld, in combinatie met wat er tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaken op 6 december 2024 (vrijdag) is gebeurd. De eerdere betrokkenheid van de rechter is dus geen op zichzelf staande grond voor het wrakingsverzoek. Verzoekers hebben hun wrakingsverzoek op 9 december 2024 (maandag) schriftelijk ingediend. Aangezien dit de eerstvolgende werkdag na de zitting was, is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek tijdig is ingediend.
De wrakingsgronden
3.5.
De wrakingskamer overweegt dat de enkele omstandigheid dat een rechter betrokken is geweest bij een eerdere zaak van partijen op zichzelf onvoldoende is om (de schijn van) vooringenomenheid van de rechter aan te nemen. Dit kan anders zijn als er sprake is van bijzondere omstandigheden, waaruit de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor afgeleid kan worden. Verzoekers hebben aangevoerd dat wat er op de zitting van 6 december 2024 is gebeurd, zulke bijzondere omstandigheden vormen. De wrakingskamer zal daarom de wrakingsgronden die daarop zien inhoudelijk beoordelen.
Uitlatingen van de rechter
3.6.
Het is de taak van een rechter om zich inhoudelijk voor te bereiden, tijdens de mondelinge behandeling regie te voeren en, naar eigen inzicht, kritische vragen te stellen. Een mondelinge behandeling is bedoeld om de rechter informatie te laten vergaren van procespartijen. Daarbij hoort dat partijen voldoende in de gelegenheid worden gesteld om het eigen standpunt tijdens de zitting naar voren te brengen. Het staat de rechter vrij om partijen te onderbreken of aan partijen kritische vragen te stellen. Bepaalde vragen of opmerkingen van de rechter op de zitting kunnen door een partij als confronterend worden ervaren. Het kritisch bevragen biedt aan een partij echter ook de mogelijkheid om het standpunt nader te onderbouwen en te verduidelijken.
3.7.
Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat de rechter heeft geprobeerd om de (ver uit elkaar liggende) standpunten met betrekking tot de uitgangspunten van de schadeberekening helder te krijgen. Volgens verzoekers hebben de aangehaalde uitlatingen van de rechter tijdens de zitting hen doen twijfelen aan haar onafhankelijkheid. Dit is echter een subjectieve beleving. De wrakingskamer moet onderzoeken of deze beleving objectief gerechtvaardigd is. Gelet op de toelichting van de rechter en de context waarin de uitlatingen zijn gedaan, is de wrakingskamer van oordeel dat de vrees voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer wijst de wrakingsgrond dan ook af.
De aanwezigheid van de actuaris
3.8.
De wrakingskamer stelt voorop dat het de rechter vrij staat om tijdens een mondelinge behandeling vragen te stellen aan partijen en aan door partijen meegebrachte personen, zoals een deskundige die een rapport heeft geschreven dat is overgelegd. Dit is in het kader van waarheidsvinding ook vaak nuttig, omdat een dergelijke deskundige hiermee een nadere toelichting kan geven en vragen kan beantwoorden. Het enkele feit dat de rechter de actuaris van de wederpartij heeft toegelaten tot de zitting, ondanks bezwaren van verzoekers, geeft dus geen blijk van vooringenomenheid. De rechter heeft verzoekers tijdens de zitting voldoende gelegenheid geboden om te reageren op de stellingen van de actuaris, zo blijkt uit het proces-verbaal. Verder heeft de rechter laten weten dat de advocaat van verzoekers, als hij het idee zou hebben dat hij op de zitting onvoldoende kon reageren op de inbreng van de deskundige, dat aan de orde zou kunnen stellen en dat hij dan vanzelfsprekend de gelegenheid zou krijgen nog te reageren. Kennelijk heeft zij daarmee bedoeld dat in dat geval (als de advocaat van verzoekers bijvoorbeeld ruggenspraak met een eigen deskundige zou willen hebben omdat de discussie te deskundig werd) verzoekers gelegenheid zouden krijgen een akte te nemen na de mondelinge behandeling, om nog op die specifieke punten in te gaan. Hiermee is het beginsel van hoor- en wederhoor dus voldoende gewaarborgd door de rechter. Ten aanzien van de stelling van verzoekers dat de actuaris constant het woord nam, stelt de wrakingskamer vast dat dit niet uit het proces-verbaal van de zitting blijkt. Wel blijkt hieruit dat verzoekers zelf ook uitvoerig aan het woord zijn geweest. De wrakingskamer wijst deze wrakingsgrond dan ook af.
Conclusie
3.9.
De wrakingskamer concludeert dat het feit dat de rechter eerder een zaak van partijen heeft behandeld op zichzelf geen grond voor wraking vormt en dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden waaruit de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor afgeleid kan worden. Het wrakingsverzoek is dan ook ongegrond.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het wrakingsverzoek ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoekers, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkt en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekers met zaaknummers 11196063 \ UC EXPL 24-4486 en 11196048 \ UC EXPL 24-4485 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
Deze beslissing is genomen door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. A.C. van den Boogaard en mr. N.A.J. Purcell als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Bazaz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.