ECLI:NL:RBMNE:2025:3398

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/4707
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake kinderopvangtoeslag na integrale herbeoordeling

In deze zaak heeft eiseres, die zich als gedupeerde van de toeslagenaffaire heeft gemeld, beroep ingesteld tegen het besluit van de Dienst Toeslagen waarin zij niet als gedupeerde werd aangemerkt. De Dienst Toeslagen had een lichte toets uitgevoerd, maar dit besluit werd ingehaald door een integrale herbeoordeling. De rechtbank heeft op 4 juli 2025 uitspraak gedaan en het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen procesbelang had bij haar beroep, omdat de integrale beoordeling een grondigere evaluatie van haar recht op compensatie had opgeleverd. De rechtbank concludeerde dat, ongeacht de uitkomst van de procedure, eiseres op basis van de integrale beoordeling geen recht had op compensatie. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten, omdat er geen procesbelang meer was op het moment van het instellen van het beroep. De uitspraak werd gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4707
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. van den Ende),
en

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] ).

Inleiding

Eiseres heeft zich bij verweerder gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en gevraagd om herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag op grond van de Wet herstel toeslagen (Wht).
Dienst Toeslagen heeft vervolgens een zogeheten ‘lichte toets’ uitgevoerd. Bij die toets is gekeken of eiseres als gedupeerde kan worden aangemerkt en – daardoor – in aanmerking komt voor het compensatiebedrag van € 30.000,- uit de Catshuisregeling. Bij besluit van 23 maart 2023 heeft Dienst Toeslagen naar aanleiding van deze lichte toets vastgesteld dat eiseres niet als gedupeerde kan worden aangemerkt en dat zij dus geen compensatie krijgt.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Op 4 juni 2024 heeft Dienst Toeslagen een besluit genomen naar aanleiding van de ‘integrale herbeoordeling’, die na de lichte toets volgt. Daarbij heeft Dienst Toeslagen vastgesteld dat eiseres geen gedupeerde is en ook niet in aanmerking komt voor compensatie. Tegen dit besluit heeft eiseres ook bezwaar gemaakt.
Het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 23 maart 2023 is door Dienst Toeslagen niet-ontvankelijk verklaard in het besluit van 26 juni 2024 (bestreden besluit I). Met het besluit van 21 oktober 2024 (bestreden besluit II) heeft Dienst Toeslagen bestreden besluit I ingetrokken en het bezwaar van eiseres alsnog inhoudelijk behandeld. Dienst Toeslagen is erbij gebleven dat eiseres op basis van de lichte toets geen recht heeft op het minimale bedrag van € 30.000 en heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten over de lichte toets beroep ingesteld. Daarover gaat deze uitspraak. Dienst Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend in deze procedure.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigden van Dienst Toeslagen. Eiseres en haar gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit I
Gedurende de beroepsprocedure heeft Dienst Toeslagen bestreden besluit I vervangen door bestreden besluit II. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van bestreden besluit I. De rechtbank zal het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit I daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Omdat het gewijzigde bestreden besluit niet tegemoet komt aan de bezwaren van eiseres, heeft het beroep gericht tegen bestreden besluit I van rechtswege ook betrekking op bestreden besluit II [1] .
Het bestreden besluit II
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat eiseres ook geen procesbelang heeft bij haar beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit II. Voldoende procesbelang wordt aangenomen als het resultaat dat met de procedure wordt nagestreefd ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat feitelijke betekenis heeft. Dat is in deze zaak niet het geval.
4. In deze procedure gaat het over het besluit van de lichte toets, terwijl er ondertussen een integrale beoordeling heeft plaatsgevonden. Bij die integrale beoordeling is opnieuw gekeken naar de kinderopvangtoeslag die eiseres heeft gekregen. Met die integrale beoordeling is een volledige en grondigere beoordeling van het recht op compensatie verricht. Daarbij is ook heroverwogen of de lichte toets anders had moeten uitpakken en of eiseres toch wel recht had op compensatie uit de Catshuisregeling. Als dat zo zou zijn geweest, dan zou Dienst Toeslagen bij de integrale beoordeling die compensatie alsnog uitkeren, met wettelijke rente over de periode dat eiseres de compensatie heeft moeten missen, omdat eerder bij de lichte toets een foute beoordeling is gemaakt. De integrale beoordeling haalt dus echt de beoordeling van de lichte toets in. Dienst Toeslagen komt in het geval van eiseres bij de integrale beoordeling, net als bij de lichte toets, tot de conclusie dat eiseres geen recht heeft op compensatie.
5. Omdat Dienst Toeslagen inmiddels een integrale beoordeling heeft uitgevoerd, kan eiseres met dit beroep niet meer bereiken dat zij alsnog als gedupeerde wordt aangemerkt. Ongeacht de uitkomst van deze procedure blijft immers staan dat eiseres op grond van de integrale beoordeling volgens Dienst Toeslagen geen gedupeerde is en dus geen aanspraak maakt op compensatie op grond van de Wht. Eiseres zal alleen met rechtsmiddelen tegen het besluit over de integrale beoordeling (eventueel) kunnen bereiken dat zij alsnog wordt aangemerkt als gedupeerde.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten, omdat er al geen procesbelang meer was op het moment dat eiseres het beroep instelde.
Dienst Toeslagen is gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2025 door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb.