ECLI:NL:RBMNE:2025:3393
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht
In deze zaak heeft eiser op 23 augustus 2023 verzoeken ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op grond van de Wet open overheid (Woo). Deze verzoeken betroffen de openbaarmaking van informatie over vergunningen met betrekking tot de renovatie van het Park Plaza Hotel in Utrecht, evenals informatie over andere hotels. Eiser heeft op 29 oktober 2023 beroepen ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op deze verzoeken. Het college heeft op 11 en 15 januari 2024 alsnog besluiten genomen op de verzoeken van eiser. De rechtbank heeft eerder, op 29 juli 2024 en 13 augustus 2024, de beroepen tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het college inmiddels had beslist. De rechtbank heeft de beroepen voor zover gericht tegen de besluiten van 11 en 15 januari 2024 aan het college verwezen ter behandeling als bezwaar.
Op 25 januari 2025 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de doorgezonden bezwaarschriften. Het college heeft op 7 april 2025 alsnog besluiten genomen op de bezwaren van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat het college na het instellen van de beroepen alsnog besluiten heeft genomen. Eiser heeft geen procesbelang meer bij een uitspraak op zijn beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit, omdat hij heeft gekregen wat hij met zijn beroepen wilde bereiken. De rechtbank heeft op basis van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geconstateerd dat de beroepen mede betrekking hebben op de alsnog genomen besluiten. De rechtbank heeft de inhoudelijke behandeling van deze beroepen voortgezet onder de nummers UTR 25/2694 en UTR 25/2695.
De rechtbank heeft in haar beslissing de beroepen gericht tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 mei 2025.