ECLI:NL:RBMNE:2025:3391

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
UTR 23/5462
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (Brp) en niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 27 mei 2025, staat de aanvraag van eiseres centraal om inzage in haar gegevens die zijn geregistreerd in de Basisregistratie Personen (Brp). Eiseres heeft eerder een verzoek ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat het een herhaald verzoek betrof. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat zij met haar beroep niets meer kan bereiken dan wat zij al heeft verkregen, namelijk inzage in haar gegevens via een Protocolleringsoverzicht. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er veel verwarring is over de door eiseres ingediende verzoeken en beroepen, wat mede te wijten is aan de moeilijkheid van eiseres om zich schriftelijk uit te drukken. Tijdens de zitting heeft de zoon van eiseres namens haar verklaard dat zij met het Protocolleringsoverzicht heeft gekregen wat zij wenste, waardoor de rechtbank concludeert dat er geen actueel belang meer is bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank adviseert eiseres om juridische bijstand te zoeken om haar te helpen bij toekomstige aanvragen en procedures. De uitspraak is gedaan door rechter J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier M.L. Bressers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5462

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, het college
(gemachtigde: mr. M.A. Verhoef-Murray).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de aanvraag van eiseres om inzage in haar gegevens die staan geregistreerd in de Basisregistratie personen (Brp).
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiseres met haar beroep niet meer kan bereiken dan zij al heeft gekregen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank kan geen bestuurlijke dwangsom vaststellen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

Eiseres heeft een aanvraag ingediend om inzage in haar gegevens die staan geregistreerd in de Brp. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 27 juli 2023 afgewezen, omdat het een herhaald verzoek zou zijn. Met het bestreden besluit van 16 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 6 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar zoon [naam] , die namens haar het woord heeft gevoerd. Het college was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

5. Eiseres heeft op 26 mei 2023 een brief gestuurd naar het college met een verzoek om inzage in haar persoonsgegevens in de Brp. Het college heeft dit verzoek opgevat als een herhaald verzoek en de aanvraag daarom afgewezen. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat het geen herhaald verzoek was, maar een herinnering aan een eerder door haar ingediend verzoek van 9 januari 2023, waarop nog steeds niet was beslist.
6. Het college heeft op 27 juli 2023 een besluit genomen over het verzoek van 26 mei 2023. Eiseres heeft in augustus 2023 beroep ingesteld tegen niet tijdig beslissen, maar het is de rechtbank niet geheel duidelijk waar dit beroep precies op ziet. Op 19 september 2023 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van 27 juli 2023. Op 16 januari 2024 heeft het college een besluit op bezwaar genomen, nadat de Adviescommissie bezwaar op 12 januari 2024 advies had uitgebracht.
7. De rechtbank constateert dat er veel verwarring en onduidelijkheid is over de door eiseres (en door haar beide zonen) ingediende verzoeken bij het college en beroepen bij de rechtbank. Dit komt omdat de stukken die eiseres (en haar zonen) indienen vaak moeilijk te begrijpen zijn. Daardoor worden stukken door het college en de rechtbank mogelijk anders begrepen dan dat ze bedoeld zijn. Dit geldt ook voor de brief van 26 mei 2023 en voor het beroep tegen niet tijdig beslissen. In dit geval kan echter in het midden blijven hoe de door eiseres ingediende stukken moeten worden begrepen en waar ze in welke procedure moeten worden geplaatst. De rechtbank licht hierna toe waarom dat zo is.
8. Duidelijk is dat eiseres inzage wenst in haar Brp-gegevens en dat deze beroepsprocedure daarover gaat. Bij het verweerschrift dat het college in deze zaak heeft ingediend, heeft het college het Protocolleringsoverzicht van eiseres gevoegd. In dit overzicht staat welke overheidsinstanties buiten de gemeente haar gegevens in de afgelopen 10 jaar hebben geraadpleegd en naar welke instanties een bericht verstuurd is vanuit de gemeente Nieuwegein naar aanleiding van bijvoorbeeld een verhuizing of een aanvraag paspoort. Op de zitting heeft haar zoon namens eiseres gezegd dat zij hiermee heeft gekregen waar ze om heeft gevraagd. Dit betekent dat eiseres met haar beroep dat nu ter beoordeling voorligt, niet méér kan bereiken dan zij al heeft.
9. De bestuursrechter hoeft een bij hem ingediend beroep alleen inhoudelijk te beoordelen als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis moet zijn. Met andere woorden, de indiener dient een actueel en reëel belang te hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank is van oordeel dat eiseres, gelet op het feit dat zij inmiddels inzage heeft gekregen in haar Brp-gegevens, geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijk oordeel van de rechtbank in deze procedure. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
10. Op de zitting heeft haar zoon namens eiseres gesteld dat het college een dwangsom heeft verbeurd wegens het niet tijdig beslissen. Zoals gezegd heeft de rechtbank niet kunnen duiden waarop het beroep tegen niet tijdig beslissen precies betrekking heeft. Eiseres heeft dit op de zitting ook niet duidelijk kunnen maken. Ook kan de rechtbank niet vaststellen of eiseres het college op de juiste wijze in gebreke heeft gesteld. Eiseres stelt dat de brief van 26 mei 2023 een ingebrekestelling is voor de aanvraag van januari 2023, maar als de rechtbank daarnaar kijkt, dan is begrijpelijk dat het college dit niet zo heeft begrepen en de brief heeft aangemerkt als een nieuw verzoek. Een andere ingebrekestelling heeft de rechtbank in het dossier niet aangetroffen. Hierdoor kan de rechtbank de dwangsom niet vaststellen.
11. Op de zitting heeft de zoon van eiseres nog opgemerkt dat hij vindt dat het college hem en eiseres excuses verschuldigd is en dat hij in gesprek zou willen met het college. De rechtbank is niet bevoegd om de gemeente te veroordelen tot het maken van excuses. De rechtbank onderschrijft wel dat het raadzaam zou zijn als het college het gesprek zou aangaan met eiseres en haar zoon, mede gelet op het feit dat het voor eiseres en haar zoon moeilijk is om zich op papier goed uit te drukken. Daaraan voegt de rechtbank toe dat zij eiseres en haar zoon in overweging geeft om een advocaat of andere rechtsbijstandsverlener te zoeken, die hen kan helpen bij het indienen van aanvragen en het zo nodig voeren van procedures.
Conclusie en gevolgen
Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.