ECLI:NL:RBMNE:2025:3382

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
UTR 25/407
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een WIA-uitkering ontving, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, werkzaam als schoonmaker, had zich op 15 mei 2020 ziek gemeld en ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Na een beoordeling door het Uwv werd zijn Ziektewet-uitkering beëindigd, maar later weer doorbetaald na bezwaar. Eiser vroeg op 1 december 2022 een WIA-uitkering aan, die hem op 10 juli 2023 werd toegekend, maar met een later besluit op dezelfde datum werd deze uitkering per 11 september 2023 beëindigd, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond op 5 december 2024. Eiser ging in beroep bij de rechtbank, waarbij hij aanvoerde dat zijn medische situatie niet goed was ingeschat en dat hij verdergaande beperkingen had. De rechtbank beoordeelde de medische rapporten van de verzekeringsartsen en concludeerde dat het Uwv terecht had besloten dat eiser per 11 september 2023 geen recht meer had op een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling van de verzekeringsartsen overtuigend was en dat eiser geen nieuwe medische informatie had overgelegd die aanleiding gaf om aan deze beoordeling te twijfelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/407

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. M. Berkel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E.S. Träger ).

Inleiding en procesverloop

1.1
Eiser was werkzaam als schoonmaker voor gemiddeld 37,93 uur per week op een tijdelijk contract tot en met 30 april 2020. Op 15 mei 2020 heeft eiser zich ziek gemeld. Op dat moment had eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
1.2
Na de Eerstejaarsziektewetbeoordeling heeft het Uwv de Ziektewet (ZW)-uitkering beëindigd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eisers bezwaar daartegen heeft het Uwv gegrond verklaard en de ZW-uitkering is alsnog doorbetaald.
1.3
Eiser heeft op 1 december 2022 bij het Uwv een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
1.4
Met een besluit van 10 juli 2023 heeft het Uwv aan eiser met ingang van 13 mei 2022 een loongerelateerde uitkering toegekend op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid op arbeidskundige gronden en per 1 juni 2023 de loongerelateerde uitkering omgezet naar een loonaanvullingsuitkering.
1.5
Met een tweede besluit van 10 juli 2023 (
het primaire besluit) heeft het Uwv de WIA-uitkering met ingang van 11 september 2023 beëindigd, omdat eiser per 6 februari 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.
1.6
Met het besluit van 5 december 2024 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en heeft daaraan een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 november 2024 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 18 november 2024 ten grondslag gelegd.
1.7
Eiser heeft daartegen beroep ingediend. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.8
Eiser heeft een aanvullend beroepschrift ingediend met daarbij een brief van de vaatchirurg van 18 september 2020. Het Uwv heeft een aanvullend verweerschrift overgelegd met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 1 april 2025.
1.9
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. V.C.D. Klaassen, kantoorgenoot van eisers gemachtigde, en de gemachtigde van het Uwv. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd. Belangrijk hierbij is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 11 september 2023 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
Beoordelingskader
3. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen.
De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiser zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.
Medisch inhoudelijke beoordeling
4. Eiser voert in beroep aan dat zijn medische situatie is onderschat en dat hij verdergaand beperkt is. Hij vindt dat in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onvoldoende beperkingen zijn opgenomen wat betreft zijn fysieke en mentale belastbaarheid.
Fysieke klachten
5. Eiser voert aan dat hij als gevolg van het Carpaal Tunnel Syndroom en radiculpathie verdergaande beperkingen heeft in het gebruik van zijn handen met name bij fijn motorisch werk en repetitieve bewegingen. Door zijn zwakke polsen is hij beperkt voor het werken met toetsenbord en/of muis. Vanwege zijn twee nekhernia’s en de daaruit voortvloeiende nek- en rugklachten heeft hij ook beperkingen bij langdurig staan, bukken en draaien en moet hij frequenter van houding wisselen. Verder heeft hij als gevolg van het Thoracic Outlet Syndroom (TOS) bij het heffen van zijn arm last van beknelling van de zenuwvaten.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep Blankestijn heeft dossieronderzoek verricht en heeft eiser onderzocht. Vervolgens is zij in haar rapport van 13 november 2024 gemotiveerd ingegaan op de door eiser benoemde fysieke klachten en ervaren belemmeringen. Zij heeft toegelicht dat rekening is gehouden met eisers klachten aan de handen/polsen en nek en rug door beperkingen aan te nemen ten aanzien van repetitieve handbewegingen en dat eiser is aangewezen voor werkzaamheden die niet zwaar belastend zijn voor de nek en rug. De combinatie van de beperkingen acht zij passend en toereikend voor de aard en ernst van eisers problematiek op de beoordelingsdatum 11 september 2023. Overbelasting van de handen/polsen, nek en rug wordt met de aangenomen beperkingen voldoende voorkomen. Voor verdergaande beperkingen van de handen, nek en/of rug ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanwijzingen. Zo zijn uit de lichamelijke onderzoeken zowel in de primaire fase als in de bezwaarfase geen duidelijke afwijkingen gekomen, heeft eiser na februari 2022 geen specialist meer bezocht en heeft ook de huisarts na een onderzoek in augustus 2023 -dus kort voor de beoordelingsdatum- geen afwijkingen beschreven en alleen fysiotherapie geadviseerd voor de rugklachten. In bezwaar blijkt eiser al langere tijd niet meer bij de fysiotherapeut te zijn geweest. Dit alles leidt bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot de conclusie dat verdergaande beperkingen niet aan de orde zijn. In beroep heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep Goldhoorn nog nader gerapporteerd en gereageerd op de overgelegde brief van de vaatchirurg en gemotiveerd waarom geen aanleiding is voor het aannemen van verdergaande beperkingen.
7. De rechtbank kan de door de beide verzekeringsartsen bezwaar en beroep gegeven overwegingen en de daarop gebaseerde conclusies volgen. Eiser heeft daar niets tegenin gebracht dat aanleiding geeft om aan deze conclusies te twijfelen.
Mentale klachten
8. Eiser wijst erop dat ook onvoldoende rekening is gehouden met zijn mentale klachten die uit de medische stukken naar voren komen, zoals stemmingswisselingen, sociaal isolement, verminderde stressbestendigheid en emotionele instabiliteit. Eiser vindt dat er daarom verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen, zoals beperkingen op gebied van werktempo, prikkelverwerking en sociale interacties.
9. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Blankestijn is in haar rapport ingegaan op de voor eiser aangenomen beperkingen en heeft gemotiveerd waarom zij die beperkingen passend vindt bij de aard en ernst van de psychische problematiek van eiser op de beoordelingsdatum. Blankestijn heeft uiteengezet waarom met die beperkingen voldoende rekening wordt gehouden met eisers verminderde psychische spankracht en mentale weerbaarheid. Op basis van haar eigen onderzoek en onderzoek van aangeleverde en opgevraagde medische stukken heeft zij geen aanwijzingen gezien voor een ernstige psychische stoornis, zoals een stemmings- of angststoornis waarbij verdergaande beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren aan de orde zouden kunnen zijn. Er zijn geen duidelijke afwijkingen waargenomen in bijvoorbeeld de stemming en het affect Ook is er sprake van laagfrequente, niet intensieve behandeling voor de psychische klachten. Zo is eiser in maart 2023 bij de POH GGZ geweest en daarna pas weer in februari 2024. De POH GGZ spreekt van spannings- en stemmingsklachten. Een verwijzing naar een tweedelijns GGZ is niet geïndiceerd geacht. Ook verzekeringsarts bezwaar en beroep Goldhoorn is in het rapport van 1 april 2025 ingegaan op eisers mentale problematiek en dat er geen aanleiding is voor het aannemen van verdergaande beperkingen voor eisers functioneren op de beoordelingsdatum.
10. De rechtbank ziet gelet op de motivering in beide rapporten geen aanleiding te twijfelen aan de medische beoordeling over eisers mentale klachten. Hierbij is wel van belang dat het gaat om de beoordelingsdatum 11 september 2023 en dat de -vooral mentale- verslechteringen die bij eiser zijn opgetreden na die datum niet hierin betrokken kunnen worden. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Blankestijn heeft dit ook in haar rapport benoemd en eiser gewezen op de mogelijkheid om wijzigingen in zijn gezondheid door te geven aan het Uwv.
Urenbeperking
11. Verder vindt eiser dat vanwege zijn slaapproblemen en ernstige vermoeidheid er op energetische gronden een urenbeperking had moeten worden aangenomen. Vanwege de mentale uitputting en overbelasting acht hij zich niet in staat om meer dan 4 uur per dag te werken. Hij stelt dat zijn klachten ten onrechte niet in samenhang worden beoordeeld.
12. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Blankestijn gaat in haar rapport van 13 november 2024 in op de duurbelastbaarheid. Zij motiveert waarom zij voor de in 2022 tijdelijk aangenomen urenbeperking op de beoordelingsdatum geen indicatie meer ziet op basis van energetische of preventieve gronden of vanwege verminderde beschikbaarheid zoals opgenomen in de verzekeringsgeneeskundige standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’.
In beroep heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep Goldhoorn in het rapport van 1 april 2025 ook gemotiveerd toegelicht dat met de aangenomen beperkingen zowel mentale als fysieke overbelasting wordt voorkomen en dat er daarom geen aanleiding is voor een aanvullende beperking in de duurbelastbaarheid. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd waaruit volgt dat de medische beoordeling van de beide verzekeringsartsen bezwaar en beroep ten aanzien van de urenbeperking onjuist is. De rechtbank kan de toelichting volgen en ziet geen aanleiding voor het oordeel dat voor eiser een urenbeperking aangenomen had moeten worden. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie medische beoordeling
13. De rechtbank is van oordeel dat de medische belastbaarheid van eiser op de beoordelingsdatum 11 september 2023 in de rapporten van de verzekeringsartsen bezwaar en beroep van 13 november 2024 en 1 april 2025 op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep Blankestijn heeft alle beschikbare medische informatie betrokken in haar overwegingen om geen verdergaande beperkingen aan te nemen. De rechtbank heeft goed begrepen dat eiser diverse klachten en belemmeringen ervaart. Eiser heeft echter geen medische informatie overgelegd die aanleiding geeft om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv.
Arbeidskundige beoordeling
14.1
Op de zitting heeft eiser zijn beroepsgrond over de indexering van het maatmanloon ingetrokken.
14.2
Eiser heeft verder aangevoerd dat hij vanwege zijn beperkingen niet de geduide functies kan verrichten. Vooral vanwege de fysieke belasting van zijn handen bij gebruik van toetsen en de muis in de functie van administratief medewerker en het verrichten van fijn motorische handelingen in de functie van apotheekmedewerker. Ook in de functie van productiemedewerker komen veel fysieke herhalende bewegingen voor die voor hem te belastend zijn. Eiser stelt dat ook al zouden de functies gelet op de FML in theorie voor hem passend lijken, ze in de praktijk voor hem niet uitvoerbaar zijn. Een arbeidskundige beoordeling met een bredere medische onderbouwing had daarom moeten plaatsvinden die dan beter zou zijn afgestemd op zijn klachten.
15. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat de medische gronden niet slagen en dat daarom ervan uit moet worden gegaan dat de beperkingen die in de FML van 29 maart 2023 zijn opgenomen juist zijn. Er bestaat daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies, die zijn geselecteerd met gebruikmaking van de FML.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft met het rapport van 18 november 2024 en aan de hand van de Resultaat functiebeoordeling van 29 juni 2023 aanvullend gemotiveerd uiteengezet waarom de functies de belastbaarheid van eiser niet overschrijden. Het Uwv heeft dus deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen en mogen leggen.

Conclusie en gevolgen

16. Het Uwv heeft terecht beslist dat eiser per 11 september 2023 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Het beroep is ongegrond.
17. De door eiser gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht worden niet vergoed, omdat eiser geen gelijk krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2025.
griffier
rechter

(is verhinderd te ondertekenen)

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.