ECLI:NL:RBMNE:2025:3359

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
C/16/579937 / HA ZA 24-419
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van energiekosten door energieleverancier aan zonnestudio

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Budget Thuis B.V. en gedaagden, waaronder een zonnestudio in Utrecht. Budget Thuis vorderde betaling van facturen voor geleverde elektriciteit aan de zonnestudio. In een eerder tussenvonnis van 12 maart 2025 had de rechtbank geoordeeld dat Budget Thuis bij de schatting van het energieverbruik een te hoog gemiddeld verbruik had gehanteerd. De rechtbank gaf Budget Thuis de opdracht om een nieuwe eindfactuur op te stellen, gebaseerd op een herberekening van het verbruik. Budget Thuis overhandigde een nieuwe eindfactuur van € 27.933,27, die door de gedaagde werd betwist. De rechtbank oordeelde echter dat de nieuwe eindfactuur duidelijk en begrijpelijk was, en dat de gedaagde onvoldoende argumenten had aangevoerd om de factuur te betwisten. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 32.724,73, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens zijn de vennoten van de gedaagde hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schuld aan Budget Thuis.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/579937 / HA ZA 24-419
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van
BUDGET THUIS B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Budget Thuis,
advocaat: mr. R.J.H. van der Burgt,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend in [woonplaats] ,
vennoot van [gedaagde sub 1] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonend in [woonplaats] ,
vennoot van [gedaagde sub 1] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden c.s] ,
advocaat: mr. A. Kaynak.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 maart 2025,
- de akte van Budget Thuis met productie 15,
- de akte van [gedaagde sub 1] met producties 15 en 16.
1.2.
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat het vonnis in deze procedure vandaag zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
Budget Thuis was energieleverancier van [gedaagde sub 1] , een zonnestudio in Utrecht. In deze procedure vordert Budget Thuis betaling van een aantal facturen voor het energieverbruik van [gedaagde sub 1] . Hierbij heeft Budget Thuis de hoeveelheid geleverde energie voor een deel geschat. In het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat Budget Thuis bij de schatting over de periode 18 februari 2022 tot 7 juli 2023 is uitgegaan van een te hoog gemiddeld verbruik. Hierom moest Budget Thuis een nieuwe berekening en specificatie overleggen. Dit heeft Budget Thuis gedaan, maar volgens [gedaagde sub 1] is het in rekening gebrachte verbruik nog steeds te hoog. De rechtbank geeft Budget Thuis gelijk.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Dit vonnis is een vervolg op het tussenvonnis van 12 maart 2025. Voor een goed begrip van de zaak verwijst de rechtbank naar dit tussenvonnis. De rechtbank blijft bij alles wat zij in het tussenvonnis heeft overwogen en besloten.
3.2.
Budget Thuis vordert in deze procedure betaling van een eindfactuur en drie termijnfacturen door [gedaagde sub 1] voor haar energieverbruik in de periode december 2020 tot 21 december 2023. [gedaagde sub 1] heeft de eindfactuur voor zover die ziet op de periode 18 februari 2022 tot 7 juli 2023 betwist. In die periode heeft Budget Thuis het energieverbruik van [gedaagde sub 1] geschat, omdat de energiemeter kapot was. Bij die schatting is zij uitgegaan van het gemiddelde verbruik zoals dat uit de meterstanden (van de nieuwe meter) bleek in de periode tussen 8 juli 2023 en 1 oktober 2023.
3.3.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat Budget Thuis bij haar schatting is uitgegaan van een te hoog gemiddeld verbruik, omdat uit de overgelegde meterstanden bleek dat het verbruik van 1 oktober 2023 tot en met einde contract (21 december 2023) lager lag. De rechtbank heeft Budget Thuis daarom de opdracht gegeven om met een nieuwe eindfactuur te komen, waarin haar schatting over de periode 18 februari 2022 tot 7 juli 2023 is gebaseerd op het gemiddelde verbruik dat is geregistreerd tussen
8 juli 2023 en 21 december 2023.
Budget Thuis heeft een nieuwe eindfactuur met berekening en specificatie overgelegd
3.4.
In een akte van 9 april 2025 heeft Budget Thuis de nieuwe eindfactuur overgelegd. Hierbij is Budget Thuis uitgekomen op een bedrag van € 27.933,27. Dit is € 4.653,17 minder dan de eerder overgelegde eindfactuur. [1] Naast deze eindfactuur vordert Budget Thuis ook betaling van drie termijnfacturen van samen € 4.791,46. [2] In totaal vordert Budget Thuis dus nog € 32.724,73 van [gedaagde sub 1] . [3]
Op basis van die eindfactuur moet [gedaagde sub 1] € 32.724,73 betalen voor haar energieverbruik
3.5.
[gedaagde sub 1] betwist de nieuwe eindfactuur ter hoogte van € 27.933,27. Het bedrag van deze afrekening kan volgens haar niet kloppen omdat:
  • Budget Thuis een te hoog verbruik en tarief in rekening heeft gebracht zonder inzichtelijk te maken hoe dit verbruik en tarief tot stand zijn gekomen,
  • in de eindfactuur van Budget Thuis geen rekening wordt gehouden met de door [gedaagde sub 1] gedane termijnbetalingen.
3.6.
De rechtbank oordeelt anders. Met de uitleg van Budget Thuis kan niet worden gezegd dat de eindfactuur onduidelijk en onbegrijpelijk is. In de nieuwe eindfactuur heeft Budget Thuis – zoals verzocht – het verbruik over de periode 18 februari 2022 tot 7 juli 2023, gebaseerd op het gemiddelde verbruik dat is geregistreerd in de periode 8 juli 2023 tot 21 december 2023. Met de akte van 9 april 2025 heeft Budget Thuis uitgelegd dat zij dit heeft gedaan door deze gemiddeldes te vermenigvuldigen met het aantal dagen (504) van de te corrigeren periode. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Budget Thuis uitgelegd dat zij het energieverbruik dat uit deze berekening komt, verwerkt in een programma dat het dagelijkse energieverbruik raamt op basis van ervaringsregels. Hierdoor is in de specificatie bij de eindfactuur zichtbaar dat het verbruik per maand verschillend is en benadert de nieuwe factuur het daadwerkelijke verbruik van [gedaagde sub 1] . Het verbruik per maand is vervolgens vermenigvuldigd met de voor die maand voor [gedaagde sub 1] geldende energieprijs. Ook dit is zichtbaar in de specificatie. De rechtbank vindt de betwisting van [gedaagde sub 1] in dit licht niet genoeg gemotiveerd. Zo legt [gedaagde sub 1] bijvoorbeeld niet uit waarom de door Budget Thuis gehanteerde energieprijzen volgens haar te hoog zouden zijn. Tot slot zijn in eindfactuur wel degelijk de door [gedaagde sub 1] betaalde voorschotten (termijnbedragen) verrekend. Sterker nog, ook termijnbedragen die [gedaagde sub 1] nog niet had betaald zijn met de eindfactuur verrekend door Budget Thuis. Daarom vordert Budget Thuis naast betaling van de eindfactuur nog de betaling van deze al wel verrekende, maar nog niet betaalde termijnbedragen.
3.7.
De conclusie van de rechtbank is dat [gedaagde sub 1] onvoldoende heeft aangevoerd tegen de nieuwe eindfactuur van Budget Thuis. De rechtbank zal [gedaagde sub 1] daarom veroordelen tot betaling van de eindfactuur en de nog verschuldigde termijnbedragen, dus in totaal € 32.724,73.
[gedaagde sub 1] moet wettelijke rente over de hoofdsom betalen vanaf 21 februari 2024
3.8.
De gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over de hoofdsom zal worden toegewezen vanaf 21 februari 2024. Op grond van artikel 6:119 BW is de wettelijke rente verschuldigd over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening van een geldsom in verzuim is geweest. Als hoofdregel geldt dat verzuim intreedt als de schuldenaar in gebreke wordt gesteld via een schriftelijke aanmaning, waarbij hem een redelijke termijn wordt gesteld om alsnog na te komen en nakoming binnen die termijn vervolgens uitblijft. [4] Deze ingebrekestelling vond plaats op 3 februari 2024, waarin [gedaagde sub 1] is aangemaand om de hoofdsom uiterlijk op 20 februari 2024 te betalen. [5]
[gedaagde sub 1] moet Budget Thuis € 1.102,25 aan buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.9.
Budget Thuis vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Budget Thuis heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Budget Thuis heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Hierom zal een bedrag van € 1.102,25 worden toegewezen.
[gedaagde sub 1] moet de proceskosten van Budget Thuis vergoeden
3.10.
[gedaagde sub 1] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Budget Thuis worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,92
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
1.965,00
(2,5 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.172,92
3.11.
Als [gedaagde sub 1] de proceskosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving betaalt, dan moet zij ook wettelijke rente over de proceskosten betalen.
[gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] zijn als vennoten hoofdelijk aansprakelijk
3.12.
[gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] zijn als vennoten hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld van [gedaagde sub 1] aan Budget Thuis. [6] Dit is ook niet betwist. De rechtbank zal hen dus – conform vordering van Budget Thuis – hoofdelijk veroordelen om de vorderingen van Budget Thuis te voldoen. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan Budget Thuis te betalen een bedrag van € 32.724,73, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 21 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan Budget Thuis te betalen een bedrag van € 1.102,25 aan buitengerechtelijke kosten,
4.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van € 5.172,92, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.
5793

Voetnoten

1.Productie 4 aan de zijde van Budget Thuis, factuurnummer 1000049096680.
2.Productie 4 aan de zijde van Budget Thuis, factuurnummer 1000045963779, 1000046812104 en 1000047643703.
3.€ 27.933,27 (eindfactuur) + € 4.653,17 (totaal termijnfacturen) = € 32.724,73.
4.Artikel 6:82 lid 1 BW.
5.Productie 5 aan de zijde van Budget Thuis.
6.Artikel 18 Wetboek van Koophandel.