In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 30 mei 2025, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen inzake de kinderopvangtoeslag, maar de Dienst had niet tijdig beslist op dit bezwaar. Eiser had zijn bezwaar op 23 augustus 2024 ingediend, maar de beslistermijn was op 27 december 2024 verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiser heeft vervolgens op 20 maart 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn was overschreden en dat verweerder alsnog een besluit moest nemen, met een uiterste datum van 20 februari 2026. Tevens werd er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 53,- moest door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.