Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
Waarover gaat deze zaak?
Voorgeschiedenis
Op 9 maart 2020 heeft eiser een verzoek ingediend bij het Uwv om terug te komen van het besluit van 24 juli 2013 en om de na te betalen bedragen te verhogen met wettelijke rente. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen met het besluit van 22 september 2020. Dat besluit is in beroep in stand gebleven. Vervolgens heeft eiser hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (de Raad). Tijdens de behandeling van het hoger beroep, heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Met dit besluit van 25 mei 2023 heeft het Uwv besloten om zijn besluit van 24 juli 2013 te wijzigen. Het Uwv heeft de WAZ-uitkering van eiser over de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2008 herberekend. Eiser heeft volgens het Uwv over die jaren een bedrag van €50.634,13 bruto (WAZ-uitkering inclusief vakantiebijslag) te weinig ontvangen. Op 7 maart 2024 heeft bij de Raad een zitting plaatsgevonden. In het daarvan opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende vermeld:
gemachtigde van appellant zal de wettelijke rente over de WAZ-uitkering van appellant
berekenen, uitgaande van de volgende gegevens:
volgens het voorstel van de zoon van appellant, bij wijze van compromis, worden de eerste driejaren buiten beschouwing gelaten in de berekening. Dit betekent dat over de periode 2004-2006 geen wettelijke rente wordt gerekend;
de wettelijke rente wordt per jaar berekend vanaf 2007 met als startmoment 1 januari 2008 en als einddatum 1 april 2024;
bij de berekening wordt uitgegaan van samengestelde interest.
gemachtigde van appellant legt de berekening voor aan het Uwv en het Uwv zal van daarvan uitgaan;
gelet op alle feiten en omstandigheden in deze zaak, acht de Raad dit een aanvaardbare en wenselijke uitkomst zodat partijen een punt achter het geschil kunnen zetten;(..)”
“(..) Naar aanleiding van uw brief van 23 april 2024 bevestig ik dat ter zitting van de Raad op 7 maart 2024 het volgende is afgesproken. Over de nabetalingen over de jaren 2004, 2005 en 2006 wordt geen wettelijke rente berekend. Deze jaren neemt appellant als vorm van schadebeperking voor zijn rekening omdat drie jaar is gewacht met het inbrengen van de VSO. De wettelijke rente wordt berekend over de nabetaling over 2007 met ingang van 1 januari 2008. (..)”
Deze zaak
- 5 april 2024 over betaling uitkering 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008 en wettelijke rente.
Het geschil
Voor zover op dat moment wel een overeenkomst tot stand is gekomen, is dat onder invloed van dwaling gebeurd en wordt die vernietigd. Als vernietiging niet mogelijk is, vindt eiser dat het Uwv is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en wordt de overeenkomst hierbij ontbonden. Als vernietiging of ontbinding niet mogelijk is, vindt eiser dat de overeenkomst anders uitgelegd dient te worden dan is gedaan door het Uwv.