ECLI:NL:RBMNE:2025:333

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
11178472 ME VERZ 24-74
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen werknemer tijdens werktijd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werkgever tegen een werknemer. De werkgever, een besloten vennootschap, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst omdat de werknemer tijdens werktijd werkzaamheden aan haar woning had laten verrichten door werknemers van een ander bedrijf, zonder medeweten van de werkgever. De werkgever had eerder bewijsopdrachten gegeven en getuigenverhoren gehouden om aan te tonen dat de werknemer op de hoogte was van deze werkzaamheden en hier actief aan had meegewerkt.

Tijdens de procedure zijn verschillende getuigen gehoord die bevestigden dat de werknemer wist dat de werkzaamheden onder werktijd plaatsvonden en dat zij hieraan had meegewerkt. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer ernstig verwijtbaar had gehandeld door deze werkzaamheden te verdoezelen en niet te communiceren met de werkgever. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever voldoende bewijs had geleverd van het verwijtbare handelen van de werknemer, wat leidde tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder recht op enige vergoeding.

De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer om de ontbinding te weigeren afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werknemers om transparant te zijn over hun werkzaamheden, vooral wanneer deze invloed hebben op hun arbeidsovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 11178472 ME VERZ 24-74 RD/960
Beschikking van 11 februari 2025
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verzoekster] ,
verzoekende partij in het verzoek,
verwerende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. A. van der Kolk,
tegen:
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verweerster] ,
verwerende partij in het verzoek,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J. Peute.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 18 september 2024 is [verzoekster] opgedragen bewijs te leveren. De beslissing op de verzoeken van [verweerster] is in de beschikking van 18 september 2024 aangehouden in afwachting van de uitkomst van de bewijsopdracht.
1.2.
[verzoekster] heeft op 2 oktober 2024 opgave gedaan van de te horen getuigen. Verder heeft zij de producties 13 en 14 overgelegd. [verzoekster] heeft productie 13 op 2 oktober 2024 aangevuld.
1.3.
Het getuigenverhoor heeft op 2 december 2024 plaatsgehad. [verweerster] heeft afgezien van contra-enquête. [verzoekster] en [verweerster] hebben een conclusie na enquête genomen. [verweerster] heeft in haar conclusie op de producties 13 en 14 van [verzoekster] gereageerd.
1.4.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter heeft [verzoekster] opgedragen te bewijzen dat [verweerster] :
  • wist dat er onder werktijd door werknemers van [bedrijf 1] in haar woning werkzaamheden werden verricht;
  • actief heeft meegedacht en meegewerkt aan constructies om deze werkzaamheden onder werktijd mogelijk te maken;
  • wist dat de uren van de in de woning van [verweerster] ingezette werknemers zijn geboekt op orders van andere klanten van [bedrijf 1] ;
  • een deel van de voornoemde uren, terwijl zij wist dat deze niet klopten, in het systeem van [verzoekster] heeft goedgekeurd.
De getuigenverklaringen
2.2.
Om aan haar bewijsopdracht te voldoen heeft [verzoekster] producties 13 en 14 overgelegd. Daarnaast heeft zij [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] als getuigen laten horen. De getuigen zullen hierna bij hun achternaam genoemd worden.
2.3.
[getuige 1] heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
Vraag: Kunt u op basis van die gesprekken verklaren of er personeel van [bedrijf 1] werkzaamheden heeft verricht bij mevrouw [verweerster] onder werktijd?
Antwoord: Ja. Dat kwam in alle gesprekken naar voren. Iedereen vond het vreemd dat hij een ander adres had gekregen dan waar hij ging werken. Er zijn twee adressen waar de uren zijn geschreven voor het werk bij mevrouw [verweerster] thuis.
Vraag: U verklaart net dat het vreemd is dat het op andere adressen was. Maar is op basis van die gesprekken ook duidelijk dat het onder werktijd, en dus overdag was.
Antwoord: Ja. Het was overdag.
Vraag: kunt u op basis van die gesprekken iets verklaren over de vraag of mevrouw [verweerster] actief heeft meegedacht en meewerkt om deze constructie tijdens werktijd mogelijk te maken?
Antwoord: Dit is tijdens het gesprek met [getuige 3] duidelijk geworden. Hij gaf aan dat hij voor de aankoop van de woning al thuis was geweest bij mevrouw [verweerster] in de nieuwe woning. Dit is later bevestigd door de collega waarmee hij het op zou pakken. Dat ze meerdere keren overdag hebben gewerkt omdat het niet alleen in de avonduren kon, door het korte tijdbestek. Er werd ook aangegeven dat het samen met de contractmanager was besproken, die was er ook bij. Dit was [A ] .
Vraag: Hoe zou dit in de praktijk zijn uitgewerkt?
Antwoord: De medewerkers hebben aangegeven dat er op een apart adres de uren geboekt zouden worden, zodat ze ingepland kunnen worden voor meerdere weken. Dit is ook met de planning besproken. Dan wisten de mensen dat ze aar het huis van mevrouw [verweerster] moesten.
Vraag: Kunt u verklaren over de goedkeuring van de uren door mevrouw [verweerster] in het systeem?
Antwoord: We hebben een controle te doen elk einde van de week op juistheid van de uren en juiste klussen. Mevrouw [verweerster] is hier altijd bij betrokken geweest. Dit is overgedragen aan een andere collega en net in deze periode is mevrouw [verweerster] er weer bij betrokken geweest, in verband met vakantie van eerdergenoemde collega. Ik weet niet precies welke periode dit was, maar het gaat om de periode van de verbouwing bij mevrouw [verweerster] . Ik weet ook niet welke collega mevrouw [verweerster] op dit moment verving.
2.4.
[getuige 2] heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
Vraag: weet u wie het initiatief heeft genomen voor het verrichten van de werkzaamheden aan de woning van mevrouw [verweerster] onder werktijd?
Antwoord: [B ] heeft verteld dat het initiatief van [verweerster] en [A ] kwam om het onder werktijd te doen.
Vraag: Van wie kwam de opdracht tot het wegschrijven van de uren?
Antwoord: [A ] . Die heeft tegen meerdere medewerkers gezegd om de uren weg te schrijven op de [straat] . Dat is wat ik heb gehoord. Dit hebben alle medewerkers met wie wij gesproeken hebben ons verteld.
Vraag: Wist mevrouw [verweerster] hiervan?
Antwoord: Mevrouw [getuige 4] heeft mij verteld dat mevrouw [verweerster] aan haar heeft verteld dat het ging om werkzaamheden in haar eigen woning. Ook heeft mevrouw [getuige 4] mij verteld dat in februari 2024 mevrouw [verweerster] haar had gevraagd om de mannen nog een keer in te plannen voor werkzaamheden in haar woning.
Vraag: Kunt u iets verklaren over goedkeuring van de uren? Wie deed dat?
Antwoord: Normaal gesproken [C] . Zij was op vakantie. De uren waar het hier over gaat zijn door mevrouw [verweerster] goedgekeurd. Uit mijn hoofd in week 38, 39 en 40 van 2023. Dit is eind september, begin oktober geweest. Dat zijn de weken waarin [getuige 3] en [B ] in de woning hebben gewerkt.
2.5.
[getuige 3] heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
Ik ben bij mevrouw [verweerster] thuis geweest. Ik ben er heel kort geweest. Ik was net aan
een nekhernia geopereerd begin of half oktober 2023. Ik ben nog geen week bij mevrouw [verweerster] thuis geweest. Tot een week voor mijn operatie heb ik werkzaamheden uitgevoerd bij mevrouw [verweerster] thuis. We waren daar met meerdere personen aan het
werk. Dit waren [A ] en [B ] .
Ik werkte in de avonden en in het weekend bij mevrouw [verweerster] thuis. In de week dat ik
daar gewerkt heb, heb ik in de avonden gewerkt. Ook ben ik er voor een deel onder werktijd
geweest. Ik weet er niks meer van. Meneer [A ] heeft alles geregeld.
Wij gingen onder werktijd aan het einde van de dag er heen. Dit zou rond 14:00 uur en later
zijn geweest. Dus aan het eind van de werkdag en in de avond werkte ik daar.
U houdt mij de GPS-data van de bedrijfsauto uit het dossier voor en uit die data volgt
volgens u dat ik er meer dan een week ben geweest. Ik vind dat apart. Mijn auto heeft
schade gehad en daarom heb ik lang geen auto gehad. Ik heb toen een vervangende auto
gehad.
Ik heb mevrouw [verweerster] niet gezien tijdens de werkzaamheden. Ik heb ook geen familie
van haar gezien in de woning. Daar let ik ook niet op. Ik ben daar alleen geweest met
collega’s van [bedrijf 1] . Verder heb ik niemand gezien.
Ik ben na mijn operatie niet meer bij de werkzaamheden bij mevrouw [verweerster] thuis
betrokken geweest.
Van [A ] kwam het idee om de werkzaamheden gedeeltelijk in werktijd te
doen. Ik weet niet meer precies hoe dat ging. Ik weet alleen dat [A ] dat regelde en dat hij
zei waar ik naartoe moest. Verder heb ik mee daar ook niet mee bezig gehouden.
Aan het eind van de dag registreerde wij onze uren. Ik kan mij niet meer voor de geest halen
hoe dat precies in zijn werk ging. Ik weet alleen nog dat dit op een iPad ging.
U houdt mij uit mijn verklaring de volgende passage voor: ‘Voor de werkzaamheden ... tot
uren en weekenden.’ U vraagt mij aan wie ik heb voorgehouden dat het niet te doen was in
de avonden en weekenden. Dat was aan [A ] . Niet aan [verweerster] . Soms zag ik [verweerster]
op kantoor, maar ik kwam daar zo min mogelijk. Ik sprak dan niet met haar over de
verbouwing.
Op de vragen van mr. Van der Kolk antwoord ik als volgt:
Vraag: Ik hou u uw e-mail van 3 maart 2024 voor. Hierin schrijft u dat u ruim drie weken bij
[verweerster] gewerkt heeft. Ook houd ik u voor dat u eerder heeft verklaard dat u daar een
week bent geweest voor de werkzaamheden. Hoe kan dit?
Antwoord: Ik wil daar niet op worden vastgepind. Toen ik die e-mail stuurde, stond ik onder
behandeling van een psycholoog. Het kan dus best wel onjuist zijn wat er staat.
Vraag: U heeft een gesprek gehad met bureau [bedrijf 2] . Daar is een verklaring van
opgemaakt en deze is door u getekend. Daar staat onder meer in wanneer u [verweerster] thuis trof
tijdens de verbouwing. Klopt deze verklaring?
Antwoord: Weet ik niet. Durf ik niet meer te zeggen. Ik heb toen dingen verklaard terwijl ik
onder behandeling was. Ik heb daar geen actieve herinnering aan.
Vraag: In dat zelfde verslag staat een verklaring over het initiatief van [verweerster] en [A ] om
de werkzaamheden tijdens werktijden te doen.
Antwoord: Ik ga niet roepen als ik het niet meer weet. Ik weet het niet.
Vraag: Weet u hoe de ordernummers werden aangemaakt?
Antwoord: Nee.
Vraag: In uw eigen e-mail van 3 maart zegt u iets over het aanmaken van [A ] over een
ordernummer. Klopt dit?
Antwoord: Dat moest hij doen. Ik weet niet hoe dat moet en ik ga er ook niet over.
Vraag: U heeft gezegd dat mevrouw [verweerster] af en toe kwam kijken hoe het werk was.
Klopt dit?
Antwoord: Dat weet ik niet meer.
2.6.
[getuige 4] heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
Ik heb werkorders bij mevrouw [verweerster] voor de verbouwing ingepland op de naam van
andere klanten. Dit deed ik in opdracht van meneer [A ] . Ik weet niet meer wanneer
dit was. Ik weet alleen dat het in 2023 is geweest. Meneer [A ] was langsgekomen en
hij stuurde mij een Whatsappje of ik twee monteurs wilde inplannen op een adres. Dat heb
ik gedaan. De monteurs waren [getuige 3] en [B ] . Ik heb dit Whatsappje niet meer.
De monteurs wisten af van het inplannen op dit adres. Dit adres kregen ze door via meneer
[A ] . Het werd mij kort hierna duidelijk dat dit aan de gang was. Ik kan mij niet meer
precies herinneren wanneer dat was.
Ik heb gesproken over de verbouwing met mevrouw [verweerster] . Ik weet niet meer wat er
precies besproken is. Ik hoorde naderhand dat het onder werktijd was. Op het moment van
inplannen, wist ik dit nog niet.
U houdt mij voor dat ik heb gezegd dat in februari 2024 mevrouw [verweerster] mij heeft
gevraagd om monteurs te sturen naar haar huis. Ook houdt u mij voor dat mevrouw [verweerster]
stelt dat die verbouwing toen al klaar was. Dit is niet waar. Er moesten nog dingen
gebeuren. Ik weet niet meer om welke werkzaamheden dit ging. Volgens mij waren dit
kleine dingen. Ik heb dit verzoek geweigerd omdat meneer [A ] en ik niet meer
praatten. Hij had mij niet netjes behandeld. Daarom heb ik het verzoek van mevrouw [verweerster]
geweigerd en daarom is zij verwezen naar meneer [A ] .
2.7.
[verzoekster] is van mening dat zij heeft voldaan aan de haar opgedragen bewijsopdracht. [verweerster] heeft verwijtbaar gehandeld en daarom dient de arbeidsovereenkomst op zo kort mogelijke termijn ontbonden te worden, zonder toekenning van enige vergoeding.
2.8.
[verweerster] meent dat [verzoekster] er niet in is geslaagd om het haar opgedragen bewijs te leveren. De ontbinding moet volgens haar dan ook afgewezen worden, dan wel maakt zij aanspraak op vergoedingen.
2.9.
De kantonrechter moet op basis van de verklaringen die zijn afgelegd bij [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en tijdens het getuigenverhoor tot een oordeel komen. De kantonrechter is daarbij vrij in de waardering van dit bewijs. Het is niet noodzakelijk dat alle te bewijzen omstandigheden afzonderlijk vast komen te staan om tot verwijtbaar handelen van [verweerster] te kunnen concluderen. De kantonrechter moet tot het oordeel kunnen komen dat [verweerster] verwijtbaar heeft gehandeld, omdat zij wist dat er onder werktijd door werknemers van [bedrijf 1] in haar woning werkzaamheden werden verricht en dat zij heeft meegewerkt om dit voor [verzoekster] te verhullen.
2.10.
[verweerster] voert aan dat de bij [bedrijf 1] afgelegde verklaringen buiten beschouwing gelaten zouden moeten worden, omdat de verklaringen eenzijdig zijn opgesteld. Dit volgt volgens haar uit het feit dat de verklaringen niet zijn ondertekend en dat op 5 maart 2024 zes gesprekken met medewerkers zouden hebben plaatsgevonden. Enkel gelet op de daarmee gemoeide tijd zou dit volgens haar onmogelijk zijn. Verder zegt [verweerster] dat [getuige 1] onder ede niet de waarheid heeft verteld, waardoor zijn verklaring in het geheel in twijfel moet worden getrokken. De kantonrechter volgt [verweerster] niet in dit standpunt. Het enkele verweer tegen de totstandkoming van de gespreksverslagen is onvoldoende om de inhoud daarvan zonder meer terzijde te stellen.
Is het bewijs geleverd?
2.11.
De kantonrechter is van oordeel dat [verzoekster] geslaagd is in het door haar te leveren bewijs. Zij zal dat hierna motiveren.
2.12.
Dat [verweerster] wist dat er onder werktijd door werknemers van [bedrijf 1] in haar woning werkzaamheden werden verricht baseert [verzoekster] op verklaringen van [getuige 3] , [B ] (hierna: [B ] ), [verweerster] , [getuige 4] , [A ] (hierna: [A ] ) en [D] (hierna: [D] ).
2.13.
[getuige 3] verklaart op 1 maart 2024 en 3 maart 2024 dat [verweerster] en [A ] met het idee zijn gekomen om het werk in de woning van [verweerster] gedeeltelijk in werktijd te doen. [B ] onderschrijft deze lezing van [getuige 3] . [A ] heeft verklaard dat [verweerster] heeft geregeld dat werknemers van [bedrijf 1] een volle week in de woning van [verweerster] hebben gewerkt en dat [verweerster] regelmatig, eigenlijk dagelijks, aanwezig was bij de verbouwing, onder andere op de dagen dat zij thuis werkte.
2.14.
[verweerster] neemt in haar verweerschrift ook zelf het standpunt in dat zij wist dat werkzaamheden tussen 9:00 en 17:00 uur werden uitgevoerd, maar zegt daarbij dat zij niet op de hoogte was van de aard en omvang daarvan. [verweerster] heeft verder voorafgaand aan deze procedure bij [bedrijf 1] en [bedrijf 2] verklaard dat zij werknemers van [bedrijf 1] in haar woning heeft zien werken. Bij [bedrijf 2] heeft zij ook verklaard dat zij op maandagmiddagen, op haar vrije vrijdag en op 15 september 2023 tijdens werktijd in de woning is geweest. [D] heeft volgens zijn verklaring [verweerster] een keer getroffen in de woning tijdens zijn werkzaamheden, maar hij koppelt daar geen tijd aan.
2.15.
[getuige 3] heeft tijdens het getuigenverhoor verklaard dat hij niet meer weet of het initiatief om de werkzaamheden overdag uit te voeren van [verweerster] en [A ] kwam en dat hij zich hij niet herinnert of hij [verweerster] tijdens de verbouwing overdag thuis heeft getroffen. Dit is echter onvoldoende om zijn gedetailleerde eerdere verklaring terzijde te stellen.
2.16.
Uit de verschillende verklaringen die voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn afgelegd komt het beeld naar voren dat [verweerster] en [A ] tot de opzet zijn gekomen dat de werkzaamheden aan de woning van [verweerster] onder werktijd plaats zouden vinden en dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd. Deze verklaringen worden ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] .
2.17.
[verweerster] heeft dit tijdens de mondelinge behandeling weliswaar weersproken, maar deze blote ontkenning komt de kantonrechter niet geloofwaardig voor. [verweerster] heeft op geen enkele wijze onderbouwd waarom haar eerdere verklaringen niet juist zouden zijn. Van haar had verwacht mogen worden dat zij gemotiveerd naar voren had gebracht waarom zij wisselend heeft verklaard. Dit heeft zij nagelaten.
2.18.
[verweerster] heeft op de mondelinge behandeling wel erkend dat zij werknemers van [bedrijf 1] op 11 september 2023 tijdens werktijd in de woning heeft getroffen. Ook al zou de kantonrechter uitgaan van deze eenmalige constatering door [verweerster] , wat zij niet doet, dan had dit voor [verweerster] in ieder geval al aanleiding moeten zijn om vraagtekens te zetten bij de tijdstippen waarop de verbouwing werd uitgevoerd. Dat zij dit heeft nagelaten valt [verweerster] te verwijten.
2.19.
De kantonrechter gaat er dus vanuit dat [verweerster] wist dat er in haar woning onder werktijd door haar collega’s werd gewerkt. Dit heeft zij verhuld door hierover geen mededelingen te doen aan [verzoekster] . Daarmee is al sprake van ernstig verwijtbaar handelen zodat een ontbinding van de arbeidsovereenkomst is gerechtvaardigd. Dit laat nog buiten beschouwing hoe de gewerkte uren bij [bedrijf 1] werden verantwoord. [verweerster] had naar het oordeel van de kantonrechter een kritische houding aan moeten nemen met betrekking tot het in de weken 38, 39 en 40 van 2023 goedkeuren van uren van collega’s, waarvan zij wist dat deze tijdens werktijd bij haar aan het werk waren. Dit heeft zij ten onrechte nagelaten.
2.20.
[verweerster] is weliswaar ziek, maar omdat het verzoek van [verzoekster] geen verband houdt met deze ziekte staat dit ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet in de weg.
2.21.
Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst, zonder inachtneming van de opzegtermijn en zonder toekenning van enige vergoeding, per vandaag zal worden ontbonden.
2.22.
Uitgaande van het bovenstaande zal het tegenverzoek van [verweerster] afgewezen worden.
2.23.
[verweerster] wordt veroordeeld in de kosten gevallen aan de zijde van [verzoekster] . Deze worden in het verzoek tot op heden begroot op € 673,00, zijnde € 130,00 aan griffierecht en € 543,00 aan salaris gemachtigde. In het tegenverzoek worden ze begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In het verzoek
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van heden;
3.2.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten gevallen aan de zijde van [verzoekster] , tot op heden begroot op € 673,00, waarvan € 543,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
In het tegenverzoek
3.4.
wijst het verzoek van [verweerster] af;
3.5.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten gevallen aan de zijde van [verzoekster] , tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.