In deze zaak heeft een hoveniersbedrijf, aangeduid als [eiser c.s.], een totaalbedrag van € 37.081,07 gefactureerd aan de klant, [gedaagde]. De klant heeft € 30.000,- betaald, maar heeft de eindfactuur van € 7.081,07 onbetaald gelaten. De klant beroept zich op opschorting van betaling, omdat hij van mening is dat de hovenier een aantal werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd. De kantonrechter heeft op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 december 2024 heeft de klant zijn klachten toegelicht, waarbij hij zich richtte op drie specifieke punten: de stenen van het tuinpad, de tegels van de terrassen en de afwerkranden van de bestrating. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hovenier inderdaad tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. De klachten van de klant zijn gegrond bevonden, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de klant het recht heeft om de betaling van de eindfactuur op te schorten totdat de hovenier de gebreken heeft hersteld.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vordering van de hovenier tot betaling van de eindfactuur wordt afgewezen. Tevens is de hovenier veroordeeld in de proceskosten, aangezien hij in het ongelijk is gesteld. De proceskosten zijn begroot op € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.G. Nicholson.