ECLI:NL:RBMNE:2025:33

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
11161319 UC EXPL 24-4132
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betaling van eindfactuur door klant op basis van opschorting wegens gebrekkige uitvoering van werkzaamheden door hovenier

In deze zaak heeft een hoveniersbedrijf, aangeduid als [eiser c.s.], een totaalbedrag van € 37.081,07 gefactureerd aan de klant, [gedaagde]. De klant heeft € 30.000,- betaald, maar heeft de eindfactuur van € 7.081,07 onbetaald gelaten. De klant beroept zich op opschorting van betaling, omdat hij van mening is dat de hovenier een aantal werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd. De kantonrechter heeft op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 december 2024 heeft de klant zijn klachten toegelicht, waarbij hij zich richtte op drie specifieke punten: de stenen van het tuinpad, de tegels van de terrassen en de afwerkranden van de bestrating. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hovenier inderdaad tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. De klachten van de klant zijn gegrond bevonden, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de klant het recht heeft om de betaling van de eindfactuur op te schorten totdat de hovenier de gebreken heeft hersteld.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vordering van de hovenier tot betaling van de eindfactuur wordt afgewezen. Tevens is de hovenier veroordeeld in de proceskosten, aangezien hij in het ongelijk is gesteld. De proceskosten zijn begroot op € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.G. Nicholson.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11161319 \ UC EXPL 24-4132 ABK 62937
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] V.O.F.,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser sub 2] ,
vennoot,
wonend in [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3]
vennoot,
wonend in [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser c.s.] ,
gemachtigde: mr. J.A.M. Drinkenburg,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de akte van depot
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 5 december 2024 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. [eiser sub 2] en [eiser sub 3] waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. [gedaagde] was aanwezig in persoon.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.Kern van de zaak

2.1.
[eiser c.s.] , een hoveniersbedrijf, heeft in opdracht van [gedaagde] zijn tuin aangelegd. [eiser c.s.] heeft in totaal € 37.081,07 aan [gedaagde] gefactureerd. [gedaagde] heeft daarvan € 30.000,- betaald, maar heeft de eindfactuur van € 7.081,07 onbetaald gelaten. In deze procedure vordert [eiser c.s.] betaling van die eindfactuur. [gedaagde] beroept zich op opschorting, omdat [eiser c.s.] een aantal werkzaamheden volgens hem niet goed heeft uitgevoerd.

3.De beoordeling

3.1.
De vordering van [eiser c.s.] tot betaling van de eindfactuur van € 7.081,07 wordt afgewezen, omdat het beroep van [gedaagde] op opschorting slaagt. [eiser c.s.] heeft een aantal van de afgesproken werkzaamheden namelijk niet goed uitgevoerd. [gedaagde] mag betaling van de eindfactuur opschorten totdat [eiser c.s.] die werkzaamheden alsnog deugdelijk heeft uitgevoerd. Dat wordt hierna verder toegelicht.
[eiser c.s.] heeft de afgesproken werkzaamheden niet goed uitgevoerd
3.2.
[eiser c.s.] en [gedaagde] hebben een overeenkomst (aanneming van werk) gesloten. De overeenkomst houdt in dat [eiser c.s.] werkzaamheden in de tuin van [gedaagde] uitvoert tegen betaling van een vergoeding door [gedaagde] . De afgesproken werkzaamheden bestaan onder meer uit het opnieuw bestraten van de tuin, het leggen van graszoden en het realiseren van een veranda en pergola. [eiser c.s.] is in oktober 2022 gestart met de werkzaamheden en begin december 2022 heeft [eiser c.s.] het werk opgeleverd. [gedaagde] heeft het werk aanvaard, maar daarbij aangegeven dat een aantal punten nog moest worden hersteld. [eiser c.s.] heeft vervolgens begin 2023 op verschillende dagen (herstel)werkzaamheden verricht, voor het laatst op 23 maart 2023. Volgens [eiser c.s.] zijn alle klachten nu verholpen, maar volgens [gedaagde] heeft [eiser c.s.] de werkzaamheden nog steeds niet deugdelijk uitgevoerd.
3.3.
In de conclusie van antwoord heeft [gedaagde] verschillende klachten opgesomd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] aangegeven dat het hem te doen is om drie van die klachten, namelijk de klachten die zien op de stenen van het tuinpad, de tegels van de terrassen (bij het huis en van de veranda) en de afwerkranden waarmee de bestrating is opgesloten. [gedaagde] heeft gezegd dat hij de eindfactuur betaalt als deze klachten worden opgelost. De kantonrechter begrijpt daaruit dat het beroep op opschorting alleen betrekking heeft op deze drie klachten. Daarom worden hierna uitsluitend die klachten behandeld en laat de kantonrechter de andere klachten van [gedaagde] buiten beschouwing.
-
De stenen van het tuinpad
3.4.
[gedaagde] vindt dat de stenen niet goed zijn gelegd. Het gaat om grijszwarte stenen van 20 bij 30 centimeter waarmee een tuinpad van ongeveer een meter breed is aangelegd. Er zit een verschil variërend tot vier centimeter tussen de voegen van de stenen. Dat volgt uit de foto’s die [gedaagde] heeft overgelegd en ter zitting heeft [eiser c.s.] ook erkend dat verschillende voegen te breed zijn.
-
De terrastegels
3.5.
De klacht van [gedaagde] over de tegels ziet op de grote grijze tegels van 60 bij 60 centimeter, waarmee terrassen zijn aangelegd bij het huis en bij de veranda. Die tegels liggen volgens [gedaagde] los en scheef, ook met hoogteverschil. Dat is ook te zien op de foto’s en video’s die [gedaagde] heeft overgelegd.
3.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser c.s.] aangegeven dat zij die tegels, naar aanleiding van klachten van [gedaagde] daarover bij de oplevering, op 23 maart 2024 al opnieuw heeft gelegd. Het voegwerk moest 24 uur uitharden, maar volgens [eiser c.s.] stond [gedaagde] er diezelfde avond nog op te ‘wippen’. Dat zou volgens [eiser c.s.] te zien zijn geweest in een filmpje dat [gedaagde] diezelfde avond nog aan [eiser c.s.] heeft verstuurd via WhatsApp. [eiser c.s.] erkent dus de klachten van [gedaagde] over de tegels, maar vindt dat [gedaagde] deze zelf heeft veroorzaakt door op de tegels te staan wippen, vóórdat het voegwerk was uitgehard. [eiser c.s.] heeft het filmpje niet overgelegd en het filmpje is volgens [eiser c.s.] ook niet meer beschikbaar, omdat zij het hele WhatsApp gesprek met [gedaagde] , inclusief het filmpje, heeft gewist. Dat komt voor risico van [eiser c.s.] . Naar het oordeel van de kantonrechter is niet vast komen te staan dat de klachten van [gedaagde] over de tegels bij het huis en bij de veranda te wijten zijn aan de eigen schuld van [gedaagde] . Ook deze klacht is daarom gegrond.
-
De afwerkranden
3.7.
De afwerkranden (door [eiser c.s.] ‘opsluitbanden’ genoemd), waarmee al het straatwerk is opgesloten, zijn ook slordig gelegd. Op de door [gedaagde] overgelegde foto’s is te zien dat de afwerkranden scheef liggen, met hoogteverschil, en dat de hoeken niet netjes zijn afgewerkt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser c.s.] erkend dat het opnieuw leggen van de afwerkranden hoort bij het herstel van de bestrating.
3.8.
Kortom, de klachten van [gedaagde] over de stenen, de tegels en de afwerkranden zijn terecht.
[gedaagde] mag betaling opschorten
3.9.
[gedaagde] mag betaling van de eindfactuur in verband met deze drie klachten uitstellen, totdat de klachten zijn verholpen. Als een partij zijn verplichtingen uit een overeenkomst niet of niet deugdelijk nakomt, dan mag de andere partij de nakoming van de daartegenover bestaande (betalings)verplichting namelijk opschorten. [1]
3.10.
[eiser c.s.] heeft zich op het standpunt gesteld dat de opschorting niet in verhouding staat tot de klachten. De kantonrechter volgt dat standpunt niet. Een voorwaarde voor opschorting is dat de niet behoorlijke nakoming de opschorting moet rechtvaardigen [2] en naar het oordeel van de kantonrechter wordt aan die voorwaarde voldaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser c.s.] aangegeven dat de herstelwerkzaamheden een waarde van € 3.000,- vertegenwoordigen. [gedaagde] houdt er rekening mee dat het bedrag hoger uitvalt, als [eiser c.s.] niet alsnog deugdelijk nakomt en [gedaagde] de kosten door een derde zou moeten laten uitvoeren. [gedaagde] heeft er herhaaldelijk op gewezen dat het hem niet te doen is om geld of een korting, maar dat hij wil dat de klachten worden opgelost. [gedaagde] vreest dat [eiser c.s.] geen herstelwerkzaamheden zal (laten) uitvoeren, als [gedaagde] een deel van de eindfactuur betaalt. Het opschortingsrecht is volgens de Hoge Raad mede bedoeld om druk uit te kunnen oefenen op de andere partij om de overeenkomst alsnog behoorlijk na te komen. Opschorting heeft daarnaast het karakter van zekerheid voor de voldoening (door verrekening) van de eventuele schadevordering die [gedaagde] op [eiser c.s.] heeft, als [eiser c.s.] niet alsnog behoorlijk nakomt. [3] De kantonrechter neemt verder in aanmerking dat het opgeschorte bedrag iets minder dan 20% van de totale aanneemsom is. Tegen deze achtergrond is opschorting van betaling van een bedrag van € 7.081,87 proportioneel.
Conclusie
3.11.
[gedaagde] beroept zich met recht op opschorting van de eindfactuur. [eiser c.s.] kan daarom geen betaling van de eindfactuur afdwingen. De vordering van [eiser c.s.] tot betaling wordt daarom afgewezen.
[eiser c.s.] moet proceskosten vergoeden
3.12.
[eiser c.s.] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- verletkosten
50,00
3.13.
De nakosten worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser c.s.] af,
4.2.
veroordeelt [eiser c.s.] in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser c.s.] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Nicholson en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:262 lid 1 Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 6:262 lid 2 Burgerlijk Wetboek.
3.Zie HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:95.