ECLI:NL:RBMNE:2025:3265

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
C/16/595991 / JE RK 25-1029
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de gecertificeerde instelling in het verzoek om spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige na te late schriftelijke bevestiging

Op 4 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, had op 20 juni 2025 een mondeling verzoek ingediend voor een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van vier weken. Dit verzoek werd mondeling goedgekeurd door de kinderrechter, maar de schriftelijke bevestiging van dit verzoek werd pas dertien dagen later, op 3 juli 2025, ingediend. De kinderrechter oordeelde dat deze vertraging de mogelijkheid voor de belanghebbenden om zich een oordeel te vormen over het verzoek ernstig had belemmerd. Hierdoor was een ordelijke behandeling van het verzoek niet mogelijk, wat leidde tot de beslissing om de GI alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek om spoedmachtiging.

Daarnaast was er een verzoek om een (vervolg)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van vier maanden bij de moeder, die ook nog niet behandeld kon worden, omdat partijen niet in de gelegenheid waren geweest om zich hierover uit te spreken. De kinderrechter heeft besloten dit verzoek aan te houden tot een nader te bepalen zitting. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 juli 2025 door mr. G.L.M. Urbanus, kinderrechter, en is op schrift gesteld op dezelfde datum. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/595991 / JE RK 25-1029
Datum uitspraak: 4 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een (vervolg)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats 2] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van 20 juni 2025;
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 3 juli 2025;
- de brief van mr. Toet van 4 juli 2025.
1.2.
Op 4 juli 2025 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling (zitting) van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- mevrouw [deskundige] namens de GI.
1.3.
De moeder en [minderjarige] zijn niet verschenen. Zij stonden in de file en zouden dusdanig laat arriveren dat de kinderrechter heeft besloten om de zitting buiten hun aanwezig voort te zetten. Na het horen van de vader en de GI heeft de kinderrechter, gelet op de beslissing zoals hieronder beschreven staat, besloten dat het horen van de moeder en [minderjarige] niet meer nodig was.
2.
De feiten
2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 september 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 19 september 2025.
2.4.
In de beschikking van 20 juni 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [minderjarige] met spoed uit huis geplaatst bij een ouder met gezag, te weten de moeder, voor de duur van twee weken, dus tot 4 juli 2025. De kinderrechter heeft de beslissing op het resterende deel van het verzoek van de GI aangehouden.

3.Het verzoek

De GI heeft op 20 juni 2025 verzocht om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van vier weken. De kinderrechter heeft daarover op 20 juni 2025 een beslissing genomen. De kinderrechter moet nu de belanghebbenden horen over deze beslissing.
De GI heeft verder verzocht om aansluitend op de spoedmachtiging een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij een ouder met gezag, te weten de moeder, te verlenen voor de duur van vier maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft op 20 juni 2025 de beslissing op dit verzoek aangehouden (uitgesteld). Daarover moet de kinderrechter dus nog een beslissing nemen.

4.De beoordeling

spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
4.1.
De kinderrechter zal de GI alsnog niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlenen voor de duur van vier weken zonder voorafgaand verhoor van belanghebbenden (de verzoeken onder 1. en 3.). De kinderrechter zal deze beslissing hierna uitleggen.
4.2.
Volgens artikel 2.8 van het Procesreglement Civiel Jeugdrecht, geldend tot 1 juli 2025, kan een spoedeisend verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing buiten de openingstijen van de griffie worden gericht aan een door de rechtbank bekend gemaakte piketdienst. Het verzoek kan dan telefonisch worden gedaan en wordt mondeling toe- of afgewezen. Het verzoek dient op de eerstvolgende werkdag vóór 12.00 uur bij de rechtbank te worden bevestigd. De kinderrechter voegt daaraan toe dat het dan gaat om een schrifteljke bevestiging. In deze zaak is het mondelinge verzoek op vrijdag 20 juni 2025 om 19.10 uur telefonisch besproken met de kinderrechter, die meteen een mondelinge beslissing heeft gegeven. De schriftelijke bevestiging van dit verzoek is echter niet op de volgende werkdag, maar pas dertien dagen later, namelijk op donderdag 3 juli 2025, bij de rechtbank ingediend. Dit is zo laat, dat partijen onvoldoende in de gelegenheid zijn geweest om zich een oordeel te vormen over het schriftelijke verzoek en deze mening tijdens de zitting van 4 juli 2025 kenbaar te maken aan de kinderrechter. Een ordelijke behandeling van het verzoek waarbij recht kan worden gedaan aan de belangen van alle partijen is hierdoor niet mogelijk geweest. Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat de GI alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek. Door deze niet-ontvankelijkverklaring vervalt de beslissing van de kinderrechter van 20 juni 2025.
(vervolg)machtiging tot uithuisplaatsing
4.3.
In het verzoekschrift van 3 juli 2025 heeft de GI ook verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlenen voor de duur van vier maanden bij een ouder met gezag, te weten de moeder. Gelet op het vorenstaande zijn partijen ook nog niet in de gelegenheid geweest om zich een oordeel te vormen over dit verzoek. De kinderrechter heeft daarom besloten om dit verzoek niet te behandelen tijdens de zitting van 4 juli 2025. Dit verzoek zal worden behandeld op een nader te bepalen zitting waarvoor partijen zullen worden uitgenodigd.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verklaart de GI alsnog niet-ontvankelijk in haar verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van vier weken te verlenen zonder voorafgaand verhoor van belanghebbenden (verzoeken onder 1. en 3.);
5.2.
houdt de beslissing over het verzoek tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van vier maanden bij de ouder met gezag (verzoek onder 2.) aan tot een nader te bepalen zitting.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2025 door mr. G.L.M. Urbanus, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op 4 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.
M.H-vdV