Op 4 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, had op 20 juni 2025 een mondeling verzoek ingediend voor een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van vier weken. Dit verzoek werd mondeling goedgekeurd door de kinderrechter, maar de schriftelijke bevestiging van dit verzoek werd pas dertien dagen later, op 3 juli 2025, ingediend. De kinderrechter oordeelde dat deze vertraging de mogelijkheid voor de belanghebbenden om zich een oordeel te vormen over het verzoek ernstig had belemmerd. Hierdoor was een ordelijke behandeling van het verzoek niet mogelijk, wat leidde tot de beslissing om de GI alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek om spoedmachtiging.
Daarnaast was er een verzoek om een (vervolg)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van vier maanden bij de moeder, die ook nog niet behandeld kon worden, omdat partijen niet in de gelegenheid waren geweest om zich hierover uit te spreken. De kinderrechter heeft besloten dit verzoek aan te houden tot een nader te bepalen zitting. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 juli 2025 door mr. G.L.M. Urbanus, kinderrechter, en is op schrift gesteld op dezelfde datum. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.