ECLI:NL:RBMNE:2025:3246

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
16.059397.24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overval op zonnestudio met bedreiging en geweld

Op 9 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 februari 2024 een overval heeft gepleegd op een zonnestudio in Utrecht. De verdachte heeft de aangeefster bedreigd met een mes en heeft haar tas, een geldbedrag en een kassalade ontvreemd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 80 uur opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder behandeling en begeleiding door Reclassering Nederland. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van 433,49 euro aan schadevergoeding. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de teruggave van in beslag genomen geldbedragen gelast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.059397.24 (p)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 mei 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2025. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 19 februari 2024 te Utrecht een diefstal met bedreiging met geweld heeft gepleegd door [bedrijf] in te lopen, tegen aangeefster [aangeefster] te schreeuwen, haar een mes te tonen en daar stekende bewegingen mee te maken, een tas uit de handen van [aangeefster] te trekken en vervolgens die tas (met inhoud), een geldbedrag en een kassalade mee te nemen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Daarbij gaat zij er ook vanuit dat verdachte een mes heeft gebruikt om aangeefster te bedreigen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen vrijspraak bepleit, maar zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft daarbij wel de kanttekening geplaatst dat de camerabeelden wat hem betreft ruimte laten voor de verklaring van verdachte dat hij niet met een mes maar met een sleutel naar aangeefster heeft gewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank stelt vast dat verdachte het ten laste gelegde bekend heeft en de raadsman geen vrijspraak bepleit heeft. Daarom volstaat de rechtbank met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen en zal daarna aan de bewezenverklaring van het mes een overweging wijden.
  • De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 18 april 2025;
  • proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] d.d. 19 februari 2024 (p. 9 e.v.).
4.3.2
Bewijsoverweging ten aanzien van het mes
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een mes heeft gebruikt om aangeefster te bedreigen. Er is door verdachte weliswaar verklaard dat hij een sleutel(bos) in zijn hand had, maar de rechtbank volgt die verklaring niet. Doorslaggevend daarvoor is dat aangeefster duidelijk heeft verklaard dat verdachte een mes in zijn hand had en haar daarmee heeft bedreigd. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid of de betrouwbaarheid van deze verklaring.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 februari 2024 te Utrecht een geldbedrag van (ongeveer) € 286,50 en een kassalade en een Louis Vuitton tas met daarin huissleutels en sleutels van [bedrijf] en een OV-chipkaart die aan [aangeefster] en/of [bedrijf] toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door: in het donker gekleed met een capuchon over het hoofd en met een zwarte pet op, [bedrijf] binnen te lopen, en om de balie heen te lopen en bij voornoemde [aangeefster] te gaan staan en die [aangeefster] de woorden toe te schreeuwen: "Doe de kassa open! Kankerhoer, slet, kankerhoer! Doe de kassa open!" en een mes, vast te houden en te tonen en hiermee een stekende beweging richting voornoemde [aangeefster] te maken, en tegen voornoemde [aangeefster] te schreeuwen: "Ik wil een tas" en vervolgens de Louis Vuitton tas, toebehorend aan die [aangeefster] , met kracht uit de handen van die [aangeefster] te trekken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 maanden (met aftrek van het voorarrest) waarvan 1 maand voorwaardelijk, een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om een taakstraf van 30 uren (indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 15 dagen hechtenis) op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd en alleen aangegeven dat hij de strafeis van de officier van justitie heel schappelijk vindt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De rechtbank stelt voorop dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een heel vervelend feit. Hij heeft aangeefster (een jong meisje) niet alleen overvallen terwijl zij gewoon aan het werk was, maar hij heeft haar daarbij ook nog bedreigd met een mes. Daar moet zij ontzettend van geschrokken zijn en dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Strafblad
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit het justitiële documentatieregister (het strafblad) van verdachte van 11 maart 2025. Hieruit blijkt dat hij weliswaar eerder is veroordeeld voor soortelijke feiten, maar dat dit lang geleden is. De rechtbank zal het strafblad daarom niet in strafverzwarende zin meewegen.
Persoonlijke omstandigheden
Er zijn over verdachte verschillende rapportages opgemaakt, waaronder een rapportage van Reclassering Nederland van 16 april 2025 en een psychologische rapportage van Pro Justitia van 31 juli 2024. In beide rapportages komt het beeld naar voren van een man met een belaste voorgeschiedenis. Hij heeft lange tijd geen delicten gepleegd, maar door onderhavige strafzaak is sprake van een terugval. Daarbij hebben zijn medische, financiële situatie en psychische problematiek een rol gespeeld: verdachte heeft long-covid gekregen, is als gevolg daarvan zijn baan kwijtgeraakt, moest rondkomen van een uitkering en heeft schulden opgebouwd.
Daarnaast is er sprake van ADHD en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline kenmerken, waardoor hij niet goed in staat is geweest om constructieve oplossingen te bedenken en impulsief lijkt te hebben gehandeld. Er wordt door de deskundigen daarom geadviseerd het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank volgt dit advies op en rekent het feit in verminderde mate aan verdachte toe.
Inmiddels lijkt er gelukkig sprake te zijn van een (voorzichtig) positieve ontwikkeling. Sinds de voorlopige hechtenis is geschorst, heeft verdachte goed meegewerkt aan de opgelegde voorwaarden, is de schuldhulpverlening opgestart en volgt hij forensische ambulante behandeling (gericht op spanningsregulatie en met aandacht voor medicatiegebruik). In zowel de Pro Justitia rapportage als in de rapportage van Reclassering Nederland wordt benadrukt dat het van belang is dat het ingezette traject gecontinueerd wordt tot verdachte voldoende is ingebed in hulpverlening. Daarom wordt geadviseerd om hem een (deels) voorwaardelijke straf met een aantal bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en (verder) meewerken aan schuldhulpverlening.
Bij de bespreking van de persoonlijke omstandigheden ter terechtzitting, heeft verdachte aangegeven dat hij blij is met de hulp die hij krijgt omdat het hem rust geeft, dat hij bezig is met een traject bij het UWV en dat hij zich inmiddels inderdaad steeds beter staande houdt.
Strafoplegging
De rechtbank stelt vast dat de landelijke oriëntatiepunten bij een overval op een winkel (met bedreiging met een wapen) uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar. Dit is aanzienlijk hoger dan de strafeis van de officier van justitie. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de ernst van het feit in principe een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, ziet zij aan de andere kant ook dat verdachte al 2 maanden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, verminderd toerekenbaar is, meewerkt aan de geboden hulp en ook gemotiveerd is.
De rechtbank zal verdachte daarom, alles afwegend, veroordelen tot een gevangenisstraf van 9 maanden (met aftrek van het voorarrest) waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank ziet, in navolging van het advies van Reclassering Nederland, ook dat verdachte (vooral) behandeling nodig heeft, dus zal de bijzondere voorwaarden die geadviseerd zijn (en die zijn opgenomen in het dictum van dit vonnis) verbinden aan deze straf. De rechtbank acht deze voorwaardelijke straf passend om als stok achter de deur te dienen en hoopt dat verdachte daarmee de ingezette positieve ontwikkeling kan voortzetten en niet opnieuw zal vervallen in het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is echter ook van oordeel dat - gelet op de ernst van het feit - niet alleen met een voorwaardelijke straf kan worden volstaan en dat verdachte ook de consequenties van zijn handelen moet voelen. De rechtbank zal verdachte daarom, naast de voorwaardelijke gevangenisstraf, nog een taakstraf van 80 uur opleggen. De rechtbank verzoekt Reclassering Nederland daarbij nadrukkelijk om rekening te houden met de beperkte fysieke belastbaarheid van verdachte en goed te kijken welke werkzaamheden hij zou kunnen verrichten.
Voorlopige hechtenis
Tenslotte zal de rechtbank het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de twee in beslag genomen geldbedragen verbeurd moeten worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten de geldbedragen van 33,60 euro en 110,00 euro aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt: [bedrijf] .

10.BENADEELDE PARTIJ

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 1314,49 euro, bestaande uit 433,49 euro aan materiële schade en 880,00 euro aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarbij heeft de officier van justitie voorgesteld dat de rechtbank bij het begroten van de schade die ziet op de gemiste inkomsten, gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering en heeft aangegeven dat verdachte bereid is om de benadeelde partij een schadevergoeding te betalen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade die ziet op de tas (met inhoud) die bij de diefstal is weggenomen rechtstreekse schade betreft en voor vergoeding in aanmerking komt: verdachte heeft deze tas van aangeefster afgenomen en de tas is niet teruggevonden. De benadeelde partij heeft deze schadeposten bovendien ook grotendeels onderbouwd met stukken. Voor het overige komen de genoemde bedragen de rechtbank niet onredelijk voor.
Daarnaast heeft de benadeelde partij onder het kopje ‘immateriële schade’ de door haar gemiste inkomsten teruggevorderd. De rechtbank stelt vast dat gemiste inkomsten geen immateriële schade betreffen, dus zal het gevorderde bedrag beschouwen als materiële schade. Dat gezegd hebbende, vindt de rechtbank het heel voorstelbaar dat aangeefster na de diefstal een maand niet heeft gewerkt, geen avonddiensten meer wilde draaien en daardoor inkomsten is misgelopen. De rechtbank kan echter op basis van de vordering zoals deze nu is ingediend niet vaststellen wat de omvang van deze schade is: er is geen onderbouwing gegeven waaruit blijkt hoeveel uren er gemist zijn en wat het uurloon per gemist uur was.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dit gedeelte niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst nader onderbouwen en bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van 433,49 euro toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 februari 2024 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
De rechtbank stelt vast dat verdachte en de benadeelde partij beiden te beschouwen zijn als de (gedeeltelijk) in het ongelijk gestelde partij. Om die reden zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 433,49 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 februari 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar.
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
  • stelt daarbij een
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij Reclassering Nederland, zo vaak en zolang Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Zwarte Woud 2, 3524 SJ te Utrecht en zich blijft zich melden op afspraken, zo vaak en zolang Reclassering Nederland dat nodig vindt, ook indien dit inhoudt het meewerken aan huisbezoeken;
  • zich laat behandelen en/of begeleiden door Inforsa, het FACT-team van Inforsa, De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door Reclassering Nederland. Verdachte is sinds 21 augustus 2024 gestart met behandeling bij Inforsa. De behandeling zal minimaal een jaar duren en duurt zolang Reclassering Nederland dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek valt hieronder ook het innemen van medicijnen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft Reclassering Nederland inzicht in zijn financiën en schulden.
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis.
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende ( [bedrijf] ) van de volgende voorwerpen: 33,60 EUR (3301641) en 110 EUR (3301640).
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [aangeefster] toe tot een bedrag van 433,49 euro;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [aangeefster] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] aan de Staat 433,49 euro te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E.S. Dolmans, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en mr. P.J. Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 mei 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 19 februari 2024 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een geldbedrag van (ongeveer) € 286,50 en/of een kassalade en/of een afstandsbediening en/of een Louis Vuitton tas met daarin huissleutels en/of sleutels van [bedrijf] en/of een
OV-chipkaart, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan hem, verdachte, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door: (in het donker gekleed) met een capuchon over het hoofd en met een zwarte pet op, [bedrijf] binnen te lopen, en/of om de balie heen te lopen en bij voornoemde [aangeefster] te gaan staan en/of die [aangeefster] de woorden toe te schreeuwen: "Doe de kassa open! Kankerhoer, slet, kankerhoer! Doe de kassa open!", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, vast te houden en/of te tonen en/of hiermee een stekende beweging richting voornoemde [aangeefster] te maken, en/of tegen voornoemde [aangeefster] te schreeuwen: "Ik wil een tas" en/of (vervolgens) de Louis Vuitton tas, toebehorend aan die [aangeefster] , met kracht uit de handen van die [aangeefster] te trekken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 februari 2024, genummerd 240220.1028.20967, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 112. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.