ECLI:NL:RBMNE:2025:3221

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/4094 en UTR 24/4200
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen lasten onder dwangsom wegens overtredingen van de Woningwet en het Bouwbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep van Stichting [stichting] tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft de opgelegde lasten onder dwangsom aan eiseres wegens geconstateerde overtredingen van de Woningwet en het Bouwbesluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de lasten onder dwangsom met betrekking tot zelfsluitende deuren en rookmelders ten onrechte zijn opgelegd, terwijl de last met betrekking tot de ventilatiecapaciteit terecht was. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, die de lasten onder dwangsom in stand hielden. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de zelfsluitende deuren en rookmelders. De rechtbank oordeelde dat het college niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van overtredingen, aangezien niet was vastgesteld dat er geen gelijkwaardig beschermingsniveau aanwezig was. De rechtbank heeft de primaire besluiten herroepen en bepaald dat het college de proceskosten en griffierechten aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4094 en UTR 24/4200
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2025 in de zaak tussen
Stichting [stichting], uit [woonplaats 1], eiseres
(gemachtigde: mr. T.D. Rijs),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. J.J. Broeze).
Inleiding
Eiseres is eigenaar van het pand aan de [adres] in [woonplaats 2] (het pand). Op 25 november 2021 heeft een inspectie plaatsgevonden in het pand. Bij deze inspectie zijn ook ventilatiemetingen verricht in meerdere ruimtes door [bedrijf] BV ([bedrijf]). Vervolgens is op 14 februari 2022 een nieuwe inspectie uitgevoerd. Van deze inspectie is op 21 februari 2022 een rapport van bevindingen opgesteld. Op 10 juni 2022 is aan eiseres een voornemen tot handhavend optreden toegezonden.
Op 9 mei 2023 heeft een (nieuwe) inspectie plaatsgevonden waarbij is geconstateerd dat in meerdere besloten ruimtes geen rookmelder aanwezig is. Bij deze inspectie zijn daarnaast nieuwe metingen verricht door [bedrijf]. Hiervan is op 11 mei 2023 een proces-verbaal van bevindingen opgesteld. Op diezelfde datum is ook een rapportage opgesteld door [bedrijf].
3. Het college heeft met het besluit van 9 oktober 2023 (het primaire besluit I) aan eiseres een tweetal lasten onder dwangsom opgelegd:
  • Van een zestal deuren is geconstateerd dat deze niet zelfsluitend zijn, terwijl voor deze deuren een brandwerendheidseis geldt van 30 minuten. Daarmee wordt in strijd gehandeld met artikel 1 b, tweede en derde lid van de Woningwet i.c.m. artikel 1.16 van het Bouwbesluit 2012. Uw cliënte is gelast om deze overtredingen voor 1 december 2023 te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe op een dwangsom van € 500,- ineens per deur.
  • In een vijftal ruimten is geconstateerd dat er sprake is van een onvoldoende ventilatiecapaciteit. Daarmee wordt in strijd gehandeld met artikel 1 b, tweede en derde lid van de Woningwet i.c.m. artikel 3.38, derde en zevende lid van het Bouwbesluit 2012. Uw cliënte is gelast om deze overtreding voor 1 maart 2024 te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.500, - ineens per ruimte.
4. Het college heeft met het besluit van 21 november 2023 (het primaire besluit II) aan eiseres nog een last onder dwangsom opgelegd:
-
In meerdere besloten ruimtes is geconstateerd dat er geen rookmelder aanwezig is. Uw cliente is gelast om de geconstateerde overtreding te beëindigen en de ontbrekende rookmelders vóór 15 december 2023 alsnog functionerend aanwezig te hebben, op straffe van een dwangsom van € 500,- ineens per rookmelder.
5. Eiseres is het niet eens met de aan haar opgelegde lasten onder dwangsom en heeft daartegen bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 23 april 2024 (het bestreden besluit I) heeft het college de lasten onder dwangsom uit het primaire besluit I in stand gelaten. Met de beslissing op bezwaar van 7 mei 2024 (het bestreden besluit II) heeft het college ook de last onder dwangsom uit het primaire besluit II in stand gelaten.
6. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
7. De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, bijgestaan door [A] (Van der Huizen Vastgoedbeheer) en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [B] en [C] (beiden werkzaam als juridisch medewerker Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente [woonplaats 2]).
Beoordeling door de rechtbank
8. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank is van oordeel dat de lasten onder dwangsom ten aanzien van de zelfsluitende deuren en de rookmelders ten onrechte zijn opgelegd aan eiseres. De last onder dwangsom ten aanzien van de ventilatiecapaciteit is wel terecht opgelegd. De rechtbank zal hieronder uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
9. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat wanneer sprake is van een overtreding, het college bevoegd en in beginsel ook verplicht is om handhavend op te treden. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan het college van handhavend optreden afzien, namelijk als er concreet zicht op legalisatie bestaat of als handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.
10. De rechtbank zal hieronder eerst de gestelde overtredingen ten aanzien van de zelfsluitende deuren en de rookmelders bespreken, aangezien deze beiden zien op de brandveiligheidsbepalingen uit het Bouwbesluit 2012 (hierna: het Bouwbesluit). Vervolgens wordt de gestelde overtreding met betrekking tot de ventilatiecapaciteit besproken.
Overtreding ten aanzien van de zelfsluitende deuren en de rookmelders?
11. Het college heeft de lasten onder dwangsom opgelegd vanwege overtredingen van het Bouwbesluit 2012. Bij drie inspecties is vastgesteld dat een zestal deuren niet zelfsluitend zijn terwijl voor deze deuren een brandwerendheidseis geldt van 30 minuten. Daarnaast is vastgesteld dat er in meerdere besloten ruimtes geen rookmelders aanwezig zijn. Daarmee is volgens het college sprake van een overtreding van respectievelijk artikel 6.26 en artikel 6.21 van het Bouwbesluit. Ook is aan de lasten ten grondslag gelegd dat sprake is van een schending van de zorgplicht genoemd in artikel 1.16 van het Bouwbesluit. [1]
12. Door eiseres wordt niet betwist dat niet aan het voorschrift uit artikel 6.26 en/of artikel 6.21 van het Bouwbesluit is voldaan. Eiseres beroept zich echter op de gelijkwaardigheidsbepaling van artikel 1.3 van het Bouwbesluit en stelt dat in dit geval sprake is van een gelijkwaardig beschermingsniveau.
13. Eiseres wijst er in dat verband op dat uit de bij de gebruiksmelding verstrekte tekeningen volgt dat de verdiepingen één groot brandcompartiment vormen zodat alle wanden/afscheidingen binnen dat compartiment reeds een verhoogd niveau van brandveiligheid geven. Ook zijn er in de vluchtroutes meer onverplichte brandscheidende wanden met zelfsluitende deuren aangebracht, waardoor de routes korter zijn dan verplicht. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres dit nog aangevuld met de toelichting dat dit ook geldt ten aanzien van de rookmelders, nu er meer rookmelders zijn geplaatst dan wordt vereist. Dit alles maakt dat zelfs bij het niet (goed) functioneren van een zelfsluitende deur of rookmelder nog steeds sprake is van een gelijkwaardig beschermingsniveau. Uit de rapportages van de inspecties volgt niet ook onderzoek is gedaan naar de mogelijke aanwezigheid van gelijkwaardige oplossingen en/of voorzieningen als door eiseres genoemd. Daarom bieden die rapportages onvoldoende basis voor het vaststellen van overtredingen uit het Bouwbesluit, zo stelt eiseres.
14. De rechtbank stelt voorop dat het college moet vaststellen en onderbouwen dat er sprake is van een overtreding. De systematiek van het Bouwbesluit brengt met zich dat er op twee manieren aan de (brand)veiligheidsvoorschriften kan worden voldaan, namelijk door te voldoen aan de normen uit de bepalingen zelf [2] of door op een andere wijze een gelijkwaardig beschermingsniveau te garanderen. [3] Alleen als wordt vastgesteld dat aan beide mogelijkheden niet wordt voldaan is sprake van een overtreding. In het kader van de vraag of er een overtreding is of niet, moet het college daarom beide mogelijkheden onderzoeken. Dit betekent dat het college ook moet onderzoeken of er aan de gelijkwaardigheidsbepaling wordt voldaan. [4]
15. In dit geval heeft het college niet weersproken dat de hele verdieping een groot brandcompartiment vormt en dat vluchtroutes korter zijn verplicht, zoals eiseres stelt. Ook heeft het college niet weersproken dat áls die stelling van eiseres juist is, er sprake is van een beschermingsniveau dat gelijkwaardig is aan de bescherming die beoogd is in de voorschriften van artikel 6.21 en 6.26 van het Bouwbesluit. Gelet daarop valt dus niet uit te sluiten dat in dit geval inderdaad sprake is van voorzieningen die resulteren in een gelijkwaardig beschermingsniveau. Uit de inspectierapporten die aan de lasten onder dwangsom ten grondslag zijn gelegd, blijkt echter niet dat de aanwezigheid van dergelijke voorzieningen door de toezichthouders is beoordeeld. Daarmee is niet vast komen te staan dat er strijd is met het Bouwbesluit, omdat niet is vastgesteld dat mogelijk alsnog aan de brandveiligheidsvoorschriften is voldaan doordat sprake is van een gelijkwaardig beschermingsniveau.
16. De stelling van het college dat hij aan de gebruiksmelding toetst en dat de voorzieningen zoals geconstateerd niet voldoen aan de gebruiksmelding van eiseres – zoals vereist in artikel 1.18 van het Bouwbesluit – kan dit niet anders maken. Aan de lasten onder dwangsom is immers niet ten grondslag gelegd dat sprake is van een schending van het voorschrift uit artikel 1.18 van het Bouwbesluit. In dat geval had het ook meer voor de hand gelegen om als last op te leggen dat alsnog een gebruiksmelding wordt gedaan die in overeenstemming is met de feitelijke situatie in het pand, in plaats van de lasten die het college met de primaire besluiten heeft opgelegd.
16. Het college heeft verder aan de lasten onder dwangsom ten grondslag gelegd dat eiseres niet heeft voldaan aan de zorgplicht uit artikel 1.16 van het Bouwbesluit. De gemachtigde van het college heeft op de zitting het standpunt ingenomen dat, gelet op de formulering uit artikel 1.3 van het Bouwbesluit, de gelijkwaardigheidsbepaling niet geldt voor de zorgplicht nu daarin slechts naar de voorschriften uit hoofdstuk 6 wordt verwezen en de zorgplicht uit artikel 1.16 van het Bouwbesluit dus buiten het bereik van de gelijkwaardigheidsbepaling blijft. Eiseres wijst in dat kader op de omstandigheid dat volgens haar de zelfsluitende deuren en rookmelders niet een “bij of krachtens de wet aanwezige installatie als bedoeld in hoofdstuk 6 van het Bouwbesluit” zijn, waar de zorgplicht op ziet. Dit omdat de rookmelders en zelfsluitende deuren in dit geval niet verplicht zijn, nu ook zonder die installaties sprake is van een gelijkwaardig beschermingsniveau. Gelet op wat hierboven onder 15 is overwogen, kan de rechtbank eiseres daarin volgen.
18. Het voorgaande betekent dat het college geen overtreding ten aanzien van de zelfsluitende deuren en de rookmelders heeft kunnen aannemen. Ten aanzien daarvan bestond op de datum van het primaire besluit dan ook geen grondslag om handhavend op te treden. Daarom ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en de primaire besluiten I en II op deze punten te herroepen. Gelet daarop behoeven de overige beroepsgronden, voor zover die zien op de overtreding ten aanzien van de zelfsluitende deuren en de rookmelders, geen verdere bespreking.
Overtreding ten aanzien van de ventilatiecapaciteit?
19. In de rapporten van de door [bedrijf] uitgevoerde ventilatieonderzoeken is geconstateerd dat er in twee keukenruimtes en drie douche/badruimtes sprake is van een onvoldoende ventilatiecapaciteit. Dat is in strijd met artikel 1b, tweede en derde lid van de Woningwet in combinatie met artikel 3.38, lid 3 en 7 van het Bouwbesluit.
19. Eiseres voert aan dat bij de berekening ten onrechte geen rekening is gehouden met de mogelijkheden van natuurlijke ventilatie. Daarom is ten onrechte aangenomen dat sprake is van een schending van artikel 3.38 lid 3 en 7 van het Bouwbesluit, aldus eiseres.
21. De rechtbank volgt eiseres daarin niet. In de rapporten van [bedrijf] zijn tabellen opgenomen met daarin waardes voor “MV + NV”, wat staat voor “mechanische ventilatie + natuurlijke ventilatie”. Daaruit volgt dat [bedrijf] wel degelijk rekening heeft gehouden met de mogelijkheden van natuurlijke ventilatie. De gemachtigde van het college heeft op de zitting toegelicht dat er in de tabellen geen verschil is in capaciteit tussen de waardes voor mechanische ventilatie (“MV”) en totale (mechanische én natuurlijke) ventilatie (“MV+NV”), omdat er in de ruimtes kennelijk geen adequate mogelijkheden voor natuurlijke ventilatie aanwezig zijn. Eiseres heeft ook niet gemotiveerd aangegeven waar de mogelijkheden natuurlijke ventilatie in die ruimtes uit zouden bestaan, en waarom daar door [bedrijf] ten onrechte geen rekening mee is gehouden. De heer Zijlmans heeft ter zitting nog wel gesteld dat luchtverversing ook door de kieren bij de deur zou kunnen plaatsvinden, maar dat is verder niet onderbouwd. Dat had wel op de weg van eiseres gelegen. Het is immers goed voorstelbaar dat de mate van natuurlijke ventilatie die via die weg plaatsvindt dermate gering is, dat dat geen meetbaar verschil maakt ten opzichte van enkel de mechanische ventilatie. Er bestaat dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van [bedrijf], dat in de genoemde ruimtes sprake is van onvoldoende (mechanische en natuurlijke) ventilatiecapaciteit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college dus terecht vastgesteld dat sprake is van een overtreding van artikel 3.38 van het Bouwbesluit.
Eiseres overtreder ten aanzien van de ventilatie?
22. Eiseres heeft aangevoerd dat zij ten onrechte is aangemerkt als overtreder. Zij stelt in dat verband dat zij geen door de huurder of derden gecreëerde overtredingen heeft aanvaard. Om die reden kon de last onder dwangsom niet aan haar worden opgelegd, zo stelt eiseres.
22. De rechtbank volgt eiseres daarin niet. Het valt immers niet in te zien dat de onvoldoende ventilatiecapaciteit het gevolg zou zijn van handelen of nalaten door huurders of andere derden. Anders dan waar eiseres van uit lijkt te gaan is de norm van artikel 3:38 van het Bouwbesluit direct gericht aan eiseres als eigenaar van het pand. Zij is in dat kader dan ook niet aan te merken als functioneel dader van gebreken veroorzaakt door anderen. Eiseres is daarentegen rechtstreeks als overtreder van de norm uit artikel 3.38 van het Bouwbesluit aan te merken. De beroepsgrond slaagt niet.
Procedurele punten
De vooraankondiging
24. Eiseres heeft nog aangevoerd dat ten onrechte geen vooraankondiging is verzonden na de constatering van de overtredingen, waarbij haar de gelegenheid is geboden om een zienswijze in te dienen. Volgens eiseres is zij daardoor in haar belangen geschaad. De rechtbank stelt vast dat er op 10 juni 2022 een vooraankondiging is verzonden met daarin het voornemen handhavend te zullen optreden ten aanzien van bij de controles vastgestelde overtredingen, waaronder ten aanzien van de ventilatiecapaciteit. Daarbij is eiseres de mogelijkheid geboden een zienswijze kenbaar te maken, waarna zij ook een zienswijze heeft ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres dan ook niet in haar belangen geschaad. Deze beroepsgrond kan daarom niet slagen.
Het tijdsverloop tussen de controle en het opleggen van de lasten
24. Eiseres stelt verder dat de situatie zoals beschreven in de rapportage van mei 2023 niet meer actueel was ten tijde van het opleggen van de lasten onder dwangsom, en dat de genoemde afwijkingen van het Bouwbesluit feitelijk ook niet meer bestonden. Eiseres stelt zich op het standpunt dat om die reden geen handhavingsbevoegdheid bestond voor het college.
26. Het college stelt zich in dit kader op het standpunt dat het tijdsverloop tussen de controle en het opleggen van de last niet zodanig lang was dat niet meer van een actuele situatie kan worden gesproken. De rechtbank volgt het college in dit standpunt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat door eiseres niet concreet is aangevoerd dat de overtreding met betrekking tot de ventilatiecapaciteit was beëindigd of wat er in de tussentijd in het pand was veranderd en/of hersteld. Ook deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
De last ter voorkoming van de overtreding
26. Eiseres stelt dat onvoldoende is onderbouwd dat voor een herhaling van de overtreding zou kunnen worden gevreesd, zodat aan haar niet ook een last voor herhaling van de overtreding kon worden opgelegd. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt. Zoals het college terecht heeft gesteld kan een last onder dwangsom als herstelsanctie ook gericht zijn op het voorkomen van het herhalen van een eerder vastgestelde en inmiddels beëindigde overtreding. Indien het beëindigd houden van de overtreding niet zou worden opgenomen in de last zou dit afdoen aan de doeltreffendheid van de last. Bovendien, zo is door het college aangevoerd, zijn in het pand over een langere periode meerdere overtredingen geconstateerd zodat ook daarom aanleiding bestaat om de last mede ter voorkoming van herhaling op te leggen. De rechtbank kan dit volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
28. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt bestreden besluit I en bestreden besluit II voor zover daarin de lasten onder dwangsom ten aanzien van de zelfsluitende deuren en de rookmelders zijn gehandhaafd en herroept het primaire besluit I en het primaire besluit II voor zover daarin de lasten onder dwangsom ten aanzien van de zelfsluitende deuren en de rookmelders zijn opgelegd.
29. Omdat de beroepen gegrond zijn moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bbp) als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Gelet op de samenhang tussen de twee beroepen, zal de rechtbank de beroepen voor de toekenning van de proceskostenvergoeding als één zaak beschouwen, met wegingsfactor 1. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108,-.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 23 april 2024;
- herroept het besluit van 9 oktober 2023 voor zover daarin de lasten onder dwangsom ten aanzien van de zelfsluitende deuren en de rookmelders zijn opgelegd;
- vernietigt het bestreden besluit van 7 mei 2024;
- herroept het besluit van 21 november 2023;
- bepaalt dat verweerder de griffierechten van € 742,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 3.108,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van
mr.T. Mennen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage bij UTR 24/4094 en UTR 24/4200

Woningwet

Artikel 1b
[…]
2Het is verboden een bestaand bouwwerk, open erf of terrein in een staat te brengen, te laten komen of te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, tweede lid, aanhef en onderdeel a, en vierde lid.
3Het is verboden een bouwwerk, open erf of terrein in gebruik te nemen, te gebruiken of te laten gebruiken, anders dan in overeenstemming met de op die ingebruikneming of dat gebruik van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, tweede lid, aanhef en onderdeel b, derde en vierde lid.
[…]

Bouwbesluit 2012

Artikel 1.16. Zorgplicht
1Een bij of krachtens de wet aanwezige installatie als bedoeld in hoofdstuk 6 van dit besluit:
o a.functioneert overeenkomstig de op die installatie van toepassing zijnde voorschriften;
o b.wordt adequaat beheerd, onderhouden en gecontroleerd, en
o c.wordt zodanig gebruikt dat geen gevaar voor de gezondheid of de veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
2Na het aanbrengen of wijzigen van een kabel-, leiding- of andere doorvoer in of door een scheidingsconstructie waarvoor op grond van dit besluit een eis met betrekking tot de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of rookdoorgang geldt, wordt de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of rookdoorgang op adequate wijze gecontroleerd.
Artikel 1.18. Gebruiksmeldingplicht
1Het is verboden om zonder of in afwijking van een gebruiksmelding:
a.een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken indien:

1.daarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn, of

2.toepassing is gegeven aan artikel 1.3 in verband met een in hoofdstuk 6 of 7 uit het oogpunt van brandveiligheid gegeven voorschrift, en
b.een woonfunctie in gebruik te nemen of te gebruiken voor kamergewijze verhuur.
2Het eerste lid is niet van toepassing op het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk waarvoor een vergunning voor brandveilig gebruik is vereist.
3Het eerste lid, onderdeel a, onder 1, is niet van toepassing op het in gebruik nemen of gebruiken van:
a.een één- of meergezinswoning;
b.een wegtunnel.
4Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij het veranderen van een bouwwerk of van het gebruik daarvan, indien eerder een gebruiksmelding is gedaan en door het veranderen een afwijking ontstaat van de bij die melding verstrekte gegevens.
5Voor de toepassing van dit artikel wordt onder bouwwerk mede verstaan een gedeelte daarvan dat is bestemd om afzonderlijk te worden gebruikt.
Art. 3.38 Luchtverversing verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte(Bestaande bouw)
[…]
Lid 3.(Woonfunctie, Bijeenkomstfunctie, Celfunctie, Gezondheidszorgfunctie, Industriefunctie, Kantoorfunctie, Logiesfunctie, Onderwijsfunctie, Sportfunctie, Winkelfunctie)
Onverminderd het eerste en tweede lid heeft een verblijfsruimte met een opstelplaats voor een kooktoestel als bedoeld in artikel 4.42 of met een opstelplaats voor een open verbrandingstoestel voor warmwater een voorziening voor luchtverversing met een volgens NEN 8087 bepaalde capaciteit van ten minste 21 dm³/s. Een opstelplaats voor een kooktoestel of een warmwatertoestel met een nominale belasting van meer dan 15 kW, of voor een warmwatertoestel dat geen open verbrandingstoestel is, blijft hierbij buiten beschouwing.
[…]
Lid 7.(Woonfunctie, Bijeenkomstfunctie, Celfunctie, Gezondheidszorgfunctie, Industriefunctie, Kantoorfunctie, Logiesfunctie, Onderwijsfunctie, Sportfunctie, Winkelfunctie, Overige gebruiksfunctie)
Een badruimte heeft een voorziening voor luchtverversing met een capaciteit van ten minste 14 dm³/s, bepaald volgens NEN 8087.
Artikel 6.21. Rookmelders
1Bij een te bouwen woonfunctie en bij functiewijziging naar een woonfunctie heeft een besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van de woonfunctie een of meer rookmelders die voldoen aan en zijn geplaatst volgens de primaire inrichtingseisen als bedoeld in NEN 2555. Dit geldt niet voor een woonfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20.
2Bij een woonfunctie voor kamergewijze verhuur heeft een besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van de woonfunctie een of meer rookmelders die voldoen aan en zijn geplaatst volgens de primaire inrichtingseisen als bedoeld in NEN 2555. Dit geldt niet voor een woonfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20.
3Een verblijfsruimte heeft een of meer rookmelders die voldoen aan en zijn geplaatst volgens de primaire inrichtingseisen als bedoeld in NEN 2555. Dit geldt niet voor een verblijfsruimte in een wooneenheid indien elke wooneenheid in de woonfunctie in een afzonderlijk beschermd subbrandcompartiment ligt met een volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag vanuit dat beschermd subbrandcompartiment naar een andere ruimte in het brandcompartiment van ten minste 30 minuten.
4Een verblijfsruimte en een besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van het gebouw hebben een of meer rookmelders die voldoen aan de primaire inrichtingseisen als bedoeld in NEN 2555. Dit geldt niet voor een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20.
5Het vierde lid is niet van toepassing op een bestaande logiesfunctie.
6Een bestaande woonfunctie heeft op iedere bouwlaag met een verblijfsruimte of met een besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van de woonfunctie een rookmelder die voldoet aan EN 14604. Deze eis is niet van toepassing tot 1 juli 2022.

Artikel 6.26. Zelfsluitende deuren

1Een beweegbaar constructieonderdeel in een inwendige scheidingsconstructie waarvoor een eis aan de weerstand tegen branddoorslag, weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of weerstand tegen rookdoorgang geldt, is zelfsluitend.
2Het eerste lid geldt niet voor een deur in een niet-gemeenschappelijke doorgang in een bestaand woongebouw.
3Het eerste lid geldt niet voor een deur van een cel.
4Het eerste lid geldt niet voor een deur in een niet-gezamenlijke doorgang.
5Een toegangsdeur van een woonfunctie is alleen zelfsluitend bij brand in de woonfunctie of het woongebouw waarin de woonfunctie is gelegen.
6Het eerste en vijfde lid zijn ook van toepassing bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk of wijziging van de gebruiksfunctie van een bouwwerk of een gedeelte daarvan naar een woonfunctie.

Voetnoten

1.De hier van belang zijnde bepalingen zijn in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen.
2.Zoals in dit geval opgenomen in artikel 6.21 en artikel 6.26 van het Bouwbesluit.
3.Op grond van artikel 1.3, eerste lid van het Bouwbesluit.
4.Zie in die zin ook Kamerstukken II 2004/05, 29 392, nr. 9, p. 7 en de uitspraak van rechtbank Midden-Nederland van 27 juni 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:6368.