ECLI:NL:RBMNE:2025:3203

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
16/077822.22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag met dodelijke afloop

Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 februari 2022 in Soest een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 80 km/u op een weg waar een maximumsnelheid van 50 km/u gold, terwijl het donker was en het regende. Hierdoor heeft hij twee overstekende voetgangers aangereden, waarbij één voetganger, [overledene], is overleden en de andere, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat heeft geleid tot het ongeval. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een rijontzegging van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een gedeeltelijke voorwaardelijke rijontzegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/077822-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] , [postcode] te [plaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F. Tosun, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht. [slachtoffer] (slachtoffer en nabestaande van [overledene] ) heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht. [nabestaande] heeft als nabestaande van [overledene] gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
op 5 februari 2022 in Soest zich als bestuurder van een motorrijtuig zeer, of
aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [overledene] is gedood en [slachtoffer] (zwaar lichamelijk) letsel heeft opgelopen;
subsidiair:op 5 februari 2022 in Soest als bestuurder van een motorrijtuig zich zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was;
meer subsidiairop 5 februari 2022 in Soest als bestuurder van een motorrijtuig zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt en het verkeer werd gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen in die zin dat er sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
De standpunten van de raadsvrouw worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte op de zitting van 19 juni 2025:
Op 5 februari 2022 reed ik in mijn auto, een Audi met kenteken [kenteken] , op de [straat] in Soest. Ik ken die weg goed, ik reed voor het ongeval vaak op die weg Het was donker en het regende. Het klopt dat ik daar toen op de [straat] op de fietsersoversteek een aanrijding heb gehad met [overledene] en [slachtoffer] die als voetgangers de [straat] overstaken.
Een geschrift, te weten een niet juist ondertekend proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij dit verkeersongeval was het volgende voertuig betrokken:
Personenauto
Fabrieksmerk: Audi
Kenteken: [kenteken]
Beknopte beschrijving verkeersongevalOp 5 februari 2022, omstreeks 21:56 uur, vond er op de [straat] te Soesteen verkeersongeval met dodelijke afloop plaats. Ten tijde van het verkeersongeval was het donker en het regende. De bestuurder van de personenauto reed op de [straat] . De voetgangers werden aangereden door de voor hun van links komende bestuurder van de personenauto. Beide voetgangers raakten gewond en werden overgebracht naar het ziekenhuis. Eén voetganger is korte tijd later aan haar verwondingen overleden. [2]
Wegsituatie
Gezien vanuit de rijrichting van de personenauto is de ongevalslocatie direct na het kruisingsvlak van het T-kruispunt [straat] met de [straat] op de fietsersoversteek.
Verkeersmaatregelen ter plaatseDe ter plaatse toegestane maximumsnelheid voor motorvoertuigen bedroeg 50 km/h. We zagen ongeveer 50 meter voor de plaats van het ongeval, gezien vanuit de rijrichting van de personenauto, aan de rechterzijde een bord “ voorrangskruispunt zijweg rechts’ We zagen op een afstand van 20 meter voor de plaats verkeersongeval, gezien vanuit de rijrichting van de personenauto, een voetgangersoversteekplaats. [3]
LichtgesteldheidHet verkeersongeval vond plaats bij nacht.
WeersgesteldheidWij zagen en voelden dat het ten tijde van ons onderzoek hard regende en waaide. Bij navraag bij de collega's van de incidentafhandeling welke ter plaatse waren bleek dat ten tijde van het verkeersongeval het regende. [4]
Bevindingen camerabeelden
Een bewoner van [straat] te Soest heeft camerabeelden van het verkeersongeval overhandigd. Het bestand dat wij bekeken was genaamd: "
[bestandsnaam]".
Bij het afspelen van het bestand komt rond beeldtijd 21:55:26 een personenauto in beeld die
rond beeldtijd 21:55:27 in aanrijding komt met twee voetgangers.
Wij zagen dat op de beelden de rijbaan en het voetpad van de [straat] zichtbaar was. [5]
Rond beeldtijd 21:54:44 zie ik twee voetgangers in beeld komen. [6]
Rond beeldtijd 21:55:26 zie ik de betrokken personenauto links in beeld komen. Ik zie de voetgangers in beweging op de fietsersoversteek. [7]
Ik zie rond beeldtijd 21:55:27 de voetgangers in beweging op de fietsersoversteek. ik zie de kleding van de voetgangers oplichten door de verlichting van de personenauto. Ik zie de personenauto met onverminderde vaart in richting de voetgangers beweegt.
Een frame verder binnen beeldtijd 21:55:27 zie ik dat de remlichten van de betrokken personenauto oplichten. [8] Gedurende de frames binnen beeldtijd 21:55:27 zie ik de betrokken personenauto afremmen en naar voren dompen. Ik zie dat de voetgangers nog steeds in beweging op de fietsersoversteek. Ik zie een aantal frames later binnen beeldtijd 21:55:27 dat de betrokken personenauto in aanrijding komt met de twee voetgangers. [9] Ik zie rond beeldtijd 21:55:28 dat de twee voetgangers weggeworpen worden. Ik zie dat één van de voetgangers enkele meters verderop op het wegdek terecht komt. [10]
Een geschrift, te weten een NFI-rapport beeldonderzoek naar de snelheid van een auto naar aanleiding van een aanrijding op de [straat] te Soest op 5 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraagstelling
“Met welke snelheid reed de bij de aanrijding betrokken personenauto direct voor,
tijdens en na het ongeval?" [11]
Onderzoek
De snelheid van een auto zichtbaar in videobeelden kan bepaald worden indien de auto in tenminste twee verschillende beelden zichtbaar is. De gemiddelde snelheid volgt dan uit de door de auto afgelegde afstand en de verstreken tijd tussen die twee beelden.
Op basis van de beschikbare beelden zijn drie beelden uitgekozen waartussen de gemiddelde snelheid bepaald is. Op de locatie waar het incident is opgenomen is een onderzoek uitgevoerd ten behoeve van:
  • Het uitvoeren en vastleggen van referentieritten met het betreffende camerasysteem waarmee ook de beelden van het incident zijn opgenomen.
  • Het vastleggen van de gereden snelheden van de referentieritten met een datalogger en een laser snelheidsmeter.
  • Het vastleggen van opnamen van een gekalibreerde klok met het betreffende camerasysteem om het tijdsverschil tussen opgenomen beelden te kunnen onderzoeken.
  • Vastleggen van opnamen van een kalibratiebord ten behoeve van het vaststellen van de vervormingen van het optisch systeem van de camera.
Van elke referentierit zijn die beelden geselecteerd die zoveel mogelijk overeenkomen met de beelden van het incident. [12] Voor elke set beelden (beeldset van het incident en de beeldsets van de referentieritten) is de tijd tussen het eerste, het tweede en het derde beeld bepaald. Voor elke set beelden (beeldset van het incident en de beeldsets van de referentieritten) is de afgelegde afstand tussen de twee onderzoeksbeelden bepaald met behulp van de 3D computermodellen. Op basis van de tijd tussen de beelden en de gemeten afstand is de snelheid van de auto geschat.
Resultaten
Van het videobestand “
[bestandsnaam]
zijn drie beelden geselecteerd voor het bepalen van de snelheid van de auto. Het eerste beeld van de auto dat is gebruikt is beeldtijd 21:55:26 (Figuur 1). [13] Het tweede beeld is beeldtijd 21:55:27 (Figuur 2) en het derde beeld is beeldtijd 21:55:27 (Figuur 3). Aan de hand van de drie uitgekozen beelden is de gemiddelde snelheid van de auto tussen het eerste en het tweede beeld bepaald en tussen het tweede en het derde beeld. [14] De beelden zijn aan de hand van de referentiebeelden van het kalibratiebord zoveel mogelijk gecorrigeerd voor de zichtbare lensvertekening. [15]
Conclusies
Het onderzoek naar de gemiddelde snelheid van de auto zichtbaar in de beelden van
het videobestand “
[bestandsnaam]” heeft
plaatsgevonden op twee aansluitende trajecten op basis van metingen aan de beelden zoals gedefinieerd in Figuur 1 tot en met Figuur 3. Beide trajecten zijn ongeveer 8 meter lang. Het eerste traject kan gezien worden als een schatting voor de gemiddelde snelheid van de auto voorafgaand aan de aanrijding. Het tweede traject als een schatting voor de gemiddelde snelheid direct voor de aanrijding. Het bepalen van de snelheid op het moment van de aanrijding is aan de hand van de beelden niet mogelijk, omdat een snelheidsbepaling aan de hand van beelden altijd een gemiddelde snelheidsbepaling is over een bepaald traject. In het beeld uit Figuur 1 is de auto net volledig in beeld van de camera. In het beeld uit Figuur 2 is een verandering van de afbeelding van de achterlichten van de auto waargenomen die er mogelijk op duidt dat de remlichten van de auto oplichten. De beste schatter voor de gemiddelde snelheid van de auto tussen het eerste beeld en het tweede beeld, afgerond op hele km/h, bedraagt 80 km/h. [16] De beste schatter voor de gemiddelde snelheid van de auto tussen beeld 2 en beeld 3, afgerond op hele km/h, bedraagt 74 km/h. Uit de resultaten voor de gemiddelde snelheid van de auto voor traject 1 en traject 2 volgt dat de auto al voor de aanrijding aan het afremmen was. Dit is ook in overeenstemming met de waarneming dat de remlichten al voor de aanrijding oplichten. [17]
Een proces-verbaal vermijdbaarheidsberekening, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraagstelling / verzoekOp 5 februari 2022, omstreeks 21:56 uur, vond er een ongeval plaats op de [straat] te Soest. Het verzoek was om een vermijdbaarheidsberekening uit te voeren om te bepalen of de aanrijding zou hebben plaatsgevonden wanneer de bestuurder van de personenauto gereden zou hebben met een snelheid van 50 km/h. [18]
Conclusie
De aanrijding was te voorkomen geweest als de bestuurder van de personenauto met een snelheid van 50 km/h had gereden en op het perceptiepunt een remming had ingezet met een remvertraging van 7,5 m/s2. Uit remproeven met de personenauto is gebleken dat de benodigde remvertraging van 7,5 m/s2 op nat wegdek gehaald kon worden. [19]
Een proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek [overledene] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Overledene
[overledene]
Overleden op [overlijdensdatum] 2022
Op [overlijdensdatum] 2022 werd door de aangewezen schouwarts in het bijzijn van mij, ter plaatse een lijkschouw verricht. [20]
Op basis van wat door ons werd vastgesteld, alsmede de resultaten van de schouw, wordt gesteld dat de genoemde persoon [overledene] niet op natuurlijke wijze is overleden. Zij is overleden aan de letsels veroorzaakt door een aanrijding met een auto op 5 februari 2022, omstreeks 21:55 uur. [21]
Een geschrift, te weten een verslag van het UMC Utrecht van 8 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft patiënt: [slachtoffer]
Bovengenoemde patiënt was opgenomen van 06-02-2022 tot en met 08-02-2022 op de verpleegafdeling D4 -West voor het specialisme Traumatologie.
Anamnese
5-2 opname na trauma, voetganger vs auto, met als gevolg:
- Pneumothorax rechts
- Ribfracturen beiderzijds costa 1 en costa 8-9 links
- Aangezichtsfracturen [22]
Een geschrift, te weten een voortgangsrapportage van coach [A] van 12 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naam client:
de heer [slachtoffer]
Voortgang:
Ik merk dat het beter gaat met [slachtoffer] . Al vanaf juni 2022 is hij weer aan het werk. [23]
Bewijsoverweging
Wat is er gebeurd?
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 5 februari 2022 rijdt verdachte iets voor 22:00 uur in een personenauto op de [straat] in Soest. Ter plaatse geldt een maximale snelheid van 50 km/u. Verdachte nadert een voetgangersoversteekplaats, een kruispunt met een weg van rechts en een fietsersoversteekplaats. Het was donker, het regenende en het waaide hard. Bij de fietsersoversteekplaats willen voetgangers [overledene] en [slachtoffer] de [straat] oversteken. Bij het oversteken worden zij geschept door de personenauto van verdachte. De slachtoffers raken hierbij gewond en worden overgebracht naar het ziekenhuis. [overledene] overlijdt een dag later aan haar verwondingen.
Is er schuld in de zin van artikel 6 WVW?
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is vereist dat vast komt te staan dat een verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval plaatsvindt. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Uit alleen de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan niet worden afgeleid dat sprake is van schuld. Ook een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Om een aanmerkelijke, dan wel een sterke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vast te stellen, moet de rechtbank kijken naar alle vaststaande feiten en omstandigheden van het geval. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Op de [straat] geldt een maximumsnelheid van 50 km/u. Verdachte verklaart dat hij deze maximumsnelheid niet heeft overschreden. Het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) heeft aan de hand van camerabeelden van het ongeval onderzocht met welke snelheid verdachte vlak voor het ongeval zou hebben gereden. Dit heeft het NFI gedaan door met een vergelijkbare auto met snelheden van ongeveer 30 km/u tot ongeveer 100 km/u te rijden op de [straat] vanaf ongeveer 16 meter voorafgaand aan de plek van het ongeval. Deze referentieritten heeft het NFI vastgelegd met de camera (met dezelfde opstelling) waarmee ook de beelden van het ongeval zelf zijn gemaakt. De beelden van het ongeval heeft het NFI verdeeld in 2 trajecten van ongeveer 8 meter. Traject 1 omvat de periode vanaf het moment dat de auto van verdachte zichtbaar is op de beelden tot het moment dat wordt waargenomen dat de remlichten van de auto van verdachte aangaan. Traject 2 omvat de periode vanaf het moment dat de remlichten van de auto van verdachte aangaan tot het moment van de aanrijding tussen de auto en de slachtoffers. Het NFI heeft vervolgens de beelden van de referentieritten vergeleken met de beelden van het ongeval om vast te stellen hoe hard de auto van verdachte heeft gereden voorafgaand aan het ongeval. De conclusie van het onderzoek is dat de auto van verdachte op traject 1 gemiddeld afgerond 80 km/u heeft gereden en op traject 2 gemiddeld afgerond 74 km/u heeft gereden. Uit deze snelheidsverlaging volgt dat de auto al voor de aanrijding aan het afremmen was.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de resultaten van het beeldonderzoek niet betrouwbaar zijn, omdat de camera waarmee de beelden van het ongeval zijn gemaakt niet geijkt is. De rechtbank gaat hier niet in mee. In het rapport wordt uitvoerig besproken hoe het NFI tot de onderzoeksresultaten komt. Het NFI heeft rekening gehouden met lensvertekening en de beeldfrequentie van deze camera. Bij het berekenen van de snelheid is ook rekening gehouden met systematische meetfouten. De rechtbank is van oordeel dat het NFI hiermee nauwkeurige en betrouwbare resultaten heeft kunnen realiseren.
De rechtbank vindt het onderzoek en de resultaten hiervan betrouwbaar en neemt de conclusie van het NFI over. Op basis van dit onderzoek komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte ter plaatse gemiddeld 80 km/u heeft gereden voordat verdachte is begonnen met afremmen.
De rechtbank moet vervolgens beantwoorden of er een causaal verband bestaat tussen de gedraging van verdachte en het verkeersongeval. Op basis van het in de bewijsmiddelen opgenomen vermijdbaarheidsonderzoek komt de rechtbank tot de conclusie dat dit het geval is. In dit onderzoek wordt op basis van een uitgebreide berekening geconcludeerd dat een aanrijding had kunnen worden voorkomen als verdachte met een snelheid van 50 km/u had gereden en op het perceptiepunt een remming had ingezet. Dit perceptiepunt is bepaald aan de hand van de beelden van het ongeval waaruit blijkt dat verdachte op ongeveer 8 meter voor de aanrijding is begonnen met remmen. De rechtbank neemt de conclusie van dit onderzoek over en komt op basis daarvan tot het oordeel dat er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen van verdachte (het ter plaatse rijden met een snelheid van 80 km/u) en het verkeersongeval. Door het verkeersongeval is slachtoffer [overledene] komen te overlijden, en heeft slachtoffer [slachtoffer] lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat aan het slachtoffer [slachtoffer] door het verkeersongeval lichamelijk letsel is toegebracht waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte door met 80 km/u te rijden, zich aanmerkelijk, dan wel zeer onvoorzichtig of onoplettend heeft gedragen. Oftewel, heeft verdachte schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW? De rechtbank overweegt daarover als volgt. Verdachte heeft de ter plaatse geldende maximumsnelheid met ongeveer 30 km/u per uur overschreden. Dit is een ernstige verkeersovertreding. Het was donker en het waaide en regende hard. Hierdoor was het zicht slecht. Verdachte heeft een kruispunt genaderd met een zebrapad, een weg van rechts en vervolgens ook nog een fietsersoversteekplaats. Als bestuurder van de auto rustte op verdachte de verantwoordelijkheid om bij het naderen en het oprijden van het kruispunt behoedzaam en oplettend te zijn en om zijn snelheid zo te regelen dat hij tijdig zou kunnen reageren op mogelijk op dat kruispunt aanwezig, naderend of overstekend verkeer. Daarbij moest hij ook bedacht zijn op mogelijke verrassingen, waaronder fouten van andere (kwetsbare) verkeersdeelnemers. Het uitgangspunt van de verdediging dat, omdat verdachte op een voorrangsweg reed, hij niet kon verwachten dat er voetgangers zouden oversteken die hem geen voorrang zouden verlenen, is dan ook onjuist. Verdachte heeft verklaard dat hij voor het ongeval vaak op de [straat] in Soest reed. Het was hem dus ook bekend dat hij een fietsersoversteekplaats naderde waar mogelijk door fietsers (of voetgangers) zou kunnen worden overgestoken.
Gezien de weersomstandigheden, waarbij het donker was, het zicht slecht was en het wegdek nat was, is de rechtbank van oordeel dat het zelfs de vraag is of verdachte bij de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u goed had kunnen anticiperen op de verkeerssituatie. Mede gelet hierop heeft verdachte met zijn 80 km/u veel te hard gereden. Verdachte had zijn snelheid op de wegsituatie en aan de weersomstandigheden moeten aanpassen.
Door met deze weersomstandigheden binnen de bebouwde kom veel te hard te rijden en met hoge snelheid een kruispunt met de fietsersoversteekplaats te naderen, heeft verdachte zich naar oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 5 februari 2022 te Soest als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [straat] , op welke weg eenmaximum snelheid gold van 50 kilometer per uur, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
welke gedragingen aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte,- een kruising met de [straat] is genaderd en- daarbij in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor hem gelegen weggedeelte waarop voetgangers zich bevonden, en- daarbij in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur heeft gereden, in elk geval een te hoge snelheid heeft aangehouden gelet op de omstandigheden daar te plaatse, te weten een naderend kruispunt en fietsersoversteekplaats, en gezien de slechte weersomstandigheden, en- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover de weg vrij was, en- in elk geval onvoldoende heeft geanticipeerd op de wegsituatiewaardoor vervolgens een botsing is ontstaan tussen zijn, verdachtes, motorrijtuig en de voetgangers, zijnde [overledene] en [slachtoffer] , waardoor [overledene] werd gedood en [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel is toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden, is ontstaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel wordt toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 240 uren indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte is in de visie van de verdediging een first offender. Hij heeft zijn eigen onderneming en heeft voor zijn werkzaamheden zijn rijbewijs hard nodig. Gelet hierop verzoekt de verdediging de rechtbank om aan verdachte geen onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen. Het ongeval heeft ook veel impact gehad op het leven van verdachte. De verdediging verzoekt de rechtbank om aan verdachte een taakstraf van 120 uur op te leggen in combinatie met een geheel voorwaardelijke rijontzegging van 1 jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft een zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Hij heeft op een weg waar een maximumsnelheid gold van 50 km/u, in een verkeerssituatie die om extra oplettendheid vroeg, ongeveer 80 km/u gereden. Dit terwijl het donker was, hard waaide en regende en hierdoor het zicht zeer slecht was. Verdachte heeft door zijn rijgedrag niet op tijd kunnen anticiperen op de verkeerssituatie en heeft [overledene] en [slachtoffer] , die de weg overstaken, aangereden. [overledene] is door de aanrijding om het leven gekomen en [slachtoffer] heeft ernstig letsel opgelopen. Als verdachte zich aan de maximumsnelheid had gehouden, had een aanrijding kunnen worden voorkomen.
Door de schuld van verdachte is [overledene] geheel onnodig en op een voor haar en haar nabestaanden vreselijke en schokkende wijze uit het leven weggerukt. Dat dit ongeval en de daaropvolgende dood van [overledene] voor veel pijn en verdriet hebben gezorgd bij de nabestaanden van [overledene] is onder meer gebleken uit de door de zus van [overledene] voorgelezen slachtofferverklaring tijdens de zitting. Ook [slachtoffer] heeft op de zitting gebruik gemaakt van zijn spreekrecht. Het is verbazingwekkend hoe hij fysiek is hersteld van het ongeluk, maar het gemis van zijn partner [overledene] zal voor altijd voelbaar en uiterst verdrietig blijven.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 15 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte ongeveer een jaar voor het verkeersongeval een boete heeft gekregen voor te hard rijden. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee.
De op te leggen straf
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank heeft bij het bepalen van de (hoogte van de) straf gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken eerder zijn opgelegd en heeft verder gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin is voor overtreding van artikel 6 WVW, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en het slachtoffer is overleden, een taakstraf van 240 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden opgenomen.
De rechtbank vindt deze straf in beginsel passend gelet op de ernst van het strafbare feit en de zeer ernstige gevolgen die dit voor de slachtoffers heeft gehad. De rechtbank constateert wel dat in dit geval sprake is van de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is in dit geval aangevangen op het moment dat verdachte door de politie werd verhoord als verdachte op 7 april 2023. Dit betekent dat de redelijke termijn is geschonden met ongeveer twee maanden. Van bijzondere omstandigheden die een termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen, is niet gebleken. De rechtbank is het niet eens met het standpunt van de officier van justitie dat deze termijnoverschrijding te wijten is aan de door de verdediging ingediende onderzoekswensen. Nadat de verdediging haar onderzoekswensen kenbaar heeft gemaakt, heeft het namelijk vier maanden geduurd voordat de officier van justitie hier vervolgens op heeft gereageerd.
De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een matiging van de op te leggen straffen tot gevolg moet hebben. Gelet hierop zal de rechtbank een deel van de op te leggen rijontzegging voorwaardelijk opleggen. De rechtbank vindt het niet passend om, zoals verzocht door de verdediging, de rijontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen. Daarvoor is het bewezenverklaarde feit te ernstig.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
- bepaalt dat van de ontzegging een gedeelte, groot
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en A. Scheper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juli 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Soest, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [straat] , op welke weg een
maximum snelheid gold van 50 kilometer per uur, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend
waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte,
- een kruising met de [straat] is genaderd en/of
- (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, heeft gekeken naar de voetganger(s) die zich op een fietsoversteekplaats van voornoemde kruising bevond(en) danwel zich in de richting van die fietsoversteekplaats begaven en/of doende was/waren om de [straat] over te steken, althans in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor hem gelegen weggedeelte waarop die voetganger(s) zich bevond(en), en/of
- (daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, althans ongeveer 74 kilometer per uur heeft gereden, in elk geval heeft gereden met een te
hoge snelheid dan de op die weg maximale toegestane snelheid, in elk geval een te hoge snelheid heeft aangehouden gelet op de omstandigheden daar te plaatse, te weten een naderend(e) kruispunt/splitsing en/of fietsoversteekplaats en/of gezien de slechte weersomstandigheden, en/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover de weg vrij was, en/of
- in elk geval onvoldoende heeft geanticipeerd op de wegsituatie
waardoor, althans mede waardoor, (vervolgens) een botsing is ontstaan met/tussen zijn, verdachtes, motorrijtuig en de voetganger(s), zijnde voornoemde [overledene] en/of [slachtoffer] , waardoor [overledene] werd gedood en/of [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden, is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Soest, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, als bestuurder van een voertuig (een motorrijtuig), daarmee rijdende op de weg, de [straat] , op welke weg een maximum snelheid gold van 50
kilometer per uur, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, welke gedraging(en) hieruit heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,
- een kruising met de [straat] is genaderd en/of
- (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, heeft gekeken naar de voetganger(s) die zich op een fietsoversteekplaats van voornoemde kruising bevond(en) danwel zich in de richting van die fietsoversteekplaats begaven en/of doende was/waren om de weg over te steken, althans in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor hem gelegen weggedeelte waarop die voetganger(s) zich bevond(en), en/of
- (daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, althans ongeveer 74 kilometer per uur heeft gereden, in elk geval heeft gereden met een te
hoge snelheid dan de op die weg maximale toegestane snelheid, in elk geval een te hoge snelheid heeft aangehouden gelet op de omstandigheden daar te plaatse, te weten een naderend(e) kruispunt/splitsing en/of fietsoversteekplaats en gezien de slechte weersomstandigheden, en/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover de weg vrij was, en/of
- onvoldoende heeft geanticipeerd op de wegsituatie
waardoor, althans mede waardoor, (vervolgens) een botsing is ontstaan met/tussen zijn, verdachtes, motorrijtuig en de voetganger(s), zijnde [overledene] en/of [slachtoffer] , door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Soest, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, als bestuurder van een voertuig (een motorrijtuig), daarmee rijdende op de weg, de [straat] , op welke weg een maximum snelheid gold van 50
kilometer per uur,
- een kruising met de [straat] is genaderd en/of
- (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, heeft gekeken naar de voetganger(s) die zich op een fietsoversteekplaats van voornoemde kruising bevond(en) danwel zich in de richting van die fietsoversteekplaats begaven en/of doende was/waren om de weg over te steken, althans in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor hem gelegen weggedeelte waarop die voetganger(s) zich bevond(en), en/of
- (daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, althans ongeveer 74 kilometer per uur, heeft gereden, in elk geval heeft gereden met een te
hoge snelheid dan de op die weg maximale toegestane snelheid, in elk geval een te hoge snelheid heeft aangehouden gelet op de omstandigheden daar te plaatse, te weten een naderend(e) kruispunt/splitsing en/of fietsoversteekplaats en/of gezien de slechte weersomstandigheden, en/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover de weg vrij was, en/of
- in elk geval onvoldoende heeft geanticipeerd op de wegsituatie
waardoor, althans mede waardoor, (vervolgens) een botsing is ontstaan met/tussen zijn, verdachtes, motorrijtuig en de voetganger(s) [overledene] en/of [slachtoffer] , door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 juli 2023, genummerd PL0900-2022035586, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 128. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift, te weten een niet juist ondertekend proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 12.
3.Een geschrift, te weten een niet juist ondertekend proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 15.
4.Een geschrift, te weten een niet juist ondertekend proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 17.
5.Een geschrift, te weten een niet juist ondertekend proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 32.
6.Een geschrift, te weten een niet juist ondertekend proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 33.
7.Een geschrift, te weten een niet juist ondertekend proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 36.
8.Een geschrift, te weten een niet juist ondertekend proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 37.
9.Een geschrift, te weten een niet juist ondertekend proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 38.
10.Een geschrift, te weten een niet juist ondertekend proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 39.
11.Een geschrift, te weten een NFI-rapport beeldonderzoek naar de snelheid van een auto naar aanleiding van een aanrijding op de [straat] te Soest op 5 februari 2022, zaaknummer 2022.02.11.130, pagina 73.
12.Een geschrift, te weten een NFI-rapport beeldonderzoek naar de snelheid van een auto naar aanleiding van een aanrijding op de [straat] te Soest op 5 februari 2022, zaaknummer 2022.02.11.130, pagina 74.
13.Een geschrift, te weten een NFI-rapport beeldonderzoek naar de snelheid van een auto naar aanleiding van een aanrijding op de [straat] te Soest op 5 februari 2022, zaaknummer 2022.02.11.130, pagina 75.
14.Een geschrift, te weten een NFI-rapport beeldonderzoek naar de snelheid van een auto naar aanleiding van een aanrijding op de [straat] te Soest op 5 februari 2022, zaaknummer 2022.02.11.130, pagina 76.
15.Een geschrift, te weten een NFI-rapport beeldonderzoek naar de snelheid van een auto naar aanleiding van een aanrijding op de [straat] te Soest op 5 februari 2022, zaaknummer 2022.02.11.130, pagina 77.
16.Een geschrift, te weten een NFI-rapport beeldonderzoek naar de snelheid van een auto naar aanleiding van een aanrijding op de [straat] te Soest op 5 februari 2022, zaaknummer 2022.02.11.130, pagina 89.
17.Een geschrift, te weten een NFI-rapport beeldonderzoek naar de snelheid van een auto naar aanleiding van een aanrijding op de [straat] te Soest op 5 februari 2022, zaaknummer 2022.02.11.130, pagina 90.
18.Pagina 93.
19.Pagina 96.
20.Pagina 47.
21.Pagina 49.
22.Een geschrift, te weten een verslag van het UMC Utrecht van 8 februari 2022, losbladig, pagina 1.
23.Een geschrift, te weten een voortgangsrapportage van coach [A] van 12 september 2023, losbladig, pagina 1.