4.9.Naast een verklaring voor recht dat [eiser] de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden, heeft hij ook aanvullende schadevergoeding gevorderd. De verschillende schadeposten zullen hierna worden besproken.
[gedaagde] hoeft niet te betalen voor het huren van een auto door [eiser]
4.9.1.Het eerste punt waar [eiser] schadevergoeding voor eist, zijn de kosten voor het huren van een auto van zijn zwager in de periode dat de auto bij [gedaagde] stond voor reparatie. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] hiervoor niet hoeft te betalen. [eiser] heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat hij deze kosten heeft moeten maken. [eiser] stelt dat hij zijn auto niet heeft kunnen gebruiken toen de auto ter reparatie bij [gedaagde] stond. Dit klopt wel, echter [eiser] heeft ook niet gevraagd aan [gedaagde] of zij een auto ter beschikking had. [gedaagde] heeft aangegeven deze wel gehad te hebben. Indien [eiser] [gedaagde] had gevraagd om een auto, had hij deze kosten dan ook niet hoeven maken.
4.9.2.Bovendien heeft [eiser] de kosten onvoldoende onderbouwd. Hij heeft bijvoorbeeld geen stukken overgelegd waaruit blijkt wat het huren van de auto gekost heeft. Aangezien [gedaagde] de kosten heeft betwist, had het op de weg van [eiser] gelegen om de kosten te onderbouwen met bijvoorbeeld een factuur.
[gedaagde] moet een deel van de brandstofkosten betalen
4.9.3.[eiser] vordert ook schadevergoeding voor brandstofkosten. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] een deel van deze kosten moet betalen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verduidelijkt dat de brandstofkosten op meerdere dingen zien. Allereerst namelijk op kosten voor de brandstof die hij heeft gebruikt bij het rijden van en naar de locatie van [gedaagde] voor de reparaties en voor het bekijken van de auto. In de berekening van de brandstofkosten is door [eiser] echter ook een vergoeding opgenomen voor de tijd die het [eiser] heeft gekost om naar [gedaagde] te rijden.
4.9.4.De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de kosten die [eiser] heeft gemaakt om de auto na de koop op te halen bij [gedaagde] en voor reparatie naar [gedaagde] te brengen, moet vergoeden. [eiser] had deze kosten immers niet hoeven te maken indien de auto geen gebreken had vertoond en de overeenkomst niet was ontbonden. De brandstof die [eiser] op andere momenten heeft verbruikt om naar [gedaagde] te rijden – om de auto te bekijken of bij [gedaagde] te informeren naar de stand van zaken – hoeft [gedaagde] niet te vergoeden. Immers, deze kosten had [eiser] ook gemaakt als hij besloten had de auto niet te kopen in verband met het bijgeluid of althans waren onnodig. [eiser] heeft ook geen kosten gemaakt voor het ophalen van de auto na reparatie, aangezien [gedaagde] de auto bij [eiser] thuis heeft afgeleverd.
4.9.5.De kantonrechter zal de vergoeding die [gedaagde] moet betalen, berekenen aan de hand van de vergoeding per kilometer die [eiser] heeft gevorderd. De hoogte hiervan is namelijk niet betwist door [gedaagde] . De vergoeding die [eiser] zou moeten krijgen bedraagt volgens hem € 0,33 per kilometer. De snelste route van de woning van [eiser] naar [gedaagde] is volgens de ANWB 107 kilometer. Heen en terug is de reis daarom 214 kilometer. De vergoeding die [gedaagde] aan [eiser] moet betalen voor het ophalen van de auto en het afleveren van de auto voor reparatie, is daarom (214 x 2 x € 0,33 = ) € 141,24.
4.9.6.De kosten die [eiser] vordert voor de tijd die het hem gekost heeft om naar [gedaagde] te rijden, hoeft [gedaagde] niet te vergoeden. [eiser] heeft deze kosten in zijn geheel niet onderbouwd.
[gedaagde] hoeft de onderzoekskosten niet te betalen
4.9.7.De onderzoekskosten die [eiser] vordert, hoeft [gedaagde] niet te betalen. [eiser] heeft deze op geen enkele wijze onderbouwd. Uit de factuur van [onderneming 2] die hij heeft overgelegd, blijkt niet duidelijk of [eiser] de gevorderde kosten (soort en omvang) heeft moeten betalen. [eiser] heeft bewijs aangeboden van de stelling dat hij [onderneming 2] heeft moeten betalen voor het doen van onderzoek, maar de kantonrechter gaat aan dit bewijsaanbod voorbij. [eiser] heeft – mede gelet op het verweer van [gedaagde] – voldoende kansen gekregen om dit vóór de mondelinge behandeling te overleggen, maar dit heeft hij niet gedaan. De kantonrechter zal daarom [eiser] niet alsnog toelaten om te bewijzen welke kosten hij gemaakt zou hebben voor het doen van onderzoek.
De kosten voor verzekering en motorrijtuigenbelasting [gedaagde] wel betalen
4.9.8.[eiser] vordert ook vergoeding van verzekeringspremie en motorrijtuigenbelasting vanaf het moment van de ontbinding tot de schorsing van de auto op 22 juli 2024. [gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de ontbinding, maar niet tegen de verschuldigdheid van deze bedragen indien de ontbinding wel stand mocht houden. De kantonrechter wijst daarom toe een bedrag van € 150,08 per maand aan verzekeringspremie en € 261,00 per maand aan motorrijtuigenbelasting vanaf de dag van ontbinding tot aan de schorsing van de auto. In totaal komt dit neer op een bedrag van € 2.134,50 voor de periode 15 februari 2024 tot en met 22 juli 2024.
[gedaagde] moet de parkeerboete betalen
4.9.9.Ten slotte vordert [eiser] schadevergoeding voor de parkeerboete die hij heeft gekregen, omdat [gedaagde] bij het afleveren van de auto op 7 februari 2024 de auto bij het huis van [eiser] heeft geparkeerd, zonder parkeerbelasting te betalen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de boete van € 78,80 moet vergoeden aan [eiser] . [gedaagde] heeft namelijk erkend dat [eiser] deze boete niet zou hoeven te betalen, omdat hij niet wist dat de auto door [gedaagde] afgeleverd zou worden. De boete komt daarom voor rekening van [gedaagde] .