ECLI:NL:RBMNE:2025:320

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
11273704
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst auto wegens gebreken en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiser een auto gekocht van gedaagde, maar heeft hij meerdere gebreken aan de auto geconstateerd. Eiser heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden, omdat het bijgeluid dat gedaagde zou verhelpen nog steeds aanwezig was. De kantonrechter oordeelt dat de ontbinding rechtsgeldig is, omdat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Gedaagde wordt veroordeeld tot terugbetaling van de aankoopsom en een deel van de door eiser gestelde schade. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 13 januari 2025, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde in verzuim is, omdat het bijgeluid niet is verholpen en de Adaptive Cruise Control (ACC) niet is gekalibreerd. Eiser heeft recht op terugbetaling van de koopprijs en aanvullende schadevergoeding, omdat de auto niet voldeed aan de verwachtingen die hij mocht hebben bij de aankoop. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser grotendeels toegewezen, inclusief de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11273704 \ UC EXPL 24-5686
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigden: [.] en mr. M.P. Houtman,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. B.M.M. Slaman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met twaalf producties,
- de conclusie van antwoord.
1.2.
Op 13 januari 2025 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij was [eiser] aanwezig met zijn gemachtigden [.] en mr. M.P. Houtman. Namens [gedaagde] was [A] aanwezig, bijgestaan door mr. B.M.M. Slaman. Partijen hebben de vragen van de kantonrechter beantwoord en hebben op elkaar gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Ten slotte heeft de kantonrechter partijen laten weten dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft een auto gekocht bij [gedaagde] . Volgens [eiser] heeft de auto meerdere gebreken. Hij heeft daarom de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. De kantonrechter oordeelt dat die ontbinding rechtsgeldig is, omdat het bijgeluid dat [gedaagde] zou oplossen nog steeds aanwezig is. [gedaagde] moet de aankoopsom terugbetalen en een deel van de door [eiser] gestelde schade vergoeden.

3.De achtergrond

3.1.
[eiser] heeft op 16 december 2023 een koopovereenkomst gesloten met [gedaagde] voor de koop van een tweedehands BMW X5 voor € 26.890,00. [gedaagde] heeft op de factuur aangetekend dat het bijgeluid dat in de auto te horen was, verholpen zou worden voordat de auto aan [eiser] geleverd zou worden. De auto is vervolgens geleverd aan [eiser] .
3.2.
Op 2 januari 2024 heeft [eiser] contact opgenomen met [gedaagde] om te melden dat het bijgeluid nog niet opgelost was en dat hij nog andere gebreken aan de auto had ontdekt. [eiser] heeft hierop de auto op 11 januari 2024 bij [gedaagde] afgeleverd voor reparatie. [gedaagde] heeft vervolgens de auto op meerdere punten laten repareren. Op 29 januari 2024 heeft [eiser] [gedaagde] een ingebrekestelling gestuurd en [gedaagde] een termijn gegeven van 48 uur om de reparatie af te ronden. Op 7 februari 2024 heeft [gedaagde] de auto afgeleverd bij [eiser] . De periode tussen 11 januari 2024 en 7 februari 2024 zal hierna aangeduid worden als de reparatieperiode.
3.3.
Aangezien de auto volgens [eiser] ook na de reparatieperiode nog gebreken vertoonde, heeft hij de overeenkomst tussen partijen ontbonden op 15 februari 2024. [eiser] vordert in deze procedure terugbetaling van de koopprijs, vermeerderd met schadevergoeding. [1] [gedaagde] betwist dat er rechtsgeldig is ontbonden.

4.De beoordeling

[gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst
4.1.
[eiser] heeft aangevoerd dat aan de auto meerdere gebreken kleven en [gedaagde] daarom is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen. Hij vindt dat de overeenkomst rechtsgeldig ontbonden mocht worden en dat hij recht heeft op terugbetaling van de aankoopprijs en betaling van aanvullende schadevergoeding. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] de koopovereenkomst mocht ontbinden, maar slechts op grond van één van de gebreken die [eiser] heeft genoemd. De door [eiser] aangevoerde gebreken zullen hierna één voor één besproken worden.
Er is niet gebleken van een gebrek aan de draagarm
4.1.1.
[eiser] heeft gesteld dat er problemen waren met de draagarm, maar dit niet nader onderbouwd. Ter zitting heeft [eiser] enkel verklaard dat hij denkt dat de problemen met de draagarm niet zijn opgelost. Dit is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat sprake is van een gebrek.
Er is niet gebleken van een olielekkage aan het differentieel
4.1.2.
[eiser] heeft gesteld dat sprake is van olielekkage en ter onderbouwing enige foto’s overgelegd. [gedaagde] heeft betwist dat er sprake is van een lekkage en toegelicht dat en waarom de foto’s geen onderbouwing geven van de gestelde lekkage. De foto’s duiden in de visie van [gedaagde] juiste niet op verse oliesporen. Bovendien is geen olie onder de auto aantroffen toen de auto in de garage stond. In het licht van deze betwisting heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd gesteld dat sprake is van een gebrek.
Het gebrek in het stuurhuis is door [gedaagde] verholpen
4.1.3.
Ook het gebrek aan het stuurhuis levert geen tekortkoming in de nakoming van [gedaagde] op dat aan ontbinding ten grondslag kan worden gelegd. Vóór de reparatieperiode, in januari 2024, heeft [eiser] bij [gedaagde] geklaagd dat het stuur scheef stond. [gedaagde] geeft echter aan dat het stuur gerepareerd is en na reparatie niet meer scheef stond. Dit heeft zij onderbouwd met een factuur van [onderneming 1] . [eiser] heeft haar stelling dat het stuur nog steeds of (toerekenbaar aan [gedaagde] ) weer scheef staat op geen enkele manier onderbouwd. Dat had op grond van de wet wel op zijn weg gelegen.
De ACC storing kan aangemerkt worden als gebrek
4.1.4.
Als eerste gebrek heeft [eiser] aangevoerd dat de Adaptive Cruise Control (hierna: ACC) een systeemstoring vertoonde. Niet ter discussie staat dat [gedaagde] de storing heeft opgelost tijdens de reparatieperiode. Zij heeft echter de ACC nog niet laten kalibreren na de reparatie, omdat daar geen tijd meer was binnen de door [eiser] gestelde termijn van 48 uur. De kantrechter oordeelt dat kalibratie bij het goed functioneren van de ACC hoort en derhalve sprake is van een gebrek zolang die kalibratie niet heeft plaatsgevonden.
Het bijgeluid is niet opgelost door [gedaagde]
4.1.5.
Wat betreft het bijgeluid dat in de auto te horen is en was, is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Expliciet onderdeel van de overeenkomst tussen partijen was dat het bijgeluid zou worden verholpen door [gedaagde] . Volgens [eiser] is het bijgeluid nog steeds aanwezig in de auto. [gedaagde] erkent dat het bijgeluid in de auto te horen was voorafgaand aan reparatieperiode en heeft verklaard dat de oorzaak van dit geluid was opgelost. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] filmpjes laten zien van na de reparatieperiode, waarin een rammelend geluid te horen was. [gedaagde] heeft bevestigd dat dit hetzelfde geluid is als het geluid dat bij de verkoop en tijdens de reparatieperiode te horen was. Daarbij is wel de kanttekening gemaakt dat niet duidelijk is of het geluid exact dezelfde oorzaak heeft als het aanvankelijk verholpen geluid.
4.1.6.
Feit is dat het bijgeluid nu nog/weer te horen is in de auto. Er zijn daarom twee mogelijkheden: of het bijgeluid dat oorspronkelijk in de auto aanwezig was, is niet verholpen door [gedaagde] , of het bijgeluid is wel verholpen, maar er is na de reparatie een ander soortgelijk bijgeluid ontstaan. Uit de overeenkomst tussen partijen volgt dat specifiek is overeengekomen dat het bijgeluid in de auto zou worden opgelost. Het is dan ook niet relevant welke van de twee situaties van toepassing is. In beide gevallen is er nog een bijgeluid in de auto te horen, dat hetzelfde klinkt als het bijgeluid dat [eiser] als voorwaarde bij de overeenkomst verholpen wilde hebben. De auto is daarom niet conform de afspraken uit de overeenkomst. Het aanwezig zijn van het bijgeluid is een tekortkoming in de nakoming van [gedaagde] .
[gedaagde] is tijdelijk niet in staat de ACC te kalibreren en was in verzuim ten aanzien van haar verbintenis een auto te leveren zonder bijgeluid
4.2.
De wet bepaalt de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat wanneer de schuldenaar in verzuim is (een toerekenbare vorm van vertraging in de nakoming), voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is.
4.3.
Uit de toelichting van [gedaagde] blijkt dat zij afhankelijk was van de beschikbaarheid van een derde partij (een garage) om de ACC te kalibreren. Het was voor [gedaagde] daarmee tijdelijk onmogelijk om dit gebrek te verhelpen. Dat betekent dat [eiser] de overeenkomst in beginsel mocht ontbinden.
4.4.
[gedaagde] heeft ook betwist dat zij in verzuim was met betrekking tot het oplossen van het geluid. De kantonrechter vindt echter wel dat zij in verzuim is. [gedaagde] heeft al twee maal de mogelijkheid gehad om het bijgeluid op te lossen. De eerste keer vóór levering van de auto en vervolgens nogmaals toen [eiser] op 2 januari 2024 meldde dat het bijgeluid nog aanwezig was en [gedaagde] de auto vanaf 11 januari 2024 weer onder zich had voor reparatie. Kennelijk is dit haar niet gelukt, nu weer eenzelfde soort geluid te horen is. Daarmee is [gedaagde] in verzuim met het oplossen van het probleem. [eiser] hoeft [gedaagde] niet de gelegenheid te blijven geven eenzelfde soort geluid (steeds weer) op te lossen.
[eiser] heeft de overeenkomst rechtsgeldig ontbonden
4.5.
Uit de wet volgt dat elk gebrek in de zaak de consument de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden, tenzij het gebrek zo klein en onbelangrijk is dat ontbinding niet gerechtvaardigd zou zijn. [2] [gedaagde] heeft zich tegen ontbinding verzet, (onder meer) omdat zij [eiser] heeft aangeboden de ACC op haar kosten te laten kalibreren en het bijgeluid een gering euvel is dat de verkeersveiligheid niet in de weg staat. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] met dit verweer een beroep doet op de wettelijke uitzonderingsclausule dat ontbinding niet mogelijk is als de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.6.
Aangezien– anders dan door [eiser] is gesteld en door [gedaagde] gemotiveerd is betwist - de omstandigheid dat de ACC nog niet gekalibreerd is, niet betekent dat sprake is van een gebrek waardoor de verkeersveiligheid in het geding is en [gedaagde] [eiser] de mogelijkheid heeft gegeven de ACC op haar kosten bij een andere garage te laten kalibreren, is de kantonrechter van oordeel dat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst die ontbinding rechtvaardigt. Dat [eiser] geen gebruik heeft gemaakt van het aanbod van [gedaagde] komt voor zijn rekening. Het verweer van [eiser] dat hij een maand zou moeten wachten voordat een garage de ACC zou kunnen kalibreren, verandert dit niet. [gedaagde] liep tegen hetzelfde probleem aan en had het gebrek niet sneller kunnen oplossen. Het feit dat de ACC niet gekalibreerd is, kan daarom geen grond zijn voor ontbinding van de overeenkomst.
4.7.
Dit is anders ten aanzien van het bijgeluid. Omdat het bijgeluid in de auto niet verholpen is en [gedaagde] in verzuim is, mocht [eiser] de overeenkomst met [gedaagde] ontbinden. [gedaagde] heeft dan wel aangevoerd dat een rammelend geluid in een auto geen groot gebrek is, maar partijen waren specifiek overeengekomen dat het bijgeluid in de auto opgelost zou worden. [eiser] heeft ook aangegeven dat hij de auto niet gekocht zou hebben, indien het bijgeluid niet verholpen zou zijn. De auto voldoet daarom niet aan de verwachtingen die [eiser] van de auto mocht hebben bij het sluiten van de overeenkomst als het nog steeds zo’n bijgeluid heeft. Het gebrek is daarom niet te klein of onbelangrijk en rechtvaardigt de ontbinding.
4.8.
Als gevolg van de ontbinding ontstaat op grond van artikel 6:271 BW voor partijen de verplichting tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties. Dit betekent dat [eiser] de auto moet teruggeven aan [gedaagde] en dat [gedaagde] de koopprijs van € 26.890,00 aan [eiser] moet terug betalen.
[gedaagde] moet [eiser] een schadevergoeding betalen van in totaal € 2.354,54
4.9.
Naast een verklaring voor recht dat [eiser] de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden, heeft hij ook aanvullende schadevergoeding gevorderd. De verschillende schadeposten zullen hierna worden besproken.
[gedaagde] hoeft niet te betalen voor het huren van een auto door [eiser]
4.9.1.
Het eerste punt waar [eiser] schadevergoeding voor eist, zijn de kosten voor het huren van een auto van zijn zwager in de periode dat de auto bij [gedaagde] stond voor reparatie. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] hiervoor niet hoeft te betalen. [eiser] heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat hij deze kosten heeft moeten maken. [eiser] stelt dat hij zijn auto niet heeft kunnen gebruiken toen de auto ter reparatie bij [gedaagde] stond. Dit klopt wel, echter [eiser] heeft ook niet gevraagd aan [gedaagde] of zij een auto ter beschikking had. [gedaagde] heeft aangegeven deze wel gehad te hebben. Indien [eiser] [gedaagde] had gevraagd om een auto, had hij deze kosten dan ook niet hoeven maken.
4.9.2.
Bovendien heeft [eiser] de kosten onvoldoende onderbouwd. Hij heeft bijvoorbeeld geen stukken overgelegd waaruit blijkt wat het huren van de auto gekost heeft. Aangezien [gedaagde] de kosten heeft betwist, had het op de weg van [eiser] gelegen om de kosten te onderbouwen met bijvoorbeeld een factuur.
[gedaagde] moet een deel van de brandstofkosten betalen
4.9.3.
[eiser] vordert ook schadevergoeding voor brandstofkosten. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] een deel van deze kosten moet betalen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verduidelijkt dat de brandstofkosten op meerdere dingen zien. Allereerst namelijk op kosten voor de brandstof die hij heeft gebruikt bij het rijden van en naar de locatie van [gedaagde] voor de reparaties en voor het bekijken van de auto. In de berekening van de brandstofkosten is door [eiser] echter ook een vergoeding opgenomen voor de tijd die het [eiser] heeft gekost om naar [gedaagde] te rijden.
4.9.4.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de kosten die [eiser] heeft gemaakt om de auto na de koop op te halen bij [gedaagde] en voor reparatie naar [gedaagde] te brengen, moet vergoeden. [eiser] had deze kosten immers niet hoeven te maken indien de auto geen gebreken had vertoond en de overeenkomst niet was ontbonden. De brandstof die [eiser] op andere momenten heeft verbruikt om naar [gedaagde] te rijden – om de auto te bekijken of bij [gedaagde] te informeren naar de stand van zaken – hoeft [gedaagde] niet te vergoeden. Immers, deze kosten had [eiser] ook gemaakt als hij besloten had de auto niet te kopen in verband met het bijgeluid of althans waren onnodig. [eiser] heeft ook geen kosten gemaakt voor het ophalen van de auto na reparatie, aangezien [gedaagde] de auto bij [eiser] thuis heeft afgeleverd.
4.9.5.
De kantonrechter zal de vergoeding die [gedaagde] moet betalen, berekenen aan de hand van de vergoeding per kilometer die [eiser] heeft gevorderd. De hoogte hiervan is namelijk niet betwist door [gedaagde] . De vergoeding die [eiser] zou moeten krijgen bedraagt volgens hem € 0,33 per kilometer. De snelste route van de woning van [eiser] naar [gedaagde] is volgens de ANWB 107 kilometer. Heen en terug is de reis daarom 214 kilometer. De vergoeding die [gedaagde] aan [eiser] moet betalen voor het ophalen van de auto en het afleveren van de auto voor reparatie, is daarom (214 x 2 x € 0,33 = ) € 141,24.
4.9.6.
De kosten die [eiser] vordert voor de tijd die het hem gekost heeft om naar [gedaagde] te rijden, hoeft [gedaagde] niet te vergoeden. [eiser] heeft deze kosten in zijn geheel niet onderbouwd.
[gedaagde] hoeft de onderzoekskosten niet te betalen
4.9.7.
De onderzoekskosten die [eiser] vordert, hoeft [gedaagde] niet te betalen. [eiser] heeft deze op geen enkele wijze onderbouwd. Uit de factuur van [onderneming 2] die hij heeft overgelegd, blijkt niet duidelijk of [eiser] de gevorderde kosten (soort en omvang) heeft moeten betalen. [eiser] heeft bewijs aangeboden van de stelling dat hij [onderneming 2] heeft moeten betalen voor het doen van onderzoek, maar de kantonrechter gaat aan dit bewijsaanbod voorbij. [eiser] heeft – mede gelet op het verweer van [gedaagde] – voldoende kansen gekregen om dit vóór de mondelinge behandeling te overleggen, maar dit heeft hij niet gedaan. De kantonrechter zal daarom [eiser] niet alsnog toelaten om te bewijzen welke kosten hij gemaakt zou hebben voor het doen van onderzoek.
De kosten voor verzekering en motorrijtuigenbelasting [gedaagde] wel betalen
4.9.8.
[eiser] vordert ook vergoeding van verzekeringspremie en motorrijtuigenbelasting vanaf het moment van de ontbinding tot de schorsing van de auto op 22 juli 2024. [gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de ontbinding, maar niet tegen de verschuldigdheid van deze bedragen indien de ontbinding wel stand mocht houden. De kantonrechter wijst daarom toe een bedrag van € 150,08 per maand aan verzekeringspremie en € 261,00 per maand aan motorrijtuigenbelasting vanaf de dag van ontbinding tot aan de schorsing van de auto. In totaal komt dit neer op een bedrag van € 2.134,50 voor de periode 15 februari 2024 tot en met 22 juli 2024.
[gedaagde] moet de parkeerboete betalen
4.9.9.
Ten slotte vordert [eiser] schadevergoeding voor de parkeerboete die hij heeft gekregen, omdat [gedaagde] bij het afleveren van de auto op 7 februari 2024 de auto bij het huis van [eiser] heeft geparkeerd, zonder parkeerbelasting te betalen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de boete van € 78,80 moet vergoeden aan [eiser] . [gedaagde] heeft namelijk erkend dat [eiser] deze boete niet zou hoeven te betalen, omdat hij niet wist dat de auto door [gedaagde] afgeleverd zou worden. De boete komt daarom voor rekening van [gedaagde] .
4.10.
In totaal moet [gedaagde] naast de aankoopprijs, ook een schadevergoeding van € 2.354,54 aan [eiser] betalen.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente betalen
4.11.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 1.274,93 aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, namelijk € 1.066,23.
4.12.
[eiser] heeft betaling van de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW gevorderd over zowel de hoofdsom als de buitengerechtelijke incassokosten. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 2 maart 2024, omdat [gedaagde] vanaf die datum in verzuim is. [eiser] heeft de overeenkomst met [gedaagde] op 15 februari 2024 ontbonden. Hierin heeft hij ook [gedaagde] gesommeerd om binnen een termijn van veertien dagen de hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten te betalen. [gedaagde] heeft niet binnen die termijn betaald.
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiser] betalen
4.13.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.066,42
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard
4.15.
De kantonrechter zal de beslissing wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door de [eiser] . Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende de BMW XM50d met kenteken [kenteken] is ontbonden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 26.890,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 2 maart 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.354,54 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 2 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.066,23 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 2 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.066,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.
62938

Voetnoten

1.[eiser] heeft in de dagvaarding meerdere verklaringen voor recht gevorderd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij echter een toelichting gegeven, waaruit blijkt dat de vordering zo gelezen moet worden dat alleen een verklaring voor recht wordt gevraagd dat de overeenkomst is ontbonden. Wat betreft de te betalen bedragen heeft [eiser] gezegd niet een verklaring voor recht te vorderen, maar betaling.
2.Zie artikel 7:22 lid 1 BW.