ECLI:NL:RBMNE:2025:3192

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
C/16/570092 / FA RK 24-328
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en informatieregeling in een familierechtelijke procedure met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen de ouders van een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.C. de Jong, en de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M.E. Derks, zijn in geschil over de zorgregeling en informatieregeling voor hun zoon, geboren in 2010. De rechtbank heeft eerder op 22 augustus 2024 bepaald dat de vader € 277,- per maand aan kinderalimentatie moet betalen. De rechtbank heeft advies gevraagd aan de Raad voor de Kinderbescherming, die op 5 maart 2025 een rapport heeft uitgebracht. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 mei 2025 is het verzoek van de vader om een zorgregeling en benoeming van een bijzondere curator besproken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het forceren van contact tussen de minderjarige en de vader niet in het belang van het kind is, gezien de emotionele blokkades die er zijn. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader afgewezen, maar heeft wel een informatieregeling opgelegd, waarbij de moeder verplicht is om de vader eenmaal per kwartaal te informeren over belangrijke zaken in het leven van de minderjarige. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de zorg en opvoeding van hun kind, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het huidige contact tussen de vader en de minderjarige niet wenselijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/570092 / FA RK 24-328
Zorgregeling
Beschikking van 24 juni 2025
in de zaak van:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. L.C. de Jong,
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.M.E. Derks.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 25 juli 2024 de beslissing op het verzoek uitgesteld en advies gevraagd aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Op 22 augustus 2024 heeft de rechtbank beslist dat de vader € 277,- per maand aan kinderalimentatie aan de moeder moet betalen. Voor het procesverloop tot die datum verwijst de rechtbank naar die beschikkingen.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het Raadsrapport van 5 maart 2025;
  • het F9-formulier (met bijlage) van de moeder van 13 maart 2025;
  • het F9-formulier (met bijlage) van de vader van 20 maart 2025.
1.3.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 27 mei 2025. Daarbij waren aanwezig: de ouders met hun advocaten en [A] van de Raad
.
1.4.
De rechtbank heeft aan de minderjarige [minderjarige] , de zoon van de ouders, gevraagd wat hij van het verzoek vindt. [minderjarige] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn mening te geven.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen een kind:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] .
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hem moeten nemen.
2.4.
De ouders zijn het niet eens over de zorgregeling en de informatieregeling. De vader wil:
  • dat er een zorgregeling wordt vastgesteld waarbij [minderjarige] eenmaal per veertien dagen een weekend bij de vader verblijft van zaterdagochtend tot en met zondagmiddag, alsook de helft van de vakanties en feestdagen;
  • dat er een informatieregeling wordt vastgesteld, waarbij de moeder de vader eenmaal per maand en zo veel vaker als nodig, per e-mail informeert omtrent de gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [minderjarige] (school, hobby’s/sporten, gezondheid (vrije) tijdsbesteding, sociale contacten, belangrijke gebeurtenissen, etc.), voorzien van een actuele foto;
  • dat de rechtbank (alsnog) een bijzondere curator benoemt.
De moeder is het daar niet mee eens. Zij verzoekt de rechtbank om de verzoeken van de vader af te wijzen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal de verzoeken van de vader over de zorgregeling en het benoemen van een bijzondere curator afwijzen. Daarnaast legt de rechtbank een informatieregeling vast.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Raadsrapport
3.2.
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat er tot in detail is ingegaan op de redenen waarom er voor [minderjarige] een grote blokkade bestaat in het contact tussen hem en de vader. Anders dan de vader stelt heeft de Raad de gebeurtenissen in het verleden en de achtergrond daarvan wel onderzocht. Er is aandacht besteed aan het feit dat de relatie van de ouders tot twee keer toe is beëindigd en dat de vader emotioneel afwezig was in verband met zijn eigen problematiek. Ook op zitting heeft de Raad nog toegelicht dat de houding en visie van [minderjarige] herkenbaar is bij pubers. [minderjarige] kiest uit zelfbescherming voor rust en daarom kiest hij voor één ouder.
3.3.
Een ander punt is dat de vader denkt dat [minderjarige] niet onbelast of authentiek zijn verhaal heeft kunnen doen bij de Raadsonderzoekers, omdat hij niet in persoon is gehoord. De moeder heeft op de zitting uitgelegd dat [minderjarige] alleen op zijn kamer zat en dat zij niet bij het gesprek aanwezig was. Volgens de rechtbank is het onderzoek uitgevoerd door twee ervaren raadsonderzoekers en is er een gedragsdeskundige bij betrokken. Zij hebben zich voldoende geïnformeerd gevoeld om te adviseren. Er was voor hen geen aanleiding tot aanvullend persoonlijk contact met [minderjarige] . De rechtbank ziet geen reden om dit anders aan te nemen. Dit geldt ook voor de authenticiteit van de verklaring van [minderjarige] . De Raad zegt eigenlijk dat het niet uitmaakt, omdat dat op dit moment de beleving van [minderjarige] is. Die beleving is authentiek en daarvoor heeft hij EMDR gehad. Of die beleving objectief terecht is doet minder ter zake, want dit is nu voor [minderjarige] zoals het is.
Zorgregeling
3.4.
De rechtbank volgt het advies van de Raad en zal geen zorgregeling vaststellen. Dit vindt de rechtbank het meest in het belang van [minderjarige] . De inschatting is dat het forceren van contact tussen [minderjarige] en de vader een averechts effect zal hebben. Deze conclusie is zowel gebaseerd op de gegevens zoals die bekend zijn over [minderjarige] zelf, als op de ervaringen in het algemeen met kinderen, met name pubers zoals de Raad ook ter zitting heeft toegelicht.
3.5.
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het op de lange termijn niet wenselijk is voor [minderjarige] dat onbesproken blijft waarom hij moeite heeft met zijn vader. De rechtbank begrijpt de wens van de vader om hier een soort richtlijn of stappenplan voor te ontvangen, maar volgens de Raad lijkt daar nu nog geen zicht op te zijn. Ook bij eerdere hulpverlening heeft [minderjarige] een gesprek met de vader afgewezen. Op dit moment lijkt daar (nog) geen ruimte voor te zijn bij [minderjarige] .
Bijzondere curator
3.6.
Uit de stukken en wat er op de zitting is besproken blijkt dat het voor de vader onbevredigend blijft dat hij er niet van overtuigd is dat geen contact op dit moment in het belang van [minderjarige] is. De vader heeft geen vertrouwen in het onderzoek van de Raad. Volgens de vader kan een bijzondere curator op zoek gaan naar de authentieke en eigen mening van [minderjarige] . De rechtbank heeft al vooropgesteld dat doorslaggevend is hoe [minderjarige] de situatie nu ervaart en minder of hij die ervaring baseert op de juiste gronden. Verder zegt de vader dat als een bijzondere curator nader onderzoek doet en tot dezelfde conclusie komt, hij zich bij deze conclusie alsnog kan neerleggen.
3.7.
De rechtbank vindt het niet in het belang van [minderjarige] om een bijzondere curator te benoemen, omdat dit te belastend voor hem zal zijn. Het gaat op dit moment goed met [minderjarige] en hij heeft zelf ook aangegeven het belastend te vinden om over zijn vader te praten. De rechtbank is er op basis van de informatie in de stukken en op zitting bovendien van overtuigd dat het op dit moment niet in het belang is van [minderjarige] om hem te verplichten stappen te zetten in de richting van contactherstel. Om die reden bestaat ook geen aanleiding voor het laten onderzoeken en verwoorden van de stem van [minderjarige] door een bijzondere curator. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator afwijzen.
Informatieregeling
3.8.
Het is in het belang van [minderjarige] dat de vader weet wat er in het leven van [minderjarige] gebeurt. [1] Dit is ook belangrijk omdat de vader samen met de moeder het gezag heeft over [minderjarige] en dus mee moet beslissen over belangrijke onderwerpen in het leven van [minderjarige] . Omdat [minderjarige] niet bij de vader woont en omdat er op dit moment al geruime tijd geen enkel contact is tussen de vader en [minderjarige] , is de vader grotendeels afhankelijk van de informatie die hij van de moeder ontvangt. De verplichting voor de moeder om die informatie te verstrekken vloeit ook voort uit de wet.
3.9.
De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] dat de moeder:
- één keer per kwartaal een e-mail stuurt aan de vader over
- de gezondheid van [minderjarige] ,
- hoe het met hem gaat op school,
- zijn hobby’s/sporten,
- zijn vrijetijdsbesteding,
- zijn sociale contacten, en
- andere belangrijke gebeurtenissen.
- bij iedere e-mail een recente foto van [minderjarige] aan de vader stuurt.
3.10.
De rechtbank vindt het belangrijk dat de vader weet wat er in het leven van [minderjarige] speelt, zodat hij de informatie heeft om bij hem te kunnen aansluiten op het moment dat [minderjarige] daar wel weer voor openstaat. Voor de frequentie van de informatieregeling sluit de rechtbank aan bij het advies van de Raad.
Tot slot
3.11.
De vader vindt het belangrijk dat [minderjarige] weet dat hij zijn leven (weer) op de rit heeft. De vader heeft een leuk gezin en hij drinkt geen alcohol meer. Volgens de vader heeft hij nooit de kans gehad om rechtstreeks zijn kant van het verhaal aan [minderjarige] te kunnen vertellen. Hij vraagt om één kans, zodat [minderjarige] niet meer denkt dat de vader een rokende alcoholist is die zijn leven vergooit. [minderjarige] kan er dan mee doen wat hij ermee wil doen, maar dan heeft de vader in ieder geval zijn verhaal kunnen doen. Hij hoopt natuurlijk dat dit tot toenadering vanuit [minderjarige] leidt.
3.12.
De rechtbank begrijpt de frustratie van de vader. In het Raadsrapport is al benoemd dat het belangrijk is dat de kwestie uitgepraat wordt. De rechtbank gunt het [minderjarige] om kennis te nemen van deze boodschap van de vader en gunt het de vader dat deze boodschap [minderjarige] bereikt.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.13.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de moeder:
- één keer per kwartaal een e-mail stuurt aan de vader over
- de gezondheid van [minderjarige] ,
- hoe het met hem gaat op school,
- zijn hobby’s/sporten,
- zijn vrijetijdsbesteding,
- zijn sociale contacten, en
- andere belangrijke gebeurtenissen;
- bij iedere e-mail een recente foto van [minderjarige] aan de vader stuurt.
4.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst de verzoeken van de vader voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. F.C. Burgers, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. I.C. van Schip, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:253a lid 2 sub c BW