Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van 20 januari 2025 met bijlage A en B;
- de conclusie van repliek van 10 april 2025 met producties 5 tot en met 10.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert [eiser] B.V., h.o.d.n. [handelsnaam 1], betaling van € 748,20 door [gedaagde], h.o.d.n. [handelsnaam 2], v.h.o.d.n. [handelsnaam 3]. [eiser] stelt dat [gedaagde] twee bestellingen heeft geplaatst bij de webshop [naam] en dat de vorderingen op [gedaagde] zijn gecedeerd aan [eiser]. [gedaagde] betwist de vordering en stelt dat hij slachtoffer is van identiteitsfraude. De kantonrechter heeft de procedure op 25 juni 2025 behandeld, waarbij [gedaagde] niet meer heeft gereageerd na de conclusie van repliek. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de bestellingen heeft gedaan en dat er geen bewijs is voor zijn claim van identiteitsfraude. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] tot betaling van € 748,20 toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 112,23 en de wettelijke handelsrente van € 76,69. In totaal moet [gedaagde] € 937,12 betalen aan [eiser]. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van € 793,89. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.