ECLI:NL:RBMNE:2025:3183

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
UTR 25/3742
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting bedrijfspand na explosies

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juni 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster, de eigenaar van een bedrijfspand, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van haar pand door de burgemeester van de gemeente, na een explosie op 8 juni 2025. De burgemeester had besloten het pand te sluiten voor drie weken, omdat er een dreiging was voor de veiligheid van andere ondernemers in de omgeving. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen afdoende spoedeisend belang is bij het verzoek van verzoekster. Ondanks het indienen van bewijsstukken, waaronder een huurachterstand, is er onvoldoende onderbouwing dat de sluiting van het pand leidt tot onomkeerbare schade of faillissement. De voorzieningenrechter concludeert dat het besluit van de burgemeester niet evident onrechtmatig is en dat de belangenafweging niet in het voordeel van verzoekster uitvalt. Het verzoek wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/3742

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. R.A. Bos),
en

de burgemeester van de gemeente [plaats]

(gemachtigde: mr. M. Bosma).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de eigenaar van verzoekster - [A] - tegen de sluiting van het bedrijfspand dat hij huurt op het adres [adres] in [plaats] (het bedrijfspand). Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.2.
De burgemeester is op 8 juni 2025 door de politie geïnformeerd dat er op 8 juni een explosie bij het bedrijfspand van verzoekster heeft plaatsgevonden, waarbij het pand aanzienlijke schade heeft opgelopen. Vervolgens heeft er op 9 juni 2025 een explosie plaatsgevonden in dezelfde straat als waar het bedrijfspand van verzoekster is gevestigd.
1.3.
Op 12 juni 2025 heeft de burgemeester nadere informatie van de politie verkregen. Uit die informatie blijkt dat uit camerabeelden valt op te maken dat het bedrijfspand door betrokkenen (de familie) wordt bewaakt. Hierdoor is het voor de burgemeester voldoende aannemelijk dat er nog een dreiging is richting het bedrijfspand en de veiligheid van ook andere ondernemers in geding is. Dit beeld wordt versterkt door explosies in andere gemeenten ( [gemeente 1] en [gemeente 2] ) waarvan de eigenaar van de garage, dan wel familieleden van hem het doelwit lijken te zijn.
1.4.
Met het bestreden besluit van 13 juni 2025 heeft de burgemeester het bedrijfspand van verzoekster daarom met ingang van 13 juni 2025 gesloten voor de duur van drie weken tot 4 juli 2025.
1.5.
Op 17 juni 2025 heeft verzoekster hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoekster op 17 juni 2025 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat het besluit wordt geschorst en in afwachting van het besluit van de voorzieningenrechter een ordemaatregel wordt getroffen.
1.6.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Bij een financieel geschilis dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
3. De rechtbank heeft verzoekster op 17 juni 2025 in de gelegenheid gesteld het spoedeisend belang nader te onderbouwen. Verzoekster heeft in haar e-mail van 20 juni 2025 een screenshot overgelegd van een brief van 16 juni 2025 waarin wordt gesteld dat er sprake is van een huurachterstand van € 2.082,- voor de huur van [adres] / [adres] voor de maand juni 2025 en een achterstand van € 22,- per maand over een periode van 11 maanden van in totaal € 242,-. Daarnaast heeft verzoekster een print van een e-mail bericht overgelegd afkomstig van nsf services met een laatste betalingsherinnering in verband met betalingsachterstanden op facturen. Verzoekster heeft verder geen onderbouwing gegeven van het spoedeisend belang.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze onderbouwing onvoldoende is , om afdoende spoedeisend belang aan te nemen. Verzoekster heeft het spoedeisend belang alleen onderbouwd met het overleggen van voornoemde twee stukken. Met die twee stukken heeft verzoekster echter niet aangetoond dat zij deze kosten niet kan dragen en dat de situatie door de sluiting van het bedrijfspand voor de duur van drie weken zo ernstig is dat een faillissement dreigt. Verzoekster immers geeft met het overleggen van deze twee stukken geen inzicht in haar financiële situatie. Daarbij komt dat in de e-mail wordt verwezen naar ‘onderstaande facturen’, maar dat die niet zijn bijgevoegd, zodat ook onduidelijk is waar de betreffende betalingsherinnering op ziet.
5. Gelet op het voorgaande neemt de voorzieningenrechter dus geen afdoende spoedeisend belang aan bij de door verzoekster verzochte voorlopige voorziening.
6. Het ontbreken van afdoende spoedeisend belang staat niet aan het treffen van een voorlopige voorziening in de weg, indien sprake is van een evident onrechtmatig besluit. Daarmee wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven.
7. De voorzieningenrechter ziet in wat verzoekster heeft aangevoerd geen grond voor dat oordeel. De burgemeester heeft zijn besluit gebaseerd op informatie van de politie (neergelegd in de bestuurlijke rapportages van 10 juni 2025 en 13 juni 2025) en de noodzaak van de sluiting gemotiveerd en de belangen van verzoekster gewogen. Deze motivering is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet evident ontoereikend of onjuist. De burgemeester heeft belang mogen hechten aan het feit dat er in korte tijd - nog los van de explosie op het andere adres in de straat waar verzoekster is gevestigd - een explosie heeft plaatsgevonden bij het bedrijfspand en bij nog twee andere panden van de eigenaar van verzoekster, dan wel zijn familie, en dat er gelet daarop en gelet op de bewaking door de familie van de eigenaar van verzoekster nog steeds sprake is van een dreiging.
8. Tot slot ziet de voorzieningenrechter mede gelet op het voorgaande aan de kant van verzoekster geen belangen die zo zwaar wegen dat de belangenafweging in het voordeel van verzoekster uit moet vallen en de gevraagde voorziening om die reden moet worden toegewezen.

Conclusie en gevolgen

9. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2025.
Griffier
Voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.