4.2.Het college hoeft niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze alle betrokken belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Heeft het college het bestreden besluit voldoende onderbouwd?
5. Eiser voert aan dat hij begrijpt dat het college de beslissing op bezwaar niet geheel wilde uitstellen om, conform het advies van de bezwaaradviescommissie, eerst nader onderzoek te doen naar de druk op de blauwe zone en hoe zich dat verhoudt tot de eigenaren van de recreatiewoningen en hun parkeerbehoefte. Wat eiser echter niet begrijpt, is waarom het college ondanks het advies van de bezwaarcommissie niet alleen in verband met een goede bereikbaarheid/doorstroom heeft besloten de parkeervakken op en naast de weg te verwijderen, maar ook heeft besloten om de reguliere parkeerplekken op de gemeentelijke parkeerplaats te verminderen ten gunste van parkeerplekken in de blauwe parkeerzone. Eiser is volledig afhankelijk van de reguliere (lang) parkeerplaatsen op die locatie. In het verleden was deze parkeerplaats al snel vol, en nu zijn door het Verkeersbesluit 13 parkeerplekken omgezet naar parkeerplekken voor de blauwe zone. Dit staat het normaal gebruik van zijn recreatiewoning in de weg. Het college stelt het advies van de bezwaaradviescommissie over te nemen, maar heeft dat niet gedaan. Het college had alvorens dat deel van het besluit te nemen conform dat advies het gebruik van de blauwe zone en de verhouding tot de parkeerbehoefte van eigenaren van recreatiewoningen nader moeten onderzoeken en vervolgens moeten motiveren of en zo ja, waarom de belangen van de eigenaren van de vaste woningen zwaarder wegen dan de belangen van de eigenaren van recreatiewoningen.
6. De rechtbank oordeelt dat het college - gelet op zijn beoordelingsruimte – gezien het zwaarwegende belang van een goede doorstroming en de bereikbaarheid voor hulpdiensten op het Achterbos waartoe de parkeerplekken op en langs het Achterbos verwijderd worden in redelijkheid heeft kunnen beslissen om de uitkomsten van een nader onderzoek naar de parkeerdruk in de blauwe parkeerzone en hoe dat zich verhoudt tot de eigenaren van de recreatiewoningen en hun parkeerbehoefte niet af te wachten. Eiser bestrijdt dit ook niet. Het college heeft echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd/gemotiveerd waarom, naast het verwijderen van 18 parkeervakken in de blauwe parkeerzone op en nabij de weg (het Achterbos), gekozen is voor het aanwijzen van 13 parkeerplaatsen in de blauwe parkeerzone op de gemeentelijke parkeerplaats. Dit gaat ondanks de herinrichting van het gemeentelijk parkeerterrein en de daarmee gestelde (maar niet inzichtelijke gemaakte) uitbreiding van reguliere parkeerplaatsen op dat terrein toch ten koste van het totaal aantal reguliere parkeerplaatsens.
De rechtbank heeft begrip voor het feit dat het college prioriteit geeft aan eigenaren van reguliere woningen die het hele jaar door afhankelijk zijn van openbare parkeergelegenheid, voor zover zij niet over parkeerruimte op eigen grond beschikken. Dit neemt echter niet weg dat het college gehouden is om een deugdelijke belangenafweging te maken. Dat heeft het college nagelaten.
7. De enkele toelichting van het college op zitting dat voor de verdeling van het aantal parkeervakken dezelfde verhouding geldt zoals voorheen ook al gold sinds de blauwe parkeervakken zijn ingevoerd ten gunste van de eigenaar bewoners die daarvoor een ontheffing kunnen vragen, vindt de rechtbank daartoe onvoldoende. Het college heeft niet kunnen toelichten hoe destijds de verhouding tussen langparkeren (op reguliere parkeerplekken) en parkeren in de blauwe parkeerzone tot stand is gekomen, en wat die verhouding dan precies is. Ook had het college geen antwoord op de vraag of er destijds bij de inrichting van de parkeerplekken gekeken is naar de verhouding tussen de verschillende soorten gebruikers, zoals eigenaren van reguliere woningen, dagrecreanten en langparkeerders (c.q. eigenaren van legale recreatiewoningen). Dit klemt te meer nu het college – zoals hiervoor reeds vermeld- haar stelling dat de herinrichting van het gemeentelijke parkeerterrein met het Verkeersbesluit heeft geleid tot een toename van het totaal aantal parkeerplaatsen op de gemeentelijke parkeerplaats niet inzichtelijk heeft kunnen maken.
8. De rechtbank hecht daarbij waarde aan het feit dat ook wanneer het college niet op de uitkomst van het monitoringsonderzoek dat het college zal verrichten kan wachten, het college wel reeds beschikt over informatie die inzicht kan geven in het aantal bewoners van reguliere woningen dat geen parkeergelegenheid op eigen terrein heeft en het aantal blauwe parkeervakken waar zij met een ontheffing mogen lang parkeren (c.q het gebruik dat zij daarvan maken) en de verhouding tussen het aantal eigenaren van legale recreatiewoningen aan het Achterbos en hun parkeerbehoefte en het aantal reguliere langparkeerplaatsen. Deze informatie had kunnen dienen als vertrekpunt voor een nadere motivering van de gemaakte keuze en een toetsing van de redelijkheid daarvan, in afwachting van de monitoring die het college op korte termijn beoogt uit te voeren.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college verzuimd heeft een deugdelijke belangenafweging in deze te maken en het besluit daarom gebrekkig is. Het beroep van eiser slaagt.
10. Het beroep van eiser is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb. Dit betekent dat het college het besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover dat ziet op het vergroten van de blauwe parkeerschijfzone met 13 parkeervakken op het gemeentelijk parkeerterrein (ad 2. in het besluit).