ECLI:NL:RBMNE:2025:3181

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/4623
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersbesluit inzake parkeerschijfzone Achterbos

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen behandeld. Het verkeersbesluit betreft de uitbreiding van de blauwe parkeerschijfzone met 13 parkeervakken op het gemeentelijk parkeerterrein, wat eiser niet kan waarderen. Eiser stelt dat het college het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd en dat de belangen van de eigenaren van recreatiewoningen niet goed zijn afgewogen. De rechtbank oordeelt dat het college inderdaad gebrekkig heeft gemotiveerd waarom het aantal parkeerplaatsen in de blauwe zone is uitgebreid ten koste van langparkeerplaatsen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een deugdelijke belangenafweging te maken. De uitspraak is gedaan op 19 juni 2025 en het college moet het griffierecht aan eiser terugbetalen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4623
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2025 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats] , eiser
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen,
(gemachtigde: mr. drs. A. Krijgsman en drs. M. Woerden)

1.Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over het Verkeersbesluit Parkeerschijfzone Achterbos (Verkeersbesluit) dat het college heeft genomen ter verbetering van de doorstroming van het Achterbos. Door dit besluit verdwijnen onder meer langparkeervakken. Eiser is het daar niet mee eens. Het college heeft na het bezwaar van eiser besloten het verkeersbesluit in stand te houden.
1.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is, omdat het college het Verkeersbesluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

2.Procesverloop

2.1.
Het college heeft op 20 oktober 2023 het Verkeersbesluit (het primaire besluit) genomen. Met het besluit op het bezwaar van eiser van 10 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft het college besloten het bestreden besluit in stand te laten onder aanvulling van de motivering.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het college.
Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Het college heeft op 20 oktober 2023 een Verkeersbesluit (het primaire besluit) genomen. Dit besluit heeft als doel het verzekeren van de veiligheid op de weg, het beschermen van weggebruikers en passagiers, het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan, en het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer. Het college wil daartoe:
  • 18 parkeervakken op en naast de rijbaan van het Achterbos ter hoogte van nummer 75/77 opheffen (zie ad 1 in het besluit) en verder
  • de parkeermogelijkheden op het gemeentelijk parkeerterrein uitbreiden en 13 parkeerplaatsen op dat terrein toevoegen aan de blauwe parkeerschijfzone (zie ad 2. in het besluit)
3.1.
Eiser heeft bezwaar ingediend omdat hij het er niet mee eens is dat er parkeerplekken voor lang parkeren (langparkeerplaats) worden opgeheven bij het deel van het Achterbos 2/23. Het heeft eisers voorkeur om parkeerplekken te verwijderen op andere plekken.
3.2.
De bezwaarcommissie van de gemeente De Ronde Venen is van oordeel dat in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is waarom ervoor gekozen is om het aantal parkeerplaatsen in de blauwe parkeerschijfzone op het gemeentelijk parkeerterrein uit te breiden en niet het aantal langparkeerplaatsen. Hierdoor is aan de belangen van bewoners meer gewicht toegekend dan aan de belangen van eigenaren van recreatiewoningen. De bewoners kunnen namelijk een ontheffing vragen van het gebruik van de parkeerschijf in de blauwe zone op grond van de Beleidsregels voor het verlenen van ontheffing van het verplichte gebruik van een parkeerschijf in de parkeerschijfzone in Vinkeveen, terwijl de eigenaren van recreatiewoningen dat niet kunnen. Daarom is volgens de bezwaarcommissie van belang dat de gemeente inzichtelijk maakt wat de druk is op de blauwe zone en hoe zich dat verhoudt tot de eigenaren van de recreatiewoningen en hun parkeerbehoefte. Op basis van dit onderzoek moet het college een nadere belangenafweging maken.
3.3.
Het college heeft het nemen van de beslissing op bezwaar vervolgens niet aangehouden om dit nader te onderzoeken, maar heeft een nadere motivering gegeven en is voor het overige bij het primaire besluit van 20 oktober 2023 gebleven. Reden daarvoor is dat het college het waarborgen van de bereikbaarheid voor hulpdiensten van groot belang vindt. Om dit te realiseren, is het nodig het besluit door te voeren om zo (met de opheffing van de parkeervakken op en naast de weg) de passeermogelijkheden voor hulpdiensten op het Achterbos te vergroten. Het college stelt dit besluit niet uit, omdat de bereikbaarheid van de hulpdiensten anders tijdens het recreatieseizoen in het geding blijft. Tijdens het recreatieseizoen zullen wel de effecten van het verkeersbesluit op het kort en lang parkeren gemonitord worden. Daarnaast wil het college prioriteit geven aan parkeermogelijkheden voor eigenaren van reguliere woningen, hun bezoekers en de horeca.
Beoordeling door de rechtbank
Het toetsingskader
4. De rechtbank toetst of verweerder in redelijkheid tot het Verkeersbesluit kon komen. Daarbij geldt op grond van artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (Babw) dat de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval vermeldt welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit.
4.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat een bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toekomt bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. [1]
4.2.
Het college hoeft niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze alle betrokken belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Heeft het college het bestreden besluit voldoende onderbouwd?
5. Eiser voert aan dat hij begrijpt dat het college de beslissing op bezwaar niet geheel wilde uitstellen om, conform het advies van de bezwaaradviescommissie, eerst nader onderzoek te doen naar de druk op de blauwe zone en hoe zich dat verhoudt tot de eigenaren van de recreatiewoningen en hun parkeerbehoefte. Wat eiser echter niet begrijpt, is waarom het college ondanks het advies van de bezwaarcommissie niet alleen in verband met een goede bereikbaarheid/doorstroom heeft besloten de parkeervakken op en naast de weg te verwijderen, maar ook heeft besloten om de reguliere parkeerplekken op de gemeentelijke parkeerplaats te verminderen ten gunste van parkeerplekken in de blauwe parkeerzone. Eiser is volledig afhankelijk van de reguliere (lang) parkeerplaatsen op die locatie. In het verleden was deze parkeerplaats al snel vol, en nu zijn door het Verkeersbesluit 13 parkeerplekken omgezet naar parkeerplekken voor de blauwe zone. Dit staat het normaal gebruik van zijn recreatiewoning in de weg. Het college stelt het advies van de bezwaaradviescommissie over te nemen, maar heeft dat niet gedaan. Het college had alvorens dat deel van het besluit te nemen conform dat advies het gebruik van de blauwe zone en de verhouding tot de parkeerbehoefte van eigenaren van recreatiewoningen nader moeten onderzoeken en vervolgens moeten motiveren of en zo ja, waarom de belangen van de eigenaren van de vaste woningen zwaarder wegen dan de belangen van de eigenaren van recreatiewoningen.
6. De rechtbank oordeelt dat het college - gelet op zijn beoordelingsruimte – gezien het zwaarwegende belang van een goede doorstroming en de bereikbaarheid voor hulpdiensten op het Achterbos waartoe de parkeerplekken op en langs het Achterbos verwijderd worden in redelijkheid heeft kunnen beslissen om de uitkomsten van een nader onderzoek naar de parkeerdruk in de blauwe parkeerzone en hoe dat zich verhoudt tot de eigenaren van de recreatiewoningen en hun parkeerbehoefte niet af te wachten. Eiser bestrijdt dit ook niet. Het college heeft echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd/gemotiveerd waarom, naast het verwijderen van 18 parkeervakken in de blauwe parkeerzone op en nabij de weg (het Achterbos), gekozen is voor het aanwijzen van 13 parkeerplaatsen in de blauwe parkeerzone op de gemeentelijke parkeerplaats. Dit gaat ondanks de herinrichting van het gemeentelijk parkeerterrein en de daarmee gestelde (maar niet inzichtelijke gemaakte) uitbreiding van reguliere parkeerplaatsen op dat terrein toch ten koste van het totaal aantal reguliere parkeerplaatsens.
De rechtbank heeft begrip voor het feit dat het college prioriteit geeft aan eigenaren van reguliere woningen die het hele jaar door afhankelijk zijn van openbare parkeergelegenheid, voor zover zij niet over parkeerruimte op eigen grond beschikken. Dit neemt echter niet weg dat het college gehouden is om een deugdelijke belangenafweging te maken. Dat heeft het college nagelaten.
7. De enkele toelichting van het college op zitting dat voor de verdeling van het aantal parkeervakken dezelfde verhouding geldt zoals voorheen ook al gold sinds de blauwe parkeervakken zijn ingevoerd ten gunste van de eigenaar bewoners die daarvoor een ontheffing kunnen vragen, vindt de rechtbank daartoe onvoldoende. Het college heeft niet kunnen toelichten hoe destijds de verhouding tussen langparkeren (op reguliere parkeerplekken) en parkeren in de blauwe parkeerzone tot stand is gekomen, en wat die verhouding dan precies is. Ook had het college geen antwoord op de vraag of er destijds bij de inrichting van de parkeerplekken gekeken is naar de verhouding tussen de verschillende soorten gebruikers, zoals eigenaren van reguliere woningen, dagrecreanten en langparkeerders (c.q. eigenaren van legale recreatiewoningen). Dit klemt te meer nu het college – zoals hiervoor reeds vermeld- haar stelling dat de herinrichting van het gemeentelijke parkeerterrein met het Verkeersbesluit heeft geleid tot een toename van het totaal aantal parkeerplaatsen op de gemeentelijke parkeerplaats niet inzichtelijk heeft kunnen maken.
8. De rechtbank hecht daarbij waarde aan het feit dat ook wanneer het college niet op de uitkomst van het monitoringsonderzoek dat het college zal verrichten kan wachten, het college wel reeds beschikt over informatie die inzicht kan geven in het aantal bewoners van reguliere woningen dat geen parkeergelegenheid op eigen terrein heeft en het aantal blauwe parkeervakken waar zij met een ontheffing mogen lang parkeren (c.q het gebruik dat zij daarvan maken) en de verhouding tussen het aantal eigenaren van legale recreatiewoningen aan het Achterbos en hun parkeerbehoefte en het aantal reguliere langparkeerplaatsen. Deze informatie had kunnen dienen als vertrekpunt voor een nadere motivering van de gemaakte keuze en een toetsing van de redelijkheid daarvan, in afwachting van de monitoring die het college op korte termijn beoogt uit te voeren.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college verzuimd heeft een deugdelijke belangenafweging in deze te maken en het besluit daarom gebrekkig is. Het beroep van eiser slaagt.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep van eiser is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb. Dit betekent dat het college het besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover dat ziet op het vergroten van de blauwe parkeerschijfzone met 13 parkeervakken op het gemeentelijk parkeerterrein (ad 2. in het besluit).
10.1.
De rechtbank draagt het college op om het gebrek te herstellen door alsnog een deugdelijke belangenafweging te maken van de bij het Verkeersbesluit betrokken belangen, waarbij in ieder geval het gestelde in overwegingen 6, 7 en 8 betrokken wordt.
10.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 10 mei 2024 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zo ver dat ziet op het aanwijzen van 13 parkeerplaatsen in een blauwe zone op de gemeentelijke parkeerplaats door de verplaatsing van de borden E10- parkeerschijfzone en E 11-parkeerschijfzone (max. 2h) van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (ad 2. in het besluit) ;
  • draagt het college op binnen zes weken aantal weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moet terugbetalen;
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2025.
griffier
Rechter
De rechter is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3908