ECLI:NL:RBMNE:2025:318
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vorderingen tot betaling van achterstallige huur en ontruiming van bedrijfsruimte
In deze zaak heeft eiser een bedrijfsruimte verhuurd aan gedaagde en vordert hij in conventie betaling van achterstallige huur en ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen, omdat er geen huurovereenkomst meer tussen partijen bestaat en eiser geen belang meer heeft bij ontruiming. De door gedaagde in reconventie gevorderde schadevergoeding is eveneens afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 20 januari 2025, waarbij beide partijen niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat zij correct zijn opgeroepen en heeft geprobeerd contact op te nemen met de gemachtigde van eiser, maar zonder succes. Op 19 februari 2025 is aangekondigd dat er een vonnis zou worden gegeven.
Eiser heeft de huurovereenkomst opgezegd per 31 december 2022, maar gedaagde heeft niet volledig ontruimd. Eiser vordert betaling van achterstallige huur en ontruiming, maar de kantonrechter oordeelt dat er geen huurovereenkomst meer bestaat en dat eiser geen belang heeft bij ontruiming. Gedaagde heeft in reconventie schadevergoeding gevorderd voor verlies van eigendommen, maar heeft deze vordering onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter wijst alle vorderingen af en stelt dat eiser de proceskosten van gedaagde in conventie moet vergoeden, maar deze worden begroot op nihil, omdat gedaagde zich niet heeft laten vertegenwoordigen. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiser in reconventie, die eveneens op nihil worden begroot.