4.3.1In de zaak met parketnummer 16/129869-24
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 16 maart 2024 fietste ik in [plaats 1] over de [straat 2] . Ik zag dat daar drie jongens liepen die ik herkende als [A] , [verdachte (voornaam)] en [G (voornaam)] . Ik zag dat [verdachte (voornaam)] naar mij toe liep. Ik zag en voelde dat hij mij hard sloeg op mijn linkerkaak. Ik zag dat [A (voornaam)] mij ook met zijn vuist probeerde te slaan maar dat hij mij niet kon raken omdat hij achter [verdachte (voornaam)] stond. Ik zag dat [A (voornaam)] achter mij langs liep. Ik voelde vervolgens een harde klap op mijn achterhoofd. Als gevolg van deze klap viel ik op de grond.In het ziekenhuis bleek dat ik mijn linkerkaak gebroken had en dat ik een hersenschudding had opgelopen.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [G] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag een interactie tussen het slachtoffer, [verdachte (voornaam)] en [A (voornaam)] . Ik zag dat er vervolgens werd geduwd en getrokken. Ik zag dat dit betrof tussen het slachtoffer, [verdachte (voornaam)] en [A (voornaam)] . Ik zag vervolgens dat er ook gevochten werd.
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik sprak een getuige die anoniem wenst te blijven. Ik hoorde de volgende verklaring:
“Ik zag 4 personen op straat. Eén jongen was lichtgetint, twee blanke jongens en één donker getinte man. Eerst dacht ik dat het vrienden waren. Maar op een gegeven moment werd er meer geduwd. Het leek alsof de donker getinte man de jongens weg wilde duwen. Ik zag dat één van de blanke jongens de zwarte man een harde klap gaf. Ik zag dat de donker getinte man, als gevolg van de klap, stijf achterover viel en met zijn hoofd op de grond kwam.”
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onder verdachte [A] werd een mobiele telefoon van het merk Samsung in beslag genomen.
Ik zag dat er op 16 maart 2024 een chatgesprek had plaats gevonden tussen het telefoonnummer van [H (voornaam)] en het telefoonnummer van [A (voornaam)] . Ik zag dat het volgende stond vermeld:
16-3-2024 22:22:33 [H (voornaam)]
Thuis gezeik gehad?
[A (voornaam)] antwoordde daarop:
Neee nee hahaha;
Net iemand ko geslagen waar ik bij was en aan mee heb gedaan;
Ik zag dat er na het incident, op 5 april 2024, chatberichten waren verzonden vanaf
het telefoonnummer van [A (voornaam)] naar het telefoonnummer van [slachtoffer] .Ik zag dat er een spraakbericht was ingesproken op 5 april 2024. Het volgende werd daarin gezegd:
"Hé bitch, bel me dan;
Met je gebroken kaakje of ken je niet meer praten;
Heb je pijn in je mondje, he;
Hé weet je wat het is?
Je hebt een grote bek met je voor me deur staan, maar de dag dat je in elkaar geramd
werd deed je niks terug".
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij niet bij de vechtpartij aanwezig was en de hele avond thuis op zijn jongere broertje heeft gepast. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig. Aangever en getuige [G] kennen verdachte persoonlijk en verklaren allebei dat verdachte bij de vechtpartij aanwezig was. De rechtbank heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen. Uit deze verklaringen blijkt dat verdachte niet alleen bij de vechtpartij aanwezig was, maar ook een significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Aangever verklaart dat verdachte hem een harde klap heeft gegeven en dat hij daarna door de medeverdachte is geslagen. Getuige [G] verklaart dat er een interactie was tussen de aangever, verdachte en de medeverdachte , dat er vervolgens geduwd en getrokken en daarna ook ‘gevochten’ werd. De anonieme getuige verklaart eveneens over een opstootje waarbij er geduwd werd en er in ieder geval één harde klap is uitgedeeld door één van de blanke jongens. De rechtbank acht verder van belang dat er op de telefoon van de medeverdachte berichten zijn aangetroffen, die suggereren dat er door meer dan één persoon geweld is gebruikt. Zo heeft de medeverdachte kort na het incident een bericht verstuurd waarin hij schreef: ‘net iemand KO geslagen waar ik bij was en aan mee heb gedaan.’ Uit het vorengaande leidt de rechtbank af dat er twee personen, onder wie verdachte, geweld op het slachtoffer hebben toegepast. De rechtbank gaat er hierbij van uit dat het verdachte is geweest die de harde klap heeft gegeven ten gevolge waarvan het slachtoffer op de grond is gevallen. De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte zal worden vrijgesproken van het schoppen dan wel trappen, omdat de verklaring van aangever op dit punt niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
4.3.2In de zaak met parketnummer 16/396814-24
Feit 2 en 3
Verdachte heeft de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- Een proces-verbaal van aangifte door [C] ;
- Een proces-verbaal van aangifte door [D] ;
- De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting.
Bewijsmiddelen feit 1
Een proces-verbaal van aangifte door [E] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 december 2024 kwamen twee mannen in de winkel in Blaricum en pakten een televisie uit het schap. Op het zelfscanplein rekenden ze een pak pannenkoekmix af. De medewerker vraagt of de tv ook nog afgerekend wordt, waarop het antwoord was dit te doen bij de servicebalie. Tijdens het afrekenen blijkt dat ze niet genoeg geld bij zich hebben. Ze komen morgen wel terug en verlaten de winkel.
Op 8 december 2024 komen dezelfde heren terug. Ze pakken de tv uit het schap en gaan naar het zelfscanplein. Hier rekenen ze alleen een flesje water af. Met het bonnetje van het water verlaten ze het zelfscanplein. Ze nemen de tv mee zonder deze te hebben afgerekend en vertrekken via de voorkant. Bij het terug kijken van de camerabeelden blijkt dat ze instappen in een grijze Peugeot 206 voorzien van kenteken [kenteken] .
De verklaring van getuige [F] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 december 2024 zag ik dat er twee jongens in de [winkelnaam] waren. Zij stonden bij de zelfscankassa met een flesje water en een grote kartonnendoos waar een televisie in zit. Mijn collega vroeg of zij de televisie nog gingen afrekenen maar hierop gaf die blonde jongen aan dat het niet lukte en dat hij de televisie bij de servicebalie ging afrekenen. Ik zag dat de twee jongens bij mij aan de balie kwamen om de televisie af te rekenen. Ik scande vervolgens de televisie en kwam op het bedrag € 309.99,- Ik hoorde de blonde jongen zeggen dat dit te duur was en hierop hebben ze de televisie laten staan.
Op 8 december 2024 werd ik aangesproken door een collega omdat zij de televisie niet meer zag staan. Ik ben direct de camerabeelden gaan terugkijken en ik zag dat een jongen welke ik direct herkende van de dag ervoor, de televisie uit het schap pakte, kantelde zodat de televisie rechtop stond en meenam. Ik zag dat hij opnieuw bij de zelfscankassa stond met weer een flesje water en de kartonnendoos met daarin de televisie. Ik zag dat hij samen met een andere jongen uit de [winkelnaam] liep met de kartonnendoos met daarin de televisie zonder dat deze is afgerekend.
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zie dat beide verdachten al voorbij de zelfscan kassa's zijn en naar de poortjes lopen. Ik zie dat verdachte 2 zijn bonnetje voor een apparaat houdt waar het poortje naar de uitgang van de supermarkt mee open gaat. Ik zie dat verdachte 1 een groot voorwerp vasthoudt wat verpakt zit in een kartonnendoos. Ik zie dat beiden verdachten het zelfscanplein aflopen. Ik zie dat verdachte 2 het poortje opent door middel van het bonnetje scannen en verdachte 1 het poortje passeert en verdachte 2 erachter aan loopt.
Ik zie dat verdachte 1 onder zijn linkerarm, een groot kartonnenverpakking bij zich draagt. Ik zie dat de twee verdachten naar een grijze auto lopen die achteruit geparkeerd staat in een parkeervak. Ik zie dat het gaat om een grijs/zilveren Peugeot met kenteken: [kenteken] . Ik zie dat verdachte 2 de deur van de bestuurderskant opendoet. Ik zie dat hij gaat zitten op de stoel aan de bestuurderskant en direct zijn autodeur weer dicht trekt. Ik zie dat verdachte 1 de autodeur van de achterbank opendoet aan de passagierskant. Ik zie dat verdachte 1 met beide handen, de kartonnendoos op de achterbank plaatst van de bovengenoemde, grijs/zilveren auto. Ik zie dat verdachte 1 de autodeur dicht doet. Ik zie vervolgens dat hij de autodeur aan de passagierskant opendoet, direct gaat zitten en vervolgens de autodeur dichttrekt.
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de [straat 1] te [plaats 1] zagen wij een grijze Peugeot voorzien van kenteken: [kenteken] . De bestuurder van het voertuig bleek achteraf genaamd te zijn: [verdachte] . Wij zagen dat dit tevens de tenaamgestelde betrof. De bijrijder bleek achteraf genaamd te zijn: [I] .Ik hoorde collega [J] zeggen dat zij de weggenomen televisie aangetroffen hadden in de woning van [I] .
De verklaring van verdachte op de terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 8 december 2024 samen met [I (voornaam)] in de [winkelnaam] in Blaricum ben geweest.
Bewijsoverweging feit 1
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij bij de eerste diefstal op 8 december 2024 samen met de medeverdachte was, maar niet wist dat de medeverdachte een televisie had gestolen. Verdachte stelt zelf geen bijdrage aan de diefstal te hebben geleverd. De rechtbank vindt deze verklaring ongeloofwaardig en overweegt als volgt. Uit de verklaringen van aangever [E] en getuige [F] blijkt dat verdachte en de medeverdachte de dag vóór de diefstal samen in de [winkelnaam] in Blaricum zijn geweest. Zij toonden toen al interesse in de televisie, maar hebben de televisie niet meegenomen omdat zij het te duur vonden. De volgende dag zijn verdachte en de medeverdachte samen in hetzelfde filiaal van de [winkelnaam] gezien. Zij zijn met de televisie gezamenlijk het zelfscanplein afgelopen, rekenden net als de dag ervoor maar één product af en hebben de televisie vervolgens in de auto van verdachte geladen. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van hun gedragingen leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn medeverdachte nauw en bewust met elkaar hebben samengewerkt met als doel om een televisie te stelen. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat verdachte een half uur na de diefstal van de televisie, met dezelfde medeverdachte en met een vergelijkbare modus operandi, ook koffiezetapparaten heeft gestolen en dat hij deze diefstallen wel bekent. Op grond van het vorengaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal in vereniging van een televisie.