ECLI:NL:RBMNE:2025:314

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
UTR 25/367
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke omgevingsvergunning voor Sneeuwbal Festival 2025 in Park Transwijk

Op 22 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in verband met de tijdelijke omgevingsvergunning voor het Sneeuwbal Festival 2025 in Park Transwijk, Utrecht. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft verleend. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De zaak is aangespannen door drie stichtingen, die bezwaar maakten tegen de verleende vergunning, en die vreesden voor overlast en hinder van het evenement, dat gepland staat voor 25 januari 2025. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster al was begonnen met de voorbereidingen voor het evenement, waardoor de zaak spoedeisend was. Tijdens de zitting is gesproken over de ontvankelijkheid van de verzoeksters, waarbij de voorzieningenrechter concludeerde dat ten minste één van de verzoeksters als belanghebbende kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de verzoeksters over de ruimtelijke afweging en de gevolgen voor de omgeving en flora en fauna overwogen, maar oordeelde dat het college de vergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de belangen van de vergunninghoudster zwaarder wegen dan die van de verzoeksters, vooral gezien de financiële gevolgen van een schorsing van de vergunning. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/367
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 januari 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
1. Stichting Vrienden van het Park Transwijk,
2. Utrechtse Bomenstichting,
3. Utrechtse Stichting tegen Geluidsoverlast,
allen gevestigd in Utrecht, samen verzoeksters
(gemachtigde: drs. C. van Oosten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(het college)
(gemachtigde: mr. N.J. van Polanen).
Als derde-partij neemt aan deze zaak deel:
[bedrijf 1] B.V.en
[bedrijf 2] B.V., gevestigd te Heinenoord, (vergunninghoudster)
(gemachtigde: mr. M. Diepenhorst)
Partijen worden in deze uitspraak verzoeksters, het college en vergunninghoudster genoemd.

Zitting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter een mondelinge uitspraak gedaan, direct nadat de zaak is behandeld op de zitting van 22 januari 2025. Dit proces-verbaal is de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak.
Op de zitting was namens verzoekster 1. [A] aanwezig. Alle verzoeksters hebben zich op de zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [geluidsdeskundige], geluidsdeskundige, en [boomdeskundige], boomdeskundige. Namens vergunninghoudster is [B] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft partijen erop gewezen dat er geen hoger beroep open staat tegen deze uitspraak.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Motivering van de beslissing

Achtergrond en procedure
1. Deze zaak gaat over de tijdelijke omgevingsvergunning die het college op 9 januari 2025 aan vergunninghoudster heeft verleend om af te wijken van het Omgevingsplan gemeente Utrecht (het Omgevingsplan) voor het evenement Sneeuwbal Festival 2025 (het evenement) in Park Transwijk. Het evenement is gepland op 25 januari 2025. In de periode van 17 januari 2025 tot en met 29 januari 2025 vindt de op- en afbouw van het evenement plaats. De verleende omgevingsvergunning is door het college op 13 januari 2025 bekend gemaakt.
2. Op 14 januari 2025 hebben verzoeksters tegen de verleende omgevingsvergunning bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om de omgevingsvergunning te schorsen totdat het college op hun bezwaar heeft beslist.
3. Deze zaak is spoedeisend omdat de vergunning erop ziet dat het evenement op zeer korte termijn plaatsvindt en vergunninghoudster al is gestart met de voorbereiding voor en opbouw van het evenement.
Ontvankelijkheid van verzoeksters
4. Op de zitting is met partijen gesproken over de ontvankelijkheid van verzoeksters. Het college heeft er in zijn verweerschrift op gewezen dat de feitelijke werkzaamheden van verzoeksters onvoldoende zijn om hen als belanghebbende [1] te kunnen aanmerken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leent deze spoedprocedure zich niet voor een diepgaand onderzoek naar de feitelijke werkzaamheden van verzoeksters. De voorzieningenrechter gaat er voor deze procedure daarom van uit dat in ieder geval één van de verzoeksters voldoende feitelijke werkzaamheden verricht om als belanghebbende bij deze procedure te worden aangemerkt. Dit betekent dat de voorzieningenrechter deze zaak inhoudelijk zal behandelen.
5. De voorzieningenrechter overweegt hierover dat één van de stichtingen, verzoekster onder 1., recent is opgericht, zodat het begrijpelijk is dat er voor deze stichting nog niet zoveel feitelijke werkzaamheden zijn verricht. De feitelijke werkzaamheden die verzoeksters uitvoeren om hun doelstellingen te bereiken zullen in de bezwaarfase bij het college nader moeten worden onderbouwd.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
6. Verzoeksters hebben aangevoerd dat er geen goede ruimtelijke afweging is gemaakt. Daarbij hebben zij als eerste erop gewezen dat het beleid waarnaar in het besluit is verwezen, is opgesteld om de beleidsruimte in te kaderen bij het verlenen van een evenementenvergunning, en dat dat beleid dus niet is opgesteld om een ruimtelijke afweging te maken.
7. Het college heeft de Beleidsnota locatiebeleid evenementen (de Beleidsnota) vastgesteld waarin wordt ingezet op de spreiding van evenementen over de stad en over het jaar en waarin is nagedacht over de cumulatie van evenementen. Deze uitgangspunten zijn uitgewerkt in de Nadere regel evenementen (de Nadere regel) waarin locatieprofielen zijn opgesteld voor plekken in de stad die regelmatig voor evenementen gebruikt worden. In de Nadere regel is ook een locatieprofiel opgesteld voor het Park Transwijk. Het college heeft hiermee beleid gemaakt om de beleidsruimte die hij heeft voor het verlenen van een evenementenvergunning (op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening) in te kaderen. In het besluit is onder meer naar dit beleid verwezen, voor de motivering van de ruimtelijke aanvaardbaarheid.
8. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn de uitgangspunten uit de Beleidsnota en de Nadere regel terecht bij de verleende omgevingsvergunning betrokken. Het evenement voldoet daar ook aan, ook voor wat betreft het geluid. In de omgevingsvergunning is overwogen dat in het beleid een afweging is gemaakt, ook over de aanvaardbaarheid van evenementen voor de omgeving. In de Nadere regel zijn ook geluidsnormen opgenomen waar het evenement aan moet voldoen zodat ook daarbij rekening is gehouden met hinder van een evenement voor de omgeving. Deze afweging kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter dus ook bij de ruimtelijke beoordeling van het college voor het verlenen van de omgevingsvergunning een rol spelen.
9. Verzoeksters voeren aan dat voor hen vooral van belang is dat de beperking van het normale gebruik van het park niet in de ruimtelijke beoordeling is betrokken. De belangen van de omwonenden en de gebruikers van het park zijn onvoldoende meegewogen. In dat kader heeft het college erop gewezen dat aan de omgevingsvergunning voorwaarden zijn verbonden om hinder zoveel mogelijk te voorkomen. Tijdens de zitting heeft het college daar aan toegevoegd dat bij het verbinden van voorwaarden aan de omgevingsvergunning vooral rekening wordt gehouden met de omwonenden - bijvoorbeeld voor wat betreft geluidsoverlast - en in mindere mate met de gebruikers van het park. Eventuele overlast van het evenement is voor gebruikers van het park immers te vermijden door het park op die dag te mijden. Voor omwonenden is dat niet mogelijk.
10. De voorzieningenrechter overweegt dat de omgevingsvergunning is verleend voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Dit betekent dat de activiteit die in de omgevingsvergunning wordt toegelaten in strijd is met de gebruiksregels van het Omgevingsplan. Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het Omgevingsplan als sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. [2] Bij deze beoordeling moet alle belangen – dus ook die van gebruikers van het park – worden betrokken. Het college heeft in zijn besluitvorming weliswaar niet zo uitgebreid toegelicht in hoeverre hij rekening heeft gehouden met de gebruikers van het park, maar dat kan in de beslissing op bezwaar door het college worden hersteld. Uit het verweerschrift en de toelichting van het college op de zitting volgt dat het belang van de gebruikers wel bij de afweging is betrokken. Dit volgt ook uit de bevindingen van het Toetsteam dat bij de beoordeling is betrokken. De conclusie van de beoordeling door het college is dat het belang van het houden van het evenement groter is dan het belang van omwonenden en gebruikers van het park om zonder beperkingen van het park gebruik te kunnen maken. Daarbij heeft het college ook betrokken dat het evenement maar één dag duurt en dat het park tijdens de op- en afbouw voor een deel nog toegankelijk is voor gebruikers. Bovendien zijn er aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden om schade aan het park en hinder voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college deze afweging in redelijkheid kunnen maken.
11. De voorzieningenrechter overweegt dat het geluid dat met het evenement gepaard gaat voor hinder in de directe omgeving van het evenement kan zorgen, maar dat maakt niet dat het college de omgevingsvergunning niet mocht verlenen. Bij de ruimtelijke afweging die het college moet maken gaat het erom of bepaalde hinder aanvaardbaar is of niet. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat in dit geval sprake is van onaanvaardbare hinder.
12. Over de gevolgen van het evenement voor de flora en fauna in het park overweegt de voorzieningenrechter dat voldoende is onderzocht of sprake is van een verstoring en of nadere maatregelen genomen moeten worden. Bovendien zijn in de omgevingsvergunning voorschriften opgenomen om negatieve effecten op de flora en fauna te voorkomen. De voorzieningenrechter ziet ook op het onderdeel van de flora en fauna geen gebrek in het besluit van het college.
13. Ten slotte hebben verzoeksters gewezen op het gebrek aan inclusiviteit bij dit evenement en dat het college het commercieel belang van vergunninghoudster niet bij de afweging heeft betrokken. Daarover overweegt de voorzieningenrechter dat deze factoren geen rol kunnen spelen bij de ruimtelijke afweging die het college moet maken bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijken van het Omgevingsplan. Ook de overige aangevoerde bezwaargronden treffen naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen doel.
Belangenafweging
14. De uitkomst van het voorlopig rechtmatigheidsoordeel is dat de verleende omgevingsvergunning in de bezwaarfase in stand zal blijven, zo nodig met een nadere motivering. De voorzieningenrechter weegt dan ook de belangen van vergunninghoudster om gebruik te mogen maken van de omgevingsvergunning zwaarder dan de belangen van verzoeksters. Daarbij speelt ook een rol dat schorsing van de omgevingsvergunning voor vergunninghoudster grote financiële gevolgen heeft.

Conclusie

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het evenement door mag gaan. Het college hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2025 door mr. V.E.H.G. Visser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8.0a, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.