ECLI:NL:RBMNE:2025:313

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/16/578477 / HA ZA 24-360
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de verrekenprijs en nabetaling op basis van de nieuwe verrekenprijs, afwijzing vorderingen en rechtsverwerking

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] B.V. en Waterschap Zuiderzeeland. De zaak betreft een geschil over de herziening van de verrekenprijs en nabetaling op basis van deze nieuwe verrekenprijs. [eiseres] had de opdracht voor maaiwerkzaamheden in de Noordoostpolder gekregen, maar vorderde herziening van de verrekenprijs omdat zij stelde dat het Waterschap minder maaiwerkzaamheden had afgeroepen dan afgesproken, wat leidde tot hogere kosten voor haar. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen, onder andere op basis van rechtsverwerking. Het Waterschap had een eindafrekening gestuurd die door [eiseres] was ondertekend, en de rechtbank oordeelde dat [eiseres] niet had voldaan aan haar stelplicht om te bewijzen dat de verrekenprijs te laag was. De rechtbank concludeerde dat [eiseres] niet tijdig had geklaagd over de te lage hoeveelheid afgeroepen werk en dat zij onvoldoende feiten had aangedragen om haar vorderingen te onderbouwen. De proceskosten werden toegewezen aan het Waterschap, en [eiseres] werd veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/578477 / HA ZA 24-360
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. F.R.H. Kuiper,
tegen
WATERSCHAP ZUIDERZEELAND,
gevestigd te Lelystad,
gedaagde partij,
hierna te noemen: het Waterschap,
advocaat: mr. H.N. s'Jacob.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de akte uitlating tevens akte vermeerdering van eis van [eiseres] ,
- de akte houdende overlegging producties ten behoeve van de mondelinge behandeling van het Waterschap.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 27 januari 2025 plaatsgevonden. De advocaten van partijen hebben spreekaantekeningen voorgedragen. Daarnaast is door of namens partijen antwoord gegeven op de vragen van de rechtbank en zijn de standpunten nader toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder is besproken. Daarna is vonnis bepaald op 12 maart 2025 of zoveel eerder als mogelijk. Dat is vandaag geworden.

2.De kern van de zaak

2.1.
Het Waterschap heeft voor 2023 maaiwerkzaamheden van watergangen in de Noordoostpolder aanbesteed. Deze opdracht is aan [eiseres] gegund. Er is uiteindelijk voor de bestekposten [nummer] [1] en [nummer] [2] minder aren gemaaid dan in het bestek stond. Dit komt volgens [eiseres] doordat het Waterschap de maaiwerkzaamheden minder vaak heeft afgeroepen, waardoor [eiseres] als gevolg van de hogere beplanting trager, en dus minder, kon maaien. Hierdoor heeft zij meer kosten gemaakt dan hetgeen waarmee zij in haar verrekenprijs rekening heeft gehouden. Daarom vordert [eiseres] herziening van de verrekenprijs en nabetaling op basis van de nieuwe verrekenprijs. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] af.

3.Beoordeling

Het beroep van het Waterschap op rechtsverwerking slaagt
3.1.
Het meest verstrekkende verweer van het Waterschap is het beroep op rechtsverwerking. Dit beroep slaagt. Er is sprake van rechtsverwerking als de rechthebbende van een bepaald recht zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van dat recht [3] . Op 21 december 2023 heeft het Waterschap aan [eiseres] de staat van afrekening gestuurd. Hieruit volgt onder andere dat er minder werk is verricht en wordt er voor het minder uitgevoerde werk ook afgerekend. Deze eindafrekening is door [eiseres] ondertekend. Vervolgens heeft [eiseres] een factuur opgesteld. Het factuurbedrag komt overeen met de eindafrekening van het Waterschap. [eiseres] heeft daarbij geen voorbehoud gemaakt. De factuur is door het Waterschap voldaan. Op basis van deze gedragingen van [eiseres] mocht het Waterschap verwachten dat [eiseres] niet enkele maanden later alsnog met een vordering tot nabetaling zou komen.
3.2.
[eiseres] brengt hiertegen in dat het Waterschap haar vorderingen mocht instellen, omdat de termijn van paragraaf 49 lid 3 UAV 2012 nog niet is verstreken. Paragraaf 49 lid 3 UAV 2012 bepaalt kortweg dat een aannemer een geschil over de eindafrekening bij de Raad van Arbitrage voor bouwgeschillen aanhangig moet maken binnen zes maanden nadat hij door middel van een aangetekende brief over deze termijn door de opdrachtgever is gewezen. Nog los van de vraag of deze bepaling in dit geschil van toepassing is nu het geschil bij de rechtbank, en niet de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen, aanhangig is gemaakt, laat de rechtbank deze bepaling in dit geschil buiten toepassing. Omdat [eiseres] de eindafrekening heeft ondertekend en de factuur op basis van deze eindafrekening zelf heeft opgesteld, is de toepasselijkheid van paragraaf 49 lid 3 UAV 2012 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar [4] .
3.3.
Verder betoogt [eiseres] dat zij met de eindafrekening van het Waterschap akkoord is gegaan om haar slotbetaling (volgens de berekening van het Waterschap) betaald te krijgen. Hiermee miskent [eiseres] dat zij dit ook voor elkaar had kunnen krijgen door het plaatsen van het voorbehoud dat de gehanteerde verrekenprijs te laag is en er nog een nabetaling zal worden gevorderd. Dat [eiseres] dit voorbehoud heeft gemaakt, wordt door het Waterschap betwist en [eiseres] niet onderbouwd.
De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen
3.4.
[eiseres] kan haar recht op herziening van de verrekenprijs en nabetaling op basis van deze nieuwe verrekenprijs niet meer geldend maken. De vorderingen van [eiseres] worden dan ook afgewezen.
[eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat de verrekenprijs te laag is
3.5.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat [eiseres] niet heeft voldaan aan haar stelplicht en dat de vorderingen ook zouden zijn afgewezen als van rechtsverwerking geen sprake zou zijn.
3.6.
Voor de bestekposten [nummer] en [nummer] is een verrekenbare hoeveelheid aren opgenomen. In paragraaf 39 UAV 2012 is het recht op verrekening bij een afwijking van de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid, geregeld. Als de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid te hoog of te laag is, worden de afwijkingen daarvan verrekend tegen een verrekenprijs [5] . Als de afwijking van de bestekhoeveelheid groter is dan 10% en de verrekenprijs te hoog of te laag blijkt te zijn, wordt de afwijking van de in het bestek genoemde hoeveelheid verrekend tegen een gewijzigde verrekenprijs [6] . Het is aan [eiseres] om voldoende feiten en omstandigheden te stellen waaruit volgt dat de verrekenprijs voor de bestekposten [nummer] en [nummer] te laag is.
3.7.
De verrekenprijs waarmee [eiseres] zich heeft ingeschreven is € 5,51. Deze prijs heeft [eiseres] onder andere gebaseerd op haar ervaring. [eiseres] heeft in 2022 dezelfde opdracht van het Waterschap gegund gekregen. Volgens [eiseres] heeft het Waterschap minder maaibeurten afgeroepen dan zij op basis van het bestek mocht verwachten. Hierdoor zou de beplanting hoger zijn geweest, waardoor de uitvoering van de maaiwerkzaamheden trager ging wat extra kosten met zich meebracht. Deze kosten zouden met een verrekenprijs van € 5,51 niet terugverdiend kunnen worden. De gewijzigde verrekenprijs zou volgens [eiseres] € 13,50 moeten zijn.
3.8.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van het Waterschap mocht van [eiseres] worden verwacht dat zij haar stelling, dat de verrekenprijs te laag is omdat er door het Waterschap ten onrechte te weinig maaibeurten zijn afgeroepen, zou onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Op basis van het bestek vonden de maaiwerkzaamheden op afroep van het Waterschap plaats. [eiseres] stelt dat het Waterschap onvoldoende aren heeft afgeroepen, maar het Waterschap betwist dit. Het Waterschap heeft onbetwist aangevoerd dat de door haar afgeroepen werkzaamheden niet tijdig en/of niet goed door [eiseres] zijn uitgevoerd. Het werk van [eiseres] liep gedurende het hele maaiseizoen achter en zij moest haar maaiwerkzaamheden diverse malen herstellen, wat extra tijd kostte. Mede daarom heeft het Waterschap minder aren afgeroepen. [eiseres] had niet aan de afroepen kunnen voldoen. Gelet op deze betwisting van het Waterschap, lag het op de weg van [eiseres] om hier meer over aan te voeren. Dit heeft [eiseres] niet gedaan en daarmee komt niet vast te staan dat het Waterschap ten onrechte te weinig aren heeft afgeroepen.
3.9.
Bovendien was op basis van het bestek bij [eiseres] vooraf bekend dat de maaiwerkzaamheden op afroep zouden plaatsvinden en dat de hoogte van de beplanting om die reden kon variëren. Ook stond in het bestek dat [eiseres] rekening moest houden met een piek in de zomermaanden. [eiseres] wist dus op basis van het bestek dat de afgeroepen aren konden verschillen ten opzichte van de genoemde aren in het bestek en dat de maaiwerkzaamheden soms trager konden gaan in verband met hogere beplanting. Daar komt nog bij dat [eiseres] pas in november 2023 bij het Waterschap heeft geklaagd over de te lage hoeveelheid van de door het Waterschap afgeroepen are. Dit had zij eerder moeten doen. Zeker gelet op het feit dat [eiseres] haar administratie in IBIS - de voorgeschreven projectadministratie - niet tijdig heeft ingevuld, terwijl het bestek dit voorschrijft. Hierdoor was voor het Waterschap onvoldoende duidelijk wat de voortgang, of in dit geval het gebrek aan voortgang, van [eiseres] was.
3.10.
Verder heeft [eiseres] niet onderbouwd waarom de verrekenprijs van € 5,51 te laag is, althans dat de nieuwe verrekenprijs € 13,50 moet worden. Zij heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt hoeveel aren zij in 2022 heeft gemaaid en hoe lang ze daarmee bezig is geweest. Ook heeft [eiseres] geen stukken overgelegd waaruit blijkt hoeveel uren zij aan de opdracht in 2023 heeft besteed. Hierdoor kan de rechtbank niet vaststellen dat [eiseres] in 2023 door de hogere beplanting minder aren per uur heeft gemaaid. Overigens betwijfelt de rechtbank dat dit laatste het geval is. Het Waterschap heeft toegelicht dat bepaalde beplanting vanaf november is afgestorven, zodat het werk dan sneller gaat dan in de zomerperiode. Het eventuele nadeel van de hoge beplanting in de zomerperiode wordt daardoor opgeheven. [eiseres] heeft dit niet betwist. [eiseres] heeft ter zitting nog het bewijsaanbod gedaan om de gemaaide aren en gemaakte uren in 2022 aan te tonen. Maar daar wordt aan voorbij gegaan, omdat [eiseres] deze informatie al had en gelet op de betwisting door het Waterschap al eerder in het geding had moeten brengen.
3.11.
Bovendien wordt de gewijzigde verrekenprijs van € 13,50 gebaseerd op nacalculatie. Het is vaste rechtspraak dat dit in beginsel niet is toegestaan. [eiseres] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat op dit beginsel een uitzondering moet worden gemaakt.
3.12.
Daar komt bij dat [eiseres] pas in november 2023 bij het Waterschap heeft geklaagd dat het Waterschap te weinig aren afriep waardoor de verrekenprijs van € 5,51 te laag was. De opdracht was inmiddels bijna geëindigd. Dit is dan ook te laat.
3.13.
Kortom, [eiseres] heeft op meerdere punten niet voldaan aan haar stelplicht, mede in het licht van de gemotiveerde betwistingen door het Waterschap, waardoor de vorderingen ook daarom worden afgewezen.
Proceskosten
3.14.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Waterschap worden begroot op:
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
5.428,00
(2 punten × € 2.714,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
12.223,00
3.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 12.223,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart de veroordelingen 4.2 en 4.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.
MvD5633

Voetnoten

1.Uitmaaien nat profiel van watergang, zwb.
2.Uitmaaien nat profiel van watergang, zwb, sleepmes.
3.HR 7 juni 1991,
4.Artikel 6:248 lid 2 BW.
5.Paragraaf 39 lid 1 UAV 2012.
6.Paragraaf 39 lid 2 en 3 UAV 2012.