ECLI:NL:RBMNE:2025:3122

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
16.302696.24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewelddadige woningoverval en wapenbezit

Op 30 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar voor het in vereniging plegen van een gewelddadige woningoverval op 31 augustus 2024 in Vleuten. De verdachte heeft samen met anderen de woning van een gezin overvallen, waarbij zij zich voordeden als politieagenten en de slachtoffers onder bedreiging van vuurwapens en een mes dwongen om op de grond te liggen. Tijdens de overval zijn er waardevolle spullen, waaronder een geldbedrag van ongeveer € 12.000,- en sieraden, gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een alarmpistool op 14 oktober 2024 in Almere. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoedingen te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.302696.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 juni 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 16 juni 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. N. Schapendonk;
  • de advocaat van de verdachte: mr. T. van Assendelft de Coningh;
  • de gemachtigde van de benadeelde partijen: mw. [A] , medewerkster van [instelling] .

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
op 31 augustus 2024 in Vleuten, samen met anderen, in de nacht, uit een woning aan de [adres 2] een geldbedrag van ongeveer € 12.000,-, sieraden, riemen en een mobiele telefoon van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gestolen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld;
feit 2
op 14 oktober 2024 te Almere een alarmpistool, merk Bruni, model New Police, kaliber 8mm K, voorhanden heeft gehad.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage 1 bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte feiten 1 en 2 van de beschuldiging heeft gepleegd.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van feit 1 van de beschuldiging, te weten de woningoverval.
De verdediging voert verschillende verweren over het bewijs. Deze worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken onder paragraaf 4.3.
De advocaat van de verdachte refereert zich ten aanzien van feit 2 van de beschuldiging, het voorhanden hebben van een alarmpistool, aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring en bewijsmiddelen
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II. De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
De rechtbank acht – gelet op de aangehaalde bewijsmiddelen – bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zowel feit 1 als feit 2 van de beschuldiging. Hieronder legt de rechtbank nader uit waarom zij tot dat oordeel komt en zal zij ingaan op de verweren van de verdediging en het door de verdachte geschetste alternatieve scenario.
Bewijsoverwegingen (feit 1)
De feiten
De slachtoffers, een gezin bestaande uit vader [slachtoffer 1] , moeder [slachtoffer 2] , dochter [slachtoffer 3] en zoon [slachtoffer 4] , zijn op 31 augustus 2024 rond 00:30 uur in hun woning aan de [adres 2] in [plaats 1] overvallen. Drie gemaskerde mannen, in het zwart gekleed, kwamen de woning binnen door vader [achternaam van slachtoffer 1, 3 en 4] op te wachten en hem bij thuiskomst bij de voordeur te overlopen. De mannen deden zich voor als politie. Eenmaal binnen bedreigden de overvallers de vier gezinsleden. Twee overvallers waren gewapend met een pistool, de derde had een mes. Tegen het hoofd van vader [slachtoffer 1] werd een pistool geduwd. Er werd door de overvallers meerdere keren tegen de slachtoffers gezegd dat hun vingers afgesneden zouden worden als ze niet zouden zeggen waar geld te vinden was. De slachtoffers moesten op de grond gaan liggen en hun polsen werden aan elkaar vastgebonden met tie-wraps. Moeder [slachtoffer 2] werd meegenomen naar boven om haar sieraden te halen. Bij de overval zijn onder meer een geldbedrag van ongeveer € 12.000,-, sieraden, riemen en de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] weggenomen.
In de woning van de slachtoffers is sporenonderzoek verricht. Er zijn verschillende DNA-sporen veiliggesteld en onderzocht. Op het aantrekgedeelte van één van de bij de overval gebruikte tie-wraps is celmateriaal aangetroffen (bemonstering AAQT4728NL#01), waarvan een DNA-mengprofiel is verkregen. Het DNA-profiel van de verdachte matcht met dit mengprofiel. Het DNA-profiel van de dochter van het overvallen gezin, [slachtoffer 3] , matcht ook met dit mengprofiel.
Uit de historische telefoongegevens van het telefoonnummer dat in gebruik was bij de verdachte (eindigend op * [telefoonnummer 1] ) volgt dat dat telefoonnummer op 30 augustus 2024 om 00:02 uur en 00:16 uur, meermalen een zendmast aanstraalde die is gelegen op 450 meter afstand van de woning van de slachtoffers. Uit het onderzoek blijkt dat de telefoon van de verdachte in de zes maanden daarvoor nooit eerder een mast in deze omgeving heeft aangestraald. Vanaf 30 augustus 2024 om 21:15 uur tot 31 augustus 2024 om 09:44 uur heeft het telefoonnummer van de verdachte geen enkele zendmast aangestraald. Na 31 augustus 2024 is het telefoonnummer van de verdachte niet meer in gebruik geweest.
Het kenteken [kenteken] van de auto waarvan de verdachte gebruik maakte, is op 30 augustus 2024 om 22:30 uur, geregistreerd door een ANPR-camera op de N230 (Zuilense Ring) bij Utrecht, rijdend in de richting van [plaats 1] . Op 31 augustus 2024 om 02:42 uur, werd het kenteken geregistreerd op de A2 bij Abcoude, rijdend vanuit Utrecht, om 02:50 uur op de A4 bij Amsterdam en om 02:55 uur bij [plaats 4] , rijdend in de richting van [plaats 5] .
Bij de aanhouding van verdachte op 14 oktober 2024 in zijn woning in [plaats 3] is een zwart alarmpistool aangetroffen. Verdachte bekent dat dit zijn alarmpistool is.
De vraag is of uit het voorgaande de conclusie kan worden getrokken dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de woningoverval op 31 augustus 2024 om 00:30 uur.
Daarbij is van belang wat de verdachte zelf als verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA-materiaal op (een van) de onderzochte tie-wraps en over de overige feiten en omstandigheden.
Verweer
De advocaat van de verdachte voert aan dat er te weinig bewijs is. Een tie-wrap is een naar zijn aard verplaatsbaar object, dat op zichzelf geen wettig en overtuigend bewijs oplevert. Het aangetroffen DNA-spoor dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte is bovendien geen daderspoor. Er is volgens de advocaat geen enkel steunbewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij de woningoverval. Dat de verdachte de avond voor de overval in de buurt van de plaats delict is geweest, zegt niets over enige betrokkenheid bij de overval. Ook het feit dat de verdachte in zijn auto een aantal uren voorafgaand aan de overval in de richting van [plaats 1] reed en een aantal uren na de overval ervan weg reed, zegt niets over enige betrokkenheid. Het alarmpistool van verdachte is niet te koppelen aan de overval, daarvoor is immers onvoldoende specifiek wat de slachtoffers daarover verklaren: een pistool/een handpistool. Er is ook geen DNA van de slachtoffers aangetroffen op het alarmpistool. Dit is ontlastend, omdat aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er een pistool tegen zijn hoofd is geduwd. Bovendien heeft de verdachte een plausibele alternatieve verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op de tie-wrap.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt allereerst het volgende. Op het aantrekgedeelte van één van de bij de overval gebruikte tie-wraps (bemonstering AAQT4728NL#01) is een DNA-mengprofiel van meerdere personen aangetroffen. Het DNA-profiel van de verdachte matcht met dit DNA-mengprofiel. The Maastricht Forensic Institute (verder: TMFI) heeft in het rapport van 20 september 2024 een berekening van de bewijskracht gegeven. Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van DNA van verdachte in de bemonstering AAQT4728NL#01 is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen. De hypothesen die in dit geval zijn onderzocht zijn de volgende.
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van [verdachte] en twee onbekende personen.
Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van drie onbekende personen.
TMFI rapporteert dat de resultaten van het onderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
De rechtbank concludeert op basis van het rapport van TMFI, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de verdachte de donor is van een deel van het celmateriaal op deze tie-wrap.
De rechtbank merkt dit DNA-spoor aan als ‘daderspoor’, nu de tie-wrap op de plaats delict is aangetroffen en is gebruikt bij de woningoverval. In tegenstelling tot de advocaat van verdachte acht de rechtbank naast het aangetroffen DNA-spoor van verdachte voldoende steunbewijs aanwezig. De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijzen dat de verdachte één van de personen is geweest die de woningoverval op 31 augustus 2024 hebben gepleegd. Uit het onderzoek van de historische telefoongegevens van het telefoonnummer van de verdachte volgt, kort gezegd, dat de verdachte in de nacht voorafgaand aan de woningoverval dichtbij de woning van de slachtoffers is geweest, terwijl hij daar normaal gesproken niet in de buurt kwam. Dit past bij een voorverkenning. Daarnaast is de telefoon van de verdachte vanaf ongeveer drie uren voor de woningoverval tot de ochtend erna uitgeschakeld geweest en is het telefoonnummer van de verdachte sinds de dag na de woningoverval niet meer in gebruik geweest. Dit duidt erop dat de verdachte zich onvindbaar heeft willen maken tijdens de overval en heeft willen bewerkstelligen dat hij ook nadien niet meer via zijn telefoonnummer aan de overval te linken was. Uit het politieonderzoek volgt verder dat de auto waarvan de verdachte gebruik maakte twee uur voor de woningoverval in (de buurt van) Utrecht is gesignaleerd, rijdend in de richting van [plaats 1] , waar de woningoverval is gepleegd. Ongeveer twee uur later maakt de auto een reisbeweging weg van Utrecht, richting [plaats 5] , waar de vriendin van de verdachte woont. De verdachte is voorts in het bezit gebleken van een (alarm)pistool, terwijl ook bij de overval pistolen zijn gebruikt.
Het argument van de advocaat dat het feit dat er geen DNA van de slachtoffers is aangetroffen op het alarmpistool van verdachte, ontlastend is, verwerpt de rechtbank. Uit de verklaringen van de slachtoffers volgt immers dat er twee pistolen zijn gebruikt tijdens de overval.
De rechtbank gaat voorts voorbij aan het alternatieve scenario dat de verdachte heeft gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op de bij de overval gebruikte tie-wrap. De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom.
Alternatief scenario van de verdachte
De verdachte heeft voor het aantreffen van zijn DNA op de tie-wrap al bij de rechter-commissaris een verklaring gegeven, die hij bij zijn verhoren nadien, ook op de zitting van
16 juni 2025 nog, meerdere keren heeft uitgebreid met nadere details. Zijn uiteindelijke verklaring luidt als volgt. Op 30 augustus 2024 is hij bij de [winkel] in [plaats 2] in de auto van [C] op de bijrijdersstoel op een bosje tie-wraps gaan zitten. Hij heeft dit bosje tie-wraps vastgepakt en het op aanwijzing van [C] in het dashboardkastje van de auto van [C] gelegd. Op deze wijze zou zijn DNA op de tie-wraps terecht zijn gekomen. Plotseling stapten er nog drie mannen in de auto en zijn ze een stuk gaan rijden. Na ongeveer 10 minuten zijn [C] en twee van de andere mannen “ergens op een plek” uitgestapt en even weggegaan, terwijl hij met de derde later ingestapte man in de auto is blijven zitten. Hij heeft geen idee wat de mannen in de tussentijd gedaan hebben, maar hij vertrouwde het niet helemaal toen ze weer terug de auto in kwamen met hun gezicht bedekt. Om die reden wilde hij de auto uit en hij is, na een aantal minuten rijden, uit de auto gestapt. Vervolgens is hij naar zijn bij de [winkel] geparkeerde auto terug gelopen. Daarna is hij naar de [straat 1] in Utrecht gereden om wat te eten. Vervolgens is hij naar [plaats 5] gereden, naar de woning van zijn vriendin, maar die was niet thuis. Daarop is hij naar Kijkduin gereden. Zijn vriendin was daar op het strand. Hij was daar iets voor 01:00 uur. Ten tijde van de woningoverval was hij dus bij zijn vriendin in Kijkduin. Na 01:00 uur werd hij gebeld door [C] , die 500 euro voor hem zou hebben als gedeeltelijke terugbetaling van een oude lening. Hij is toen via Utrecht naar [C] gereden in [plaats 4] . Nadat hij geld had gekregen van [C] , is hij weer terug naar zijn vriendin in [plaats 5] gereden. Verdachte wijst [C] aan als één van de daders van de woningoverval. [C] heeft hem later verteld dat hij een man in zijn woning had gepakt en had ‘getiewrapt’. Hij begreep toen dat er een overval was gepleegd waarbij de tie-wraps zijn gebruikt die hij vastgepakt had in de auto van [C] . Hij is toen zo boos geworden op [C] , dat hij hem een aantal dagen later een gebroken neus heeft geslagen.
Verwerping alternatief scenario
De rechtbank acht dit scenario niet aannemelijk gelet op het volgende.
Uit het dossier volgt dat de politie uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar de verklaring van verdachte dat niet hij, maar [C] de overval zou hebben gepleegd. [C] is uitvoerig gehoord en ontkent betrokken te zijn geweest bij de overval. Hij verklaart dat hij de betreffende avond eerst thuis was in [plaats 2] en dat hij later op die avond en in de daaropvolgende nacht bij verschillende casino’s is geweest. Op basis van de historische gegevens van het telefoonnummer van [C] en de tijd- en persoonsregistratie van de door [C] genoemde casino’s, concludeert de politie dat [C] de overval niet gepleegd kan hebben. Bovendien kan uit de historische gegevens van de telefoonnummers van verdachte en [C] niet worden afgeleid dat zij op 30 en 31 augustus 2024 in elkaars nabijheid zijn geweest, zoals verdachte heeft verklaard.
[C] heeft tijdens zijn verhoor als getuige ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte, toen hij [C] een gebroken neus sloeg, tegen hem zei “dat er in het huis geen geld was gevonden”. Dit past bij de verklaringen van de slachtoffers ( [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ) dat de overvallers zeiden dat zij meer geld wilden hebben, dat zij op zoek waren naar vier tot acht ton en dat de overvallers gefrustreerd raakten toen bleek, dat er (veel) minder geld in de woning lag dan zij kennelijk hadden gedacht.
De rechtbank stelt voorts vast dat de verdachte zijn verklaring tijdens zijn verschillende verhoren door de politie, de rechter-commissaris en de rechtbank, steeds verder heeft uitgebreid met nieuwe onderdelen of heeft aangepast, ook nog tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak op de zitting van 16 juni 2025.
Uit de tapgesprekken volgt bovendien dat de verdachte ten aanzien van bepaalde onderdelen van zijn verklaring anders tegenover zijn familieleden heeft verklaard, dan tegenover de rechtbank. Zo heeft hij bijvoorbeeld tegen zijn zus gezegd dat hij de auto van [C] heeft geparkeerd (tapgesprek 127), terwijl hij tegenover de rechtbank heeft verklaard dat hij alleen op de bijrijdersstoel heeft gezeten.
Bovendien is de verdachte pas in een laat stadium met een alibi gekomen, namelijk pas op de (tweede) pro-forma zitting van 23 april 2025. Hij heeft toen verklaard dat hij ten tijde van de overval op het strand in Kijkduin was met zijn vriendin [B] . Er zijn geen objectieve gegevens voorhanden die deze verklaring ondersteunen. Aan de verklaring van [B] , die de verklaring van de verdachte heeft bevestigd, hecht de rechtbank geen waarde. [B] heeft al twee jaar een relatie met de verdachte en heeft dan ook een belang bij haar verklaring. Bovendien valt uit door de politie opgenomen gesprekken tussen de verdachte en [B] op te maken dat hun verklaringen mogelijk op elkaar zijn afgestemd. “Het moet één verklaring zijn”, wordt door [B] tegen de verdachte gezegd, terwijl zij een opsomming geeft van wat er de avond van de overval zou hebben plaatsgevonden.
Het moment waarop de verdachte uiteindelijk met zijn ‘complete’ alternatieve scenario is gekomen, draagt ten slotte bij aan de overtuiging van de rechtbank dat dit niet het scenario is dat heeft plaatsgevonden. Het onderzoek was op dat moment afgerond en het dossier was gereed. De verdachte heeft daardoor de tijd en gelegenheid gehad om zijn verhaal en de details in de daarbij door hem geschetste tijdslijn af te stemmen op de informatie uit het dossier.
Tot slot heeft de verdachte geen verklaring kunnen geven voor zijn aanwezigheid in de buurt van de overvallen woning op 30 augustus 2024 rond middernacht (de nacht voor de woningoverval), terwijl uit het onderzoek is gebleken dat hij in de zes maanden daarvoor nooit in die wijk is geweest. Het vermoeden van de politie dat er op die avond sprake moet zijn geweest van een voorverkenning heeft de verdachte dan ook niet kunnen weerleggen.
Conclusie
De rechtbank acht het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk en komt op basis van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, tot het oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen is.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
Feit 1:
op 31 augustus 2024 te [plaats 1] omstreeks 00.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit de woning gelegen aan de [adres 2] ,
tezamen en in vereniging met anderen,
een geldbedrag van (ongeveer) Euro 12.000 en sieraden (waaronder een horloge van het merk Cartier en kettingen en armbanden) en riemen en een mobiele telefoon (iPhone Max Pro), die geheel aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door terwijl hij, verdachte en zijn mededaders zich hadden vermomd met bivakmutsen
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] die op dat moment thuiskwam en de voordeur van die woning opende te zeggen “Politie, niet bewegen” en daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te duwen, althans op die [slachtoffer 1] te richten en/of te tonen en die [slachtoffer 1] vast te pakken en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in de woning te dwingen op de grond te gaan liggen met de handen achter de rug en vervolgens de handen op de rug vast te binden met tie-wraps en
- die [slachtoffer 1] te vragen waar het geld lag en te zeggen “Wij zoeken vier ton of acht ton” en “Als je het niet zegt knippen we een voor een je vingers af. We beginnen bij je kinderen” endat zij, verdachten hen, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] kenden en dat er veel geld en goud in huis lag waar zij, verdachten voor kwamen en daarbij een mes te pakken en te tonen en
- die [slachtoffer 2] nadat zij had gezegd dat zij nog sieraden boven hadden mee te nemen naar boven en dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat ze moest laten zien waar het gouden horloge lag;
Feit 2:
op 14 oktober 2024 te [plaats 3]
een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie,
te weten een alarmpistool, merk Bruni, model New Police, kaliber 8mm K
voorhanden heeft gehad.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet bewezen worden. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

5.Kwalificatie en strafbaarheid

5.1
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
5.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6.Straf en/of maatregel

6.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6,5 jaar, met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert geen strafmaatverweer ten aanzien van feit 1 van de beschuldiging, gelet op zijn standpunt over het bewijs. In geval er een bewezenverklaring van feit 2 volgt, verzoekt de advocaat om voor dat feit een geldboete van € 550,- aan de verdachte op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf op. Bij het bepalen van deze straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook kijkt de rechtbank naar het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een zeer intimiderende gewapende woningoverval. Op 31 augustus 2024, net na middernacht, zijn de verdachte en zijn mededaders, zich voordoend als politieagenten, bewapend de woning van de slachtoffers binnengedrongen. Daarbij hebben zij het gezin (vader, moeder en twee kinderen) onder bedreiging van vuurwapens en een mes gedwongen op de grond te gaan liggen. Bij de vader is een pistool tegen zijn hoofd geduwd. De handen van alle vier de slachtoffers zijn vastgebonden met tie-wraps. De daders vroegen naar geld en waardevolle spullen. De daders bedreigden de slachtoffers met het afsnijden van hun vingers als ze niet zouden zeggen waar het geld was. De woning is van beneden tot boven doorzocht en overhoop gehaald. De moeder van het gezin heeft naar aanleiding van de bedreigingen aangegeven dat er geld in haar tas zat en heeft boven sieraden aangewezen.
De gebeurtenissen in de woning zijn voor de slachtoffers buitengewoon angstig en traumatisch geweest, zoals ook blijkt uit hun verklaringen, de aangiften en de onderbouwing van de verzoeken tot schadevergoeding. De slachtoffers hebben, terwijl zij waren vastgebonden en vuurwapens op zich hadden gericht, onder dreiging van het afsnijden van hun vingers, moeten meemaken hoe hun woning door de drie overvallers werd doorzocht, niet wetende wat er zou gaan gebeuren. Het gevoel veilig te zijn in de eigen woning is slachtoffers mede dankzij de verdachte ontnomen en zal niet gemakkelijk terugkeren. Om die reden zijn de slachtoffers vlak na de overval uit hun huis vertrokken en hebben zij de woning verkocht. De verdachte heeft zich niet bekommerd om de gevolgen die de overval voor de slachtoffers zou hebben en heeft kennelijk puur uit eigen financieel gewin gehandeld. De verdachte heeft bovendien geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft geen blijk gegeven van empathie voor wat hij en zijn mededaders de slachtoffers hebben aangedaan.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een alarmpistool dat bij zijn aanhouding in zijn woning is aangetroffen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 24 december 2024 betreffende de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Strafkader
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op straffen die voor soortgelijke zaken worden opgelegd. Het zwaartepunt voor de strafoplegging ligt voor de rechtbank vanzelfsprekend bij de woningoverval.
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Als oriëntatiepunt voor een woningoverval met geweld als in deze zaak wordt een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren genoemd.
De rechtbank neemt dit als uitgangspunt. Daar komt nog een aantal strafverzwarende factoren bij. De woningoverval is in vereniging gepleegd en vond in de nachtelijke uren plaats. Ook de professionele werkwijze waarop de overval is gepland en uitgevoerd en het gegeven dat aangevers na de overval vastgebonden en hulpeloos zijn achtergelaten, weegt voor de rechtbank strafverzwarend mee. De rechtbank is niet gebleken van strafmatigende omstandigheden.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de straf
De gevangenisstraf zal worden tenuitvoergelegd binnen de penitentiaire inrichting, totdat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend (artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering).

7.In beslag genomen voorwerpen

Blijkens een
‘Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen’van 11 juni 2025 is beslag gelegd op:
- 1 STK wapen (omschrijving: alarmpistool, zwart, merk: BBM), goednummer PL0900-2024275180-G3419588.
7.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert onttrekking van het verkeer van het alarmpistool.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank onttrekt het in beslag genomen alarmpistool aan het verkeer. Dit alarmpistool is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het alarmpistool is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit, aangetroffen.

8.Vordering benadeelde partij

8.1.
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
stelt zich als benadeelde partij. De benadeelde partij vordert de verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 9.500,- voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 4.000,- voor vergoeding van materiële schade en € 5.500,- voor vergoeding van immateriële schade (smartengeld). De materiële schade bestaat uit het volgende onderdeel:
- verhuiskosten en tijdelijke woning: € 4.000,-
Verder heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 2]
stelt zich als benadeelde partij. De benadeelde partij vordert de verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 37.895,89 voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 32.359,89,- voor vergoeding van materiële schade en € 5.500,- voor vergoeding van immateriële schade (smartengeld). De materiële schade bestaat uit de volgende onderdelen:
- weggenomen sieraad, te weten een gouden ring met diamant: € 6.665,89,-;
- weggenomen Cartier horloge: € 31.730,-.
Het door de verzekeraar van [slachtoffer 2] , ten behoeve van de weggenomen sieraden, uitgekeerde bedrag van € 6.000,- is al van het totale gevorderde materiële schadebedrag afgetrokken.
Verder heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 3]
stelt zich als benadeelde partij. De benadeelde partij vordert de verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 14.452,50,- voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 9.452,50,- voor vergoeding van materiële schade en € 5.000,- voor vergoeding van immateriële schade (smartengeld). De materiële schade bestaat uit het volgende onderdeel:
- weggenomen Cartier horloge: € 9.452,50,-.
Verder heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 4]
stelt zich als benadeelde partij. De benadeelde partij vordert de verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 5.000,- voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente. Dit bedrag betreft immateriële schade (smartengeld).
Verder heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[onderneming] B.V.
[onderneming] B.V. stelt zich als benadeelde partij. De benadeelde partij vordert de verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 11.500,- voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente, ter zake van materiële schade. Dit bedrag bestaat uit het bij de overval weggenomen geldbedrag ad € 12.000,- minus de door de verzekeraar uitgekeerde vergoeding van € 500,- die hiermee verband houdt.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van alle benadeelde partijen in zijn geheel moeten worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ook met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte stelt zich primair op het standpunt dat alle vijf benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
Subsidiair stelt de advocaat zich op het standpunt dat de vordering van [slachtoffer 3] ten aanzien van het Cartier horloge en de vordering van [slachtoffer 1] ten aanzien van de verhuiskosten onvoldoende zijn onderbouwd en dat deze benadeelde partijen daarom ten aanzien van die schadeposten niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering.
8.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal eerst haar beslissingen ten aanzien van de vorderingen tot vergoeding van materiële schade van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [onderneming] B.V. bespreken. Daarna zal de rechtbank haar beslissingen ten aanzien van de vorderingen tot vergoeding van immateriële schade van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] gezamenlijk weergeven.
8.4.1
Materiële schade, gevorderd door [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [onderneming] B.V.
[slachtoffer 1]
De vordering tot vergoeding materiële schade is voldoende onderbouwd en namens de verdachte niet gemotiveerd betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek op de zitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit, voor het gevorderde bedrag. De rechtbank overweegt hierover dat de slachtoffers zijn overvallen in hun eigen woning, waarbij door de overvallers is gezegd dat ze aangevers en hun familie kenden. Gelet hierop is goed voorstelbaar dat de slachtoffers zich niet meer veilig voelden in hun eigen woning en om die reden kort na de overval zijn verhuisd. Dit blijkt ook de verklaringen die zij kort na de overval tegenover de politie hebben afgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken van een causaal verband tussen de overval en de gestelde schade in verband met de verhuizing van de slachtoffers en de kosten van een tijdelijke woning. De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van materiële schade daarom geheel toe, te weten een bedrag van € 4.000,- .
[slachtoffer 2]
Het gedeelte van de vordering dat ziet op het Cartier horloge is voldoende onderbouwd en namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek op de zitting kan worden vastgesteld dat deze schade in rechtstreeks verband staat met het onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank wijst dit deel van de vordering daarom toe, te weten een bedrag van € 31.730,-.
Voor wat betreft het gedeelte van de vordering dat ziet op de gouden ring met diamant komt de rechtbank tot het volgende oordeel. De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard voor het gedeelte van de vordering dat betrekking heeft op bij de aankoop van de ring genoten korting op de aankoopprijs, derhalve een niet betaald bedrag. Dit meerdere zou slechts toewijsbaar zijn als de dagwaarde van de ring ten tijde van het wegnemen ervan hoger zou zijn dan het bedrag dat er voor is betaald. Er is geen informatie bekend over de dagwaarde van de ring. De benadeelde partij krijgt geen gelegenheid om dit gedeelte van de vordering alsnog verder te onderbouwen, omdat dat leidt tot een te grote belasting van deze strafprocedure. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Wel acht de rechtbank het daadwerkelijk door de benadeelde partij voor de ring betaalde bedrag van € 5.999,30 in beginsel toewijsbaar. Het door de verzekeraar uitgekeerde bedrag van € 6.000,- komt hierop echter in mindering, waardoor er per saldo voor de ring niets zal worden toegewezen.
[slachtoffer 3]
De vordering tot vergoeding van materiële schade is voldoende onderbouwd en namens de verdachte niet gemotiveerd betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek op de zitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit, voor het gevorderde bedrag. De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van materiële schade daarom geheel toe, te weten een bedrag van
€ 9.452,50,-.
[onderneming] B.V.
De vordering tot vergoeding materiële schade is voldoende onderbouwd en namens de verdachte niet gemotiveerd betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek op de zitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit, voor een bedrag van € 12.000,-. Omdat hiervan een bedrag van € 500,- is vergoed door de verzekeraar, vordert de benadeelde partij in deze procedure nog een bedrag van € 11.500,-. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
8.4.2
Immateriële schade, gevorderd door [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Vergoeding van immateriële schade is mogelijk als de verdachte het oogmerk had immaterieel nadeel toe te brengen, als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, of is aangetast in zijn eer en goede naam. Ook is vergoeding van immateriële schade mogelijk als een benadeelde partij ‘op andere wijze’ in zijn persoon is aangetast. De rechtbank begrijpt dat de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , en
[slachtoffer 4] op deze laatste grondslag is gebaseerd.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is als het slachtoffer geestelijk letsel (psychische schade) heeft opgelopen. Het bestaan van geestelijk letsel moet naar objectieve maatstaven worden vastgesteld. Als geestelijk letsel niet kan worden vastgesteld, kan de aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ volgen uit de aard en de ernst van de normschending (het strafbare feit) en de gevolgen daarvan. De gevolgen moeten met concrete gegevens worden onderbouwd. In uitzonderlijke situaties kunnen de nadelige gevolgen voor het slachtoffer zó voor de hand liggen dat ook zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen dat sprake is van een aantasting in de persoon.
In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank sprake van zo’n uitzonderlijke situatie. De aard en de ernst van de in dit geval door de verdachte gepleegde normschending (een zeer gewelddadige woningoverval) brengt mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand liggen, dat (reeds op grond daarvan) een aantasting in de persoon, als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek, kan worden aangenomen, zodat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , en [slachtoffer 4] recht hebben op vergoeding van immateriële schade.
Gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken als schadevergoeding worden toegekend, is de rechtbank van oordeel dat de gevraagde vergoedingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] billijk zijn. De rechtbank wijst dit deel van de vorderingen van de benadeelde partijen daarom geheel tot dat gevraagde bedrag van € 5.000,- toe.
De door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevraagde vergoedingen liggen iets hoger, te weten € 5.500,-, zonder dat uit de toelichting bij de vorderingen valt op te maken waardoor dit verschil met de vorderingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te verklaren is. De rechtbank acht het daarom billijk om het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding gelijk te trekken en wijst de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] eveneens toe tot € 5.000,-. Deze benadeelde partijen worden in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Wettelijke rente
De rechtbank wijst voor wat betreft alle benadeelde partijen voorts de gevorderde wettelijke rente toe vanaf 31 augustus 2024 tot de dag dat de verdachte de schadevergoedingen volledig heeft betaald.
Proceskosten
Bij vorderingen tot schadevergoeding is de hoofdregel dat de partij die ongelijk krijgt, de proceskosten van de andere partij moet vergoeden. Omdat de vorderingen tot schadevergoeding (voor het overgrote deel) worden toegewezen, moet de verdachte de kosten vergoeden die de benadeelde partijen hebben gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat op dit moment niet vast staat dat de benadeelde partijen kosten hebben gemaakt voor het indienen en toelichten van de vorderingen en begroot de kosten daarom op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank legt ten behoeve van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , en [slachtoffer 4] de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte op, zodat deze benadeelde partijen de schadevergoedingen niet zelf bij de verdachte hoeven te incasseren, maar dat de Staat dit voor hen doet. De rechtbank bepaalt daarom dat de verdachte aan de Staat dient te betalen: een bedrag van € 9.000,- (€ 4.000,- + € 5.000,-) ten behoeve van [slachtoffer 1] , een bedrag van € 36.730,- (€ 31.730,- + € 5.000,-) ten behoeve van [slachtoffer 2] , een bedrag van € 14.452,50 (€ 9.452,50,- + € 5.000,-) ten behoeve van [slachtoffer 3] en een bedrag van € 5.000,- ten behoeve van [slachtoffer 4] .
Deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2024 tot de dag dat de verdachte de volledige bedragen heeft betaald.
Als de verdachte de schadevergoedingen niet (volledig) betaalt, kan gijzeling (een vorm van vrijheidsbeneming van de verdachte) worden toegepast. Met betrekking tot het bepalen van de duur van de gijzeling geldt dat in totaal niet meer dan één jaar gijzeling mag worden opgelegd. In deze zaak moet de verdachte (grote) geldbedragen aan meerdere benadeelde partijen betalen. Gelet op het totale bedrag waarvoor de schadevergoedingsmaatregelen in deze zaak worden opgelegd, zou het aantal dagen gijzeling (opgeteld per maatregel) het maximum van één jaar overschrijden. De rechtbank heeft het aantal dagen gijzeling daarom naar evenredigheid berekend.
Als de verdachte de schadevergoeding voor [slachtoffer 1] niet betaalt, kan gijzeling van de verdachte worden toegepast voor de duur van 51 dagen. Voor wat betreft de schadevergoeding voor [slachtoffer 2] is de gijzeling 205 dagen, voor wat betreft de schadevergoeding voor [slachtoffer 3] is de gijzeling 80 dagen en voor wat betreft de schadevergoeding voor [slachtoffer 4] is de gijzeling 29 dagen.
De gijzeling komt niet in de plaats van de verplichting om te betalen. Ook als gijzeling wordt toegepast, blijft de verdachte dus verplicht om de schadevergoeding te betalen.
De rechtbank legt geen schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte ten aanzien van de aan [onderneming] B.V. te betalen schadevergoeding. Hier is ook niet om verzocht door de benadeelde partij en de officier van justitie. Met de schadevergoedingsmaatregel wordt (kort gezegd) beoogd dat het slachtoffer er niet zelf voor hoeft te zorgen dat de verdachte de schadevergoeding betaalt, maar dat de Staat dat voor hem/haar doet. [onderneming] B.V. is echter een rechtspersoon en van rechtspersonen mag naar het oordeel van de rechtbank in beginsel worden verwacht dat zij de schadevergoeding zelf bij de verdachte (kunnen) incasseren. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
Hoofdelijke toewijzing vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Omdat de verdachte het strafbare feit waarvoor de schadevergoedingen worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor samen aansprakelijk (juridische term: hoofdelijk aansprakelijk).Voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partijen of aan de Staat heeft betaald, hoeft de verdachte dat deel van de schadevergoedingen niet meer aan de benadeelde partijen of aan de Staat te betalen.

9.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf en beslissing op het beslag zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
  • artikelen 36b, 36d, 36f, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte feiten 1 en 2 van de beschuldiging heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 4.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 5. is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van zes jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
beslag feit 2
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
1 STK wapen (omschrijving: alarmpistool, zwart, merk: BBM), goednummer PL0900-2024275180-G3419588.
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van in totaal € 9.000,-, (bestaande uit € 4.000,- aan materiële schade en € 5.000 aan immateriële schade);
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander of anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, de verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 9.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 51 dagen gijzeling;
  • legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op het toegewezen bedrag aan de Staat te betalen;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de Staat heeft vergoed;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 1)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van in totaal € 36.730,-, (bestaande uit € 31.730,- aan materiële schade en € 5.000 aan immateriële schade);
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander of anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, de verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 36.730,-, te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 205 dagen gijzeling;
  • legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op het toegewezen bedrag aan de Staat te betalen;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de Staat heeft vergoed;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 1)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] geheel toe tot een bedrag van in totaal € 14.452,50,- (bestaande uit € 9.452,50,- aan materiële schade en € 5.000 aan immateriële schade);
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander of anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, de verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt de verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat
€ 14.452,50,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 80 dagen gijzeling;
  • legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op het toegewezen bedrag aan de Staat te betalen;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de Staat heeft vergoed;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 1)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] geheel toe tot een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander of anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, de verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt de verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat
€5.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 29 dagen gijzeling;
  • legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op het toegewezen bedrag aan de Staat te betalen;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de Staat heeft vergoed;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [onderneming] B.V. (feit 1)
- wijst de vordering van [onderneming] B.V. geheel toe tot een bedrag van
€ 11.500,- aan materiële schade;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan [onderneming] B.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [onderneming] B.V. van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander of anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, de verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt de verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Jadib, voorzitter, mr. C.A.M. van Straalen en mr. A.E. van der Wal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. den Haan, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2025.
mrs. I. Jadib en A.E. van der Wal zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
op of omstreeks 31 augustus 2024 te Vleuten
omstreeks 00.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd
in/uit de woning gelegen aan de [adres 2] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag van (ongeveer) Euro 12.000 en/of sieraden (waaronder een horloge van het merk Cartier en/of kettingen en/of armbanden) en/of riemen en/of een mobiele telefoon (iPhone Max Pro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
(terwijl hij, verdachte en/of zijn medeader(s) zich had(den) vermomd met (een) bivakmuts(en))
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] (die op dat moment thuiskwam en de voordeur van die woning opende) te zeggen “Politie, niet bewegen” en/of daarbij (een) (op een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te duwen, althans op die [slachtoffer 1] te richten en/of te tonen en/of die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] in de woning te dwingen op de grond te gaan liggen met de handen achter de rug en/of (vervolgens) de handen op de rug vast te binden met tie-wraps en/of
- die [slachtoffer 1] te vragen waar het geld lag en/of te zeggen “Wij zoeken vier ton of acht ton” en/of “Als je het niet zegt knippen we een voor een je vingers af. We beginnen bij je kinderen” en/of dat hij/zij, verdachte(n) hen, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] kenden en dat er veel geld en goud in huis lag waar hij/zij, verdachte(n) voor kwam(en) en/of (daarbij) een mes te pakken en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer 2] (nadat zij had gezegd dat zij nog sieraden boven hadden) mee te nemen naar boven en/of dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat ze moest laten zien waar het gouden horloge lag,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2:
op of omstreeks 14 oktober 2024 te Almere
een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie,
te weten een alarmpistool, merk Bruni, model New Police, kaliber 8mm K
voorhanden heeft gehad.
Bijlage 2: Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 31 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van diefstal met geweld, gepleegd in de nacht in mijn woning.
Op 31 augustus 2024, omstreeks 00:30 uur, ben ik thuis gekomen in mijn woning aan de [adres 2] te Vleuten. Mijn vrouw en kinderen waren toen al thuis. Ik deed de voordeur open en liep mijn woning in. Ik hoorde dat achter mij iemand zei: "Politie niet bewegen." Ik zag dat er achter mij een man stond met een bivakmuts over zijn hoofd. Ik zag dat deze man een pistool in zijn hand had en deze op mij richtte. Ik zag dat er een tweede man met een bivakmuts naar binnen kwam. Ik zag dat deze man ook een pistool vast had. Ik hoorde dat de tweede man tegen mij zei dat ik in de woonkamer op de grond moest gaan liggen. Ik ben op de grond gaan liggen. Tijdens het gehele incident had ik drie mannen gezien, alleen de tweede man had gesproken. De anderen zeiden niet zo veel. Ik had gezien dat de mannen donkere handschoenen droegen.
Mijn kinderen waren in het kantoor. Toen zij een geluid hoorde zijn zij naar de woonkamer gekomen. Ik hoorde dat de tweede man tegen mijn kinderen zei dat ze op de grond moesten gaan liggen. Ik zag dat beide mannen hun vuurwapens op mijn kinderen richtte. [2] Een paar minuten later kwam mijn vrouw beneden. Ik zag dat er een derde man met een bivakmuts bij haar was. Mijn vrouw moest links van mij op de grond liggen. Ik zag dat de mannen mijn vrouw, mij en vervolgens mijn zoon en dochter met witte tie raps boeiden met onze handen op de rug.
Ik hoorde dat de tweede man vroeg waar het geld lag. Ik heb verteld dat het contante geld in de tas van mijn vrouw zat. Ik hoorde dat de man zei: "Wij zoeken vier ton of acht ton" en "Als je het niet zegt knippen we één voor één je vingers af. We beginnen bij je kinderen.
"Ik hoorde dat mijn vrouw zei dat we nog sieraden hadden boven. Hierop namen twee van de mannen mijn vrouw mee naar boven.
Vervolgens zag ik dat twee mannen de begane grond van ons huis doorzochten en één van de mannen bij ons in de woonkamer bleef. Eén van de mannen haalde mijn telefoon uit mijn broekzak, dit is een IPhone Max Pro. Ik zag dat de mannen met kleding over onze lichamen veegde, ik vermoed dat dit was om sporen weg te halen. Nadat ze ons huis doorzocht hadden gingen de mannen weg via de voordeur. Mijn vrouw was los gemaakt om de sieraden te pakken. Toen de mannen weg waren heeft zij de tie raps van mijn kinderen en mij los geknipt en heeft mijn dochter de politie gebeld.
De stem van de tweede man vond ik tijdens het incident klinken als een Marokkaans accent. Ik heb Marokkaanse vrienden en werknemers en die klinken het zelfde als deze man klonk. [3]
Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 1 september 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A: Ik doe de deur open, er stormde een man achter mij aan. Die duwde een vuurwapen tegen mij hoofd, daarna kwam meteen de tweede aan. Die was kleiner maar had ook een pistool. Die pakt mij en ik moest op de grond liggen. Ik lag op de grond. Mijn handen op mijn rug gebonden. Ze zeiden dat ze ons kenden en dat er veel geld en goud in huis lag. Daar kwamen ze voor. Als we dat niet deden, de derde pakte een mes en zei dat ze vingers gingen afsnijden.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 31 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 31 augustus 2024 omstreeks 00.35 uur was ik boven in de woning. Ik wilde gaan slapen. Ik hoorde beneden heel hard geschreeuw en ik hoorde mijn man zeggen: "rustig aan, niet hard duwen". Ik liep naar beneden. Toen ik op de eerste verdieping was, zag ik een man met een zwart masker snel naar boven komen lopen. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "Politie, politie". Ik dacht dit klopt niet, want de politie heeft geen masker op. Ik moest toen naar de woonkamer op de benedenverdieping. Ik hoorde dat diezelfde man tegen mij zei: "Jij moet ook op de grond liggen". Ik zag dat mijn man en kinderen al op de grond lagen. De man deed mijn handen op mijn rug en zei dat ik naar de grond moest. Er werden tie rips om mijn polsen gedaan. De man vroeg: "Waar is het geld?" Hij zei: "ik snij je vinger, als je mij niet verteld waar het geld is''. Hij ging de hele tijd zoeken naar geld. Hij maakte ons de hele tijd bang. Hij zei de hele tijd over in de vingers snijden.
Ik hoorde dat hij zei dat ik boven moest om te laten zien waar het gouden horloge lag
.Hij liet mij mee naar boven gaan. Ik zag dat ze boven alles overhoop hadden gehaald. Mijn slaapkamer is op zolder. In deze kamer ligt een tas met daarin een horloge en meerdere kettingen, riemen en armbandjes. Dit hebben ze allemaal meegenomen. Het geld wat ze hebben meegenomen was de omzet van de laatste [4] weken. Dit zouden we morgen naar de bank brengen. Ik denk dat het rond de 12.000 euro was.
Daarna moest ik weer naar beneden en op de grond liggen. Ik hoorde dat de mannen zeiden: "heb je nog meer? Ik wil grote tassen met geld". Ik hoorde dat de man verder zei: "als jullie de politie bellen, dan komt er bloed, snij ik jullie vingers eraf". Dit werd meerdere keren herhaald. De man die de hele tijd aan het woord was, was heel agressief. Hij bleef maar rondjes lopen en bleef maar zeggen dat de vingers eraf gesneden zou worden.
De man heeft met een doekje ons schoongemaakt om de sporen weg te doen. Hierna zijn ze weggegaan en belde mijn dochter de politie.
Ik denk dat ze met drie mannen waren, maar ik weet het niet meer zeker. Ik heb alleen één man goed gezien. Deze man had een mes. Het was een lang mes. [5]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] van 31 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben slachtoffer geweest van een overval op de [adres 2] te Utrecht. [6] Ik moest van de verdachte naast mijn broer op de grond gaan liggen. Ik zag verdachte een zwart vuurwapen in zijn rechterhand hield en deze richtte op mij, mijn broertje en vader. Ik zag later een derde verdachte woonkamer inlopen. Ik zag een verdachte witte zip ties (
de rechtbank begrijpt: tie-wraps) pakken. Ik zag dat mijn familie en ik een voor een geboeid werden met de zip ties.
Ik zag dat de verdachten de tas pakten en hieruit het cash geld haalden. Dit geldbedrag betrof de inkomsten van ons restaurant dat deze avond was verdiend. Ik hoorde de verdachten zeggen dat zij opzoek waren naar "dit soort geld'' en dat zij hiervan meer wilden hebben. Wij vertelden de verdachten dat wij niet meer geld hadden liggen en ik zag nogmaals dat zij hier gefrustreerd van raakten.
Ik zag dat een van de verdachten uit een keukenla een mes met een houten hendel trok. Ik hoorde de verdachte eisen dat wij direct moesten aangeven waar al het geld lag, omdat hij anders onze vingers eraf zou hakken. Ik hoorde hem vertellen dat hij ons zou doodschieten als wij geen antwoord gaven. [7] Ik hoorde een van de verdachten eisen om tassen met geld. Ik hoorde hem zeggen dat hij op zoek was naar de tassen met 400.000 euro tot 800.000 euro. [8]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] van 31 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 31 augustus 2024 getuige geweest van een gewapende overval in mijn ouderlijk huis op de [adres 2] in Vleuten. Daarna hoorde ik de onbekende man zeggen dat ik ook moest liggen. Toen we alle vier op de grond lagen, zag ik dat de eerste onbekende persoon met een handpistool witte tie-wraps pakte. Ik zag dat de eerste onbekende persoon de tie-wraps achter onze rug, al onze handen vast maakten. [9]
Ik zag dat ze het geld gepakt hadden van mijn moeder uit haar tas. Ze hadden het geld gepakt en ze zeiden dat ze op zoek waren naar nog meer geld. Op dat moment hoorde ik die andere man zeggen: “Wij kunnen gewoon jullie vingers afsnijden”. Ik zag en hoorde dat de mannen opnieuw tekeer gingen en zeiden dat ze dit niet genoeg vonden. Op een gegeven moment zag ik dat een van de mannen weer een mes liet zien en vertelde dat die ons wilde martelen. [10]
Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 1 september 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 31 augustus kwamen wij, naar aanleiding van een overval in een woning, voor een forensisch onderzoek aan op de [adres 2] te Vleuten. [11]
In de woonkamer zagen wij bij de zithoek, op de vloer, een samenstel van 2 witte tyraps liggen. Op de piano zagen wij ook een samenstel van 2 tyraps liggen. De andere twee samenstellen van tyraps vonden wij in de vuilnisbak in de keuken. Deze tyraps hebben wij veilig gesteld. [12]
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld [13] :
Goednummer: 3397220
SIN: AAQT4728NL
Object: Kabelbinder
Merk/type: Tie-Wrap
Kleur: wit
Bijzonderheden: lag op de piano in woonkamer, geprepareerd. [14]
Een geschrift, inhoudende een rapport Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute van 20 september 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
AAQT4728NL betreft twee witte kabelbinders die in elkaar zitten.
  • Aantrekgedeelte 1 samen met het toebehorende blokje (#01)
  • Aantrekgedeelte 2 samen met het toebehorende blokje (#02)
  • De binnenzijde van de lus (#03)
  • De buitenzijde van de lus (#04).
Bemonstering:
- Aantrekgedeelte 1, kabelbinder AAQT04728NL#01
DNA-profiel:
- DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal drie donoren, van wie zeker één man.
- Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek.
Mogelijke donor van DNA:
- [slachtoffer 3]
- [verdachte] [16]
Berekening van de bewijskracht
Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van DNA van [verdachte] in de bemonstering AAQT4728NL#01 is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van [verdachte] en twee onbekende personen.
Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van drie onbekende personen.
De resultaten van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. [17]
De verklaring van verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven::
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is mijn telefoonnummer. Ik had op 30 en 31 augustus 2024 ik dit nummer nog in gebruik. Op 30 en 31 augustus 2024 was ik de gebruiker van de Renault Clio met kenteken [kenteken] .
Het alarmpistool dat op 14 oktober 2024 is aangetroffen in de woning aan [adres 1] in Almere, is van mij.
Een proces-verbaal van bevindingen van 30 september 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
ANPR voor woningovervalGedurende het onderzoek werden alle passagegegevens van de snelwegen rondom Utrecht veiliggesteld. In deze gegevens was te zien de Renault Clio, met kenteken [kenteken] , op 30 augustus 2024 om 22:30, 22:31 en 22:33 uur op de N230 links geregistreerd werd door een ANPR-camera. De N230 betreft de Zuilense Ring bij Utrecht en de rijrichting van het voertuig was Utrecht uit in de richting van autosnelweg A2 / Vleuten.
ANPR na woningovervalVan kenteken [kenteken] werden vervolgens alle ANPR-gegevens opgevraagd. In aanvulling op het voorgaande was te zien dat het kenteken ook geregistreerd werd op 31 augustus 2024 op de volgende momenten: 31-8-2024 02:42 A2 [.] Abcoude 31-8-2024 02:42 A2 [.] Abcoude 31-8-2024 02:50 Re 1.3 Amsterdam 31-8-2024 02:55 A4 Re 11.3 Hoofddorp
Opvallend is dat het voertuig enkele uren voor het incident in Utrecht was en een reisbeweging maakt wat in de richting is van Vleuten. De overvallen woning is gelegen in Vleuten. Opvallend is dat enkele uren na de woningoverval het voertuig van Utrecht wegrijdt. [18]
Een proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] gebruik maakte van telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] . Tevens bleek dat [verdachte] telefoonnummer [telefoonnummer 1] op naam had geregistreerd. Van deze telefoonnummers zijn de historische verkeersgegevens telefonie opgevraagd.
[telefoonnummer 1] periode van 23-3-2024 - periode tot 23-09-2024
Voorafgaande aan overvalTe zien was dat * [telefoonnummer 1] op 30 augustus 2024, om 00:02 en 00:16 uur meerdere malen gebruik maakte van een cell-id aan de [straat 2] te Vleuten
.De woning die overvallen was, de [adres 2] te Vleuten, is op ongeveer 450 meter afstand gelegen
.Opvallend was dat er in de gevorderde periode geen andere momenten zijn dat * [telefoonnummer 1] gebruik maakt van deze cell-id.
Het onderzoeksteam sluit niet uit dat de verdachte op vrijdag 30 augustus 2024 in de nabijheid was van de [adres 2] te Vleuten in het kader van een voorverkenning. [19]
Tijdens en na overvalDe laatste registratie voorafgaande de overval is op 30 augustus 2024 om 21:17 uur.
Hierbij werd een cell-id gebruikt die gelegen is aan de [adres 3] te Utrecht.
Het is opvallend dat er geen registraties van * [telefoonnummer 1] zijn kort voorafgaande, tijdens of kort na de woningoverval. Het onderzoeksteam sluit niet uit dat de telefoon die gebruik maakte van * [telefoonnummer 1] bewust uitgezet was door de gebruiker.
Het is tevens opvallend dat * [telefoonnummer 1] na 31 augustus 2024 niet meer in gebruik is geweest. [20]
Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 14 oktober 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 oktober 2024 werd door mij verbalisant voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woning, [adres 1] te Almere. [21]
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
Woonkamer:-1 x vuurwapen. [22]
Een proces-verbaal van bevindingen van 7 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van het onder dit proces aangetroffen- en in beslag genomen voorwerp, is door mij, op 7 november 2024, in het kader van de Wet wapens en munitie, een nader onderzoek aan dit voorwerp ingesteld, waarbij het onderstaande werd bevonden.
Omschrijving voorwerp
Goednummer: PL0900-2024275180-3419588
SIN: AARK8785NL
Wapen: alarmpistool
Categorie: III sub 4
Bovenvermeld voorwerp is eenalarmpistool, merk Bruni, model New Police, kaliber 8mm K. Dit alarmpistool is gemaakt van metaal, is zwart van kleur en is voorzien van zwarte kunststof handgreepplaten. [23]
Dit alarmpistool was voorzien van een ogenschijnlijk open loop. Genoemd alarmpistool is een wapen in de zin van artikel 2, lid l, categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie. [24]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onderzoek [....] opgemaakt door politie Districtsrecherche Stad-Utrecht, genummerd 2024275180 (tenzij anders is opgenomen), bestaande uit: een voorgeleidingsdossier (pagina 1-214), een raadkamerdossier (pagina 126-141), een 2e raadkamerdossier (pagina 142-232), een 3e raadkamerdossier genummerd Z2024391643 (pagina 233-259), een 4e raadkamerdossier genummerd Z2024391643 (pagina 260-277), een aanvullend
2.Pagina 34 (voorgeleidingsdossier).
3.Pagina 35 (voorgeleidingsdossier).
4.Pagina 13 (voorgeleidingsdossier).
5.Pagina 14 (voorgeleidingsdossier).
6.Pagina 24 (voorgeleidingsdossier).
7.Pagina 25 (voorgeleidingsdossier).
8.Pagina 26 (voorgeleidingsdossier).
9.Pagina 43 (voorgeleidingsdossier).
10.Pagina 44 (voorgeleidingsdossier).
11.Pagina 132 (voorgeleidingsdossier) en genummerd als pagina 7 (forensisch dossier).
12.Pagina 133 (voorgeleidingsdossier en genummerd als pagina 8 (forensisch dossier).
13.Pagina 134 (voorgeleidingsdossier) en genummerd als pagina 9 (forensisch dossier).
14.Pagina 136 (voorgeleidingsdossier) en genummerd als pagina 11 (forensisch dossier).
15.Pagina 196 (voorgeleidingsdossier) en genummerd als pagina 72 (forensisch dossier).
16.Pagina 201 (voorgeleidingsdossier) en genummerd als pagina 76 (forensisch dossier).
17.Pagina 203 (voorgeleidingsdossier) en genummerd als pagina 78 (forensisch dossier).
18.Pagina 77 (voorgeleidingsdossier).
19.Pagina 78 (voorgeleidingsdossier).
20.Pagina 79 (voorgeleidingsdossier).
21.Pagina 103 (voorgeleidingsdossier).
22.Pagina 104 (voorgeleidingsdossier).
23.Pagina 76
24.Pagina 77