ECLI:NL:RBMNE:2025:312

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
SBR 23/5357
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring mantelzorg door gemeente Almere

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De aanvraag werd afgewezen op 5 mei 2023, en het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit op 19 september 2023. Eiseres, die afhankelijk is van mantelzorg van haar nicht, stelde dat haar zorgvraag alleen met mantelzorg kan worden ingevuld. De rechtbank heeft op 25 november 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van het college aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in haar zorgvraag kan worden voorzien met mantelzorg. De rechtbank wijst erop dat eiseres Wmo-indicaties heeft voor huishoudelijke ondersteuning en individuele begeleiding, en dat zij steeds zelfredzamer wordt. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag voor een urgentieverklaring terecht is, omdat niet is voldaan aan de vereisten van de Huisvestingsverordening (Hvv). Eiseres heeft niet aangetoond dat haar zorgvraag chronisch is of dat de mantelzorg noodzakelijk is over minimaal vier dagen per week.

Eiseres voerde aan dat de toepassing van de Hvv in haar geval zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, maar de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden van eiseres niet uitzonderlijk genoeg zijn om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel en is openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5357

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. D.E. van der Wiel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere

(gemachtigde: mr. J.H.S. Biervliet en K.K. Bahora).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 5 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 september 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor een urgentieverklaring. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. Op 17 februari 2023 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een urgentieverklaring voor de gemeente Almere. Eiseres woont in [woonplaats], maar stelt dat zij afhankelijk is van mantelzorg van haar nicht, [nicht], die in [woonplaats] woont. De aanvraag is getoetst aan de voorwaarden voor urgentie op grond van mantelzorg, wat ook de bedoeling was van eiseres. Deze aanvraag is afgewezen, omdat, kort gezegd, niet wordt voldaan aan de vereisten van artikel 11, tweede lid, onder a en Bijlage II ‘Uitwerking urgentieregels’ onder 1 van de Huisvestingsverordening (Hvv).
Standpunt van het college
5. De rechtbank begrijpt het standpunt van het college zo dat het college heeft vastgesteld dat er een zorgvraag is bij eiseres, maar dat daarin niet hoeft te worden voorzien door mantelzorg door haar nicht. Dit blijkt uit de Wmo-indicaties die eiseres heeft, voor huishoudelijke ondersteuning, individuele begeleiding en de regiotaxi. Daarnaast blijkt uit de laatste informatie dat eiseres steeds zelfredzamer is geworden, dat haar begeleiding wordt afgebouwd en dat ze gebruik maakt van de regiotaxi. Uit wat eiseres heeft overgelegd volgt verder niet dat zij vier (volledige) dagen mantelzorg geniet van haar nicht. Dit is ook geen structurele oplossing, omdat de nicht een fulltime baan heeft en een eigen huishouden. Verder kan niet worden vastgesteld dat de zorgvraag van eiseres chronisch is.
Het college ziet in de omstandigheden van eiseres ten slotte onvoldoende aanknopingspunten voor toepassing van de hardheidsclausule. Daarbij heeft het college ook meegewogen dat niet is gebleken dat eiseres er alles aan heeft gedaan om een woning te bemachtigen in Almere, bijvoorbeeld door woningruil.
Standpunt van eiseres
6. Eiseres voert aan dat zij voldoet aan alle vereisten die de Hvv stelt voor het verlenen van een mantelzorgurgentie. In haar zorgvraag kan alleen (geheel) worden voorzien door de mantelzorg. Verder zijn het letsel en de klachten van langdurige aard, waardoor zij nog enkele jaren afhankelijk zal zijn van mantelzorg. Tijdens de zitting heeft eiseres verder gesteld dat de mantelzorg ook tenminste vier dagen in de week wordt verleend. Het college dient daarom een urgentieverklaring aan haar te geven. Eiseres heeft hiertoe naar het volgende verwezen:
  • een verklaring van [senior maatschappelijk werker], senior maatschappelijk werker bij team [team];
  • WMO verslag uit 2023 van [A], van [sociaal wijkteam];
  • een e-mail [B] van [letselrevalidatie] Letselrevalidatie;
  • een bewijs van inschrijving bij de Vrijwilligers en Mantelzorg Centrale Almere (VMCA) van [nicht];
  • een e-mail van 11 november 2024 het college, waarin wordt verwezen naar een toegewezen verhuisindicatie/ verhuiskostenvergoeding op grond van de Wmo;
  • ‘Plan van [C]’, opgesteld door [A] van Sociaal wijkteam [woonplaats];
  • een medisch advies van [instantie], opgesteld door Drs. [D].
Ten slotte stelt eiseres dat het college in de omstandigheden van haar geval wel aanleiding had moeten zien om de hardheidsclausule toe te passen. Er is sprake van een ernstige huisvestingssituatie. Eiseres heeft letsel overgehouden aan een auto-ongeluk en dat is een uitzonderingssituatie.
Het oordeel van de rechtbank
7. Uit de Bijlage II ‘Uitwerking urgentieregels’, onder 1 van de Hvv volgt dat de aanvrager bij de aanvraag om urgentie dient aan te tonen dat een woning in Almere voor mantelzorger of -ontvanger de enige manier is om te zorgen dat mantelzorgontvanger zelfstandig kan (blijven) wonen. De Hvv stelt op grond van artikel 11, tweede lid, onder a en Bijlage II ‘Uitwerking urgentieregels’ onder 1 de volgende vereisten:
i. Burgemeester en wethouders, eventueel op advies van een medisch specialist, bepalen de
zorgvraag en stellen vast dat in de zorgvraag kan worden voorzien met mantelzorg.
ii. De woningzoekende mantelzorger of -ontvanger heeft in de huidige woonsituatie geen
huurschulden en geen overlast veroorzaakt.
iii. De reisafstand tussen het huidige woonadres van de mantelzorgverlener en dat van de
mantelzorgontvanger is meer dan vijf kilometer en wordt na verhuizing minder dan vijf kilometer,
iv. Er is sprake van langdurige zorg, dat wil zeggen dat de mantelzorg noodzakelijk is over
minimaal vier dagen per week en naar verwachting nog enkele jaren moet worden verstrekt,
v. Per mantelzorgsituatie wordt één urgentie afgegeven.
7.1.
Om te beoordelen of een woning in Almere voor eiseres de enige manier is om te zorgen dat de mantelzorgontvanger zelfstandig kan (blijven) wonen, heeft het college gekeken naar de hiervoor genoemde vereisten. De rechtbank is het met het college eens dat eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat is voldaan aan het eerste vereiste, namelijk dat in haar zorgvraag kan worden voorzien met mantelzorg. Het college vindt terecht van belang dat eiseres Wmo-indicaties heeft, waarmee haar zorgvraag kan worden ingevuld. Het college heeft verwezen naar het ‘Plan van [C]’, opgesteld door [A] van [sociaal wijkteam], waaruit volgt dat eiseres zelfstandig is in regelzaken en dat de begeleiding aan het afbouwen is, omdat zij het bijna zelf kan en tevens kan steunen op haar netwerk en op haar advocaat. Het is de bedoeling dat de begeleiding aan het eind van het jaar niet meer verlengd gaat worden. Uit het dossier blijkt verder dat eiseres een vergoeding krijgt vanuit de Wmo voor verhuis- en inrichtingskosten, omdat haar huidige huis niet (meer) geschikt is.
7.3.
De rechtbank begrijpt dat het college verder stelt dat ook niet is voldaan aan het vereiste onder iv. en dat geen sprake is van langdurige zorg, omdat niet aannemelijk is dat noodzakelijk is dat de mantelzorg wordt verstrekt over vier dagen per week en evenmin naar verwachting nog enkele jaren moet worden verstrekt.
In dit verband stelt het college kennelijk dat het vereiste van minimaal vier dagen per week mantelzorg vier keer een volledig etmaal zou inhouden. De rechtbank volgt het college niet in die uitleg. Uit de Hvv volgt op zichzelf niet dat dit vereiste zo gelezen moet worden. Dit heeft het college ook niet nader kunnen toelichten ter zitting, anders dan met de stelling dat er anders wel een aantal uren in de bijlage van de Hvv had gestaan. Ook in het advies aan het college van “Het Vierde Huis” leest de rechtbank dit niet zo, terwijl het college dit advies heeft overgenomen. Tegelijkertijd stelt het college zich op het standpunt dat die vier keer 24 uren ook verspreid zouden kunnen worden over de week. Dit standpunt is niet consistent met het andere standpunt van het college, dat als het zou gaan om een aantal uren dit wel in de Hvv zou staan. De rechtbank vindt voor het standpunt van het college ook geen steun in jurisprudentie over vergelijkbare zaken.
Verder stelt het college in het bestreden besluit en tijdens de zitting dat aan het vierde vereiste alleen wordt voldaan als er sprake is van een chronische aandoening waarbij geen verbetering mogelijk is. Dat leest de rechtbank ook niet in deze voorwaarde, waarin enkel staat dat het moet gaan om langdurige zorg die naar verwachting nog enkele jaren moet worden verstrekt.
De vraag of in dit geval wordt voldaan aan het vierde vereiste kan echter onbesproken blijven, omdat eiseres niet voldoet aan het eerste vereiste.
7.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet voldaan aan de voorwaarden van de Hvv voor het verkrijgen van een urgentieverklaring op grond van mantelzorg. Eiseres heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat alleen in haar zorgvraag kan worden voorzien met mantelzorg. De beroepsgrond slaagt niet.
Hardheidsclausule
8. Eiseres voert aan dat sprake is van een uitzonderlijk geval, waarin de (strikte) toepassing van de Hvv zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Eiseres heeft aan een auto-ongeluk ernstige klachten overgehouden, waardoor ze afhankelijk is geworden van mantelzorg. Haar huis is nu ongeschikt voor haar om in te wonen en het is voor haar nicht niet houdbaar om voor eiseres te zorgen, gelet op de afstand. Eiseres doet hierbij ook een beroep op de menselijke maat.
9. Het college is op grond van artikel 27f van de Hvv bevoegd om af te wijken van de regels in de Hvv. Dit is mogelijk in uitzonderlijke gevallen waarin de toepassing van een regel in de Hvv tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden. Bij het toepassen van deze hardheidsclausule komt het college beleidsruimte toe. De toepassing van deze bevoegdheid wordt door de rechtbank daarom terughoudend getoetst. Het college neemt als uitgangspunt dat de hardheidsclausule slechts in zeer ernstige en bijzondere situaties wordt toegepast. Er moet sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden die bij het vaststellen van de verordening niet zijn voorzien en gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn. Dat komt omdat de hardheidsclausule een ‘uitzondering op de uitzondering is’. Urgentieregels maken al een uitzondering op de normale verdeling van beschikbare woonruimte in de regio, en de hardheidsclausule is daarop weer een uitzondering.
10. De rechtbank begrijpt dat eiseres een woonruimte wenst die in de buurt is van haar familie en vrienden, met name haar nicht. De rechtbank oordeelt echter dat het college eiseres niet op grond van de hardheidsclausule alsnog een urgentie hoeft te verlenen. De gevolgen van het auto-ongeluk zijn betrokken in het kader van de toets of is voldaan aan de voorwaarden voor mantelzorgurgentie. Zonder af te willen doen aan die gevolgen, zijn dit daarom geen bijzondere omstandigheden in de zin van de hardheidsclausule. Het college erkent verder dat de woonsituatie van eiseres moeilijk is, maar heeft kunnen stellen dat geen sprake is van een dusdanig levens ontwrichtende situatie dat het college op korte termijn moet voorzien in een huurwoning in Almere, allereerst omdat er geen sprake is van dakloosheid.
Het college heeft in dit kader ook meegewogen dat niet is gebleken wat eiseres er zelf aan heeft gedaan om zelfstandig een woning te bemachtigen, bijvoorbeeld doormiddel van een woningruil. Het is de rechtbank onduidelijk op wat voor manier dit een rol heeft gespeeld in de belangenafweging van de hardheidsclausule. Dit is niet voor niets een zelfstandige afwijzingsgrond, die geen verband houdt met de bijzondere omstandigheden van eiseres. Wat daar ook van zij, voor het overige kan de motivering van het college in het besluit het standpunt wel dragen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I van Meel, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A.W.M. Engels, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2025.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.