In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De aanvraag werd afgewezen op 5 mei 2023, en het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit op 19 september 2023. Eiseres, die afhankelijk is van mantelzorg van haar nicht, stelde dat haar zorgvraag alleen met mantelzorg kan worden ingevuld. De rechtbank heeft op 25 november 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van het college aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in haar zorgvraag kan worden voorzien met mantelzorg. De rechtbank wijst erop dat eiseres Wmo-indicaties heeft voor huishoudelijke ondersteuning en individuele begeleiding, en dat zij steeds zelfredzamer wordt. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag voor een urgentieverklaring terecht is, omdat niet is voldaan aan de vereisten van de Huisvestingsverordening (Hvv). Eiseres heeft niet aangetoond dat haar zorgvraag chronisch is of dat de mantelzorg noodzakelijk is over minimaal vier dagen per week.
Eiseres voerde aan dat de toepassing van de Hvv in haar geval zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, maar de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden van eiseres niet uitzonderlijk genoeg zijn om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel en is openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.