Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling
- Waar het de in het rapport van [naam chirurg 2] genoemde posttraumatische degeneratie van het heupgewricht betreft, heeft volgens ASR te gelden dat deze degeneratie het gevolg is van het feit dat [verzoeker] destijds niet de hem expliciet en indringend geadviseerde operatie heeft willen ondergaan. ASR stelt zich dan ook op het standpunt dat het gezien deze keuze van [verzoeker] niet redelijk is om de schade die voortvloeit uit deze klachten aan ASR toe te rekenen (art. 6:98 BW), althans dat deze schade op grond van art. 6:101 BW (schadebeperkingsplicht) voor rekening van [verzoeker] behoort te blijven.
- Er is veel gebeurd in het leven van [verzoeker] en het strekt volgens ASR te ver om alle klachten die hij heeft gehad in de afgelopen 27 jaar, toe te rekenen aan het ongeval en ASR daarvoor aansprakelijk te houden.
- ASR voorziet dat er een discussie zal ontstaan over de causaliteit tussen de klachten van [verzoeker] en het ongeval.
onmogelijk om betrouwbare uitspraken te doen over eerdere episodes dan de actuele situatie.” Gelet daarop gaat de rechtbank er vanuit dat de verzekeringsgeneeskundige niet zomaar alle actuele klachten zal toeschrijven aan het ongeval.
4.De beslissing
verzekeringsgeneeskundig onderzoekdoor de deskundige ter beantwoording van de vragen die zijn opgenomen onder punt 3.19,
binnen drie wekenna de datum van deze beschikking een begroting van zijn kosten opgeven aan de rechtbank, met een specificatie van het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;
binnen twee wekendaarna bij de rechtbank schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting;
binnen twee wekennadat zij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffie heeft ontvangen,
binnen drie maandenna de datum van deze beschikking zal inleveren ter griffie van deze rechtbank,