ECLI:NL:RBMNE:2025:309

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
16/011927-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na beroeps-/bedrijfsmatige hennepteelt met matiging betalingsverplichting door overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een veroordeelde die betrokken was bij beroepsmatige hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de opbrengsten van de hennepkwekerij, die plaatsvond van 1 februari 2017 tot en met 13 november 2019. De officier van justitie had een vordering ingediend tot ontneming van een bedrag van € 156.223,12, maar de rechtbank heeft dit bedrag na beoordeling van de feiten en omstandigheden gematigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde recht had op een vermindering van 20% van het ontnemingsbedrag vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, die in dit geval bijna drie jaar was. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 71.067,72, waarna de betalingsverplichting werd vastgesteld op € 56.854,18. De rechtbank heeft de ontnemingsmaatregel gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om wederrechtelijk verkregen voordeel te ontnemen aan een veroordeelde. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in het strafproces en de gevolgen daarvan voor de betalingsverplichting van de veroordeelde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/011927-21 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 januari 2025 op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [1963] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is aan de orde geweest op de terechtzittingen van 8 januari 2025 (inhoudelijk) en 15 januari 2025 (sluiting onderzoek). Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling heeft een schriftelijke conclusiewisseling plaatsgevonden tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen veroordeelde en mr. J.J.A.P. van Breukelen, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie van 30 mei 2024 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel van € 156.223,12.
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting van 8 januari 2025 verder op het standpunt gesteld dat de kosten voor de woning en de advocaatkosten in mindering dienen te worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel, nu [medeveroordeelde] deze kosten in mindering bracht op de opbrengst waarvan veroordeelde 1/3 deel ontving. Het wederrechtelijk verkregen voordeel dient dan te worden vastgesteld op € 138.211,33. Gezien het tijdsverloop acht de officier van justitie de door de raadsman benoemde korting van 20% redelijk. Er resteert dan volgens de officier van justitie een betalingsplicht van (
€ 138.211,33 x 0,8=)
€ 110.569,06.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een groot aantal standpunten ingenomen over de berekening van de opbrengsten en de kosten. Voor zover nodig, zal de rechtbank hierna ingaan op deze standpunten. Het wederrechtelijk verkregen voordeel dient volgens de raadsman te worden vastgesteld op € 70.834,51.
Gezien de overschrijding van de redelijke termijn lijkt de verdediging een vermindering van het ontnemingsbedrag van 20% gepast en geboden. Hierdoor zou de betalingsverplichting voor veroordeelde moeten worden vastgesteld op (
€ 70.834,51 x 0,8=) € 56.667,61.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De grondslag van de vordering
Op grond van een veroordeling voor een strafbaar feit kan een ontnemingsvordering worden toegewezen. Veroordeelde is bij vonnis van 29 januari 2025 van deze rechtbank, voor zover van belang, veroordeeld voor het volgende strafbare feit:
medeplegen van het in uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
in de periode van 1 februari 2017 tot en met 23 juli 2018.
De grondslag voor de ontnemingsvordering is een veroordeling voor een strafbaar feit. Voor de vaststelling van het door de veroordeelde te betalen bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gekeken naar het voordeel dat hij heeft verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit dat de veroordeelde heeft begaan of andere strafbare feiten waarvan aannemelijk is dat veroordeelde deze heeft begaan (artikel 36e, lid 2 Wetboek van Strafrecht).
3.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het wederrechtelijk voordeel wordt berekend door de opbrengsten van de hennepkwekerij te verminderen met de kosten. De rechtbank neemt daarvoor – voor zover niet voldoende door de veroordeelde is betwist – tot uitgangspunt wat is opgenomen in het ontnemingsrapport. [1] Dit rapport heeft gebruik gemaakt van het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnen teelt onder kunstlicht' van het Functioneel Parket Afpakken (voorheen BOOM) van 1 juni 2016, waarin standaardberekeningen en normen met
betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen bij binnen teelt onder kunstlicht zijn vermeld.
De rechtbank stel voorop dat de ontnemingsmaatregel een reparatoir karakter heeft en beoogt de veroordeelde in de vermogenspositie te brengen waarin hij verkeerde vóór het plegen van het strafbare feit waaruit hij in de concrete omstandigheden daadwerkelijk voordeel heeft verkregen. Bij de bepaling van het voordeel dient te worden uitgegaan van het voordeel dat de veroordeelde daadwerkelijk heeft behaald.
3.2.1.
De ontnemingsperiode en het aantal oogsten
In bovengenoemd strafvonnis is veroordeelde veroordeeld voor het medeplegen van de teelt van hennepplanten in de woning [adres] te [woonplaats] in de periode van 1 februari 2017 tot en met 13 november 2019.
Veroordeelde stelt dat er in genoemde periode totaal 7 oogsten zijn geweest, waarbij de eerste oogst plaatsvond in maart 2017. De rechtbank acht dit aannemelijk geworden, nu dit ook overeenkomt met hetgeen zich in het dossier bevindt. Uit de WhatsAppgesprekken tussen veroordeelde en [medeveroordeelde] wordt vanaf februari 2017 over hennep-gerelateerde zaken gesproken. [2] Pas vanaf maart 2017 wordt tussen veroordeelde en [medeveroordeelde] duidelijk gesproken over het oogsten en verkopen van hennep. [3] De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat veroordeelde en [medeveroordeelde] vanaf maart 2017 effectief zijn gaan oogsten en de hennep zijn gaan verkopen. Conform het ontnemingsrapport en het standpunt van de verdediging gaat de rechtbank uit van een gemiddelde kweekcyclus van 10 weken per oogst, wat neerkomt op 7 oogsten in de periode dat veroordeelde betrokken was bij de hennepkwekerij.
3.2.2.
Omvang en bruto opbrengst per oogst
In de hennepkwekerij stonden in totaal 753 hennepplanten verdeeld over vier kweekbakken. [4] De officier van justitie is bij het berekenen van de opbrengst per oogst, conform het ontnemingsrapport, uitgegaan van een opbrengst van 20,4816 kilo per oogst. In deze berekening wordt uitgegaan van een maximale oogst per plant, per oogst. De veroordeelde heeft aangevoerd dat de opbrengst in werkelijkheid lager was en gemiddeld rond de 16 kilo hennep per oogst lag. De rechtbank acht dit aannemelijk geworden. De rechtbank ziet in de WhatsAppberichten tussen veroordeelde en [medeveroordeelde] dat meermaals wordt geschreven over plantjes die weggegooid konden worden, dat de kwaliteit slecht was of er bestrijdingsmiddelen moesten worden gekocht. [5] Verder ziet de rechtbank in de originele administratie van [medeveroordeelde] dat in ieder geval voor een bepaalde periode is bijgehouden wat de opbrengst per kweekbak is geweest. Dit is gemiddeld genomen ongeveer 4 kilo per kweekbak. [6] Dit zou neerkomen op een opbrengst van in totaal 16 kilo per oogst voor de vier kweekbakken tezamen, wat overeenkomt met hetgeen door de verdediging is aangevoerd.
Veroordeelde stelt verder dat de oogst in augustus 2017 tegenviel en dit slechts 5 kilo was. De rechtbank acht het hebben plaatsgevonden van deze tegenvallende oogst ook aannemelijk, omdat dit kan worden afgeleid uit de WhatsAppgesprekken tussen veroordeelde en [medeveroordeelde] . In augustus 2017 wordt door [medeveroordeelde] naar veroordeelde gestuurd:
‘we kunnen er 5 leveren tegen 32’ (…) ‘Schoon geven ze 34’. [7] ‘32’en
‘34’correspondeert met de verkoopprijs die [medeveroordeelde] noemt, te weten € 3.200,- tot € 3.400,- per kilo. [8] De rechtbank acht het aannemelijk geworden dat met het
‘aanleveren’van
‘5’wordt bedoeld dat de oogst in augustus 2017 slechts 5 kilo bedroeg.
De rechtbank gaat conform het ontnemingsrapport uit van een gemiddelde kiloprijs van € 3.300,-, nu dit ook niet door de verdediging is betwist.
De totale opbrengst per oogst is als dan volgt:
Oogst augustus 2017: 5kg x € 3.300,- = € 16.500,-
Overige oogsten per oogst: 16kg x € 3.300,- = € 52.800,-
3.2.3.
Kosten
Afschrijvingskosten
Conform het ontnemingsrapport gaat de rechtbank uit van € 450,- aan afschrijvingskosten per oogst, nu dit ook niet door de verdediging is betwist.
Hennepstekken
De verdediging heeft aangevoerd dat de kosten voor de hennepstekken in werkelijkheid ongeveer € 5,- per stuk waren. De rechtbank ziet hiervoor echter geen aanleiding in het dossier. Het Functioneel Parket Afpakken heeft in het rapport standaardberekening en normen van 1 juni 2016 berekend dat de gemiddelde prijzen voor hennepstekken € 3,81 per stuk is. In het voordeel van veroordeelde is in het ontnemingsrapport uitgegaan van de verklaring van [medeveroordeelde] dat hij gemiddeld € 4,50 per hennepstek betaalde. Nu veroordeelde dit niet heeft onderbouwd, acht de rechtbank het niet aannemelijk geworden dat de prijzen voor de hennepstekken in werkelijkheid hoger lagen dan € 4,50 per stuk. Conform het ontnemingsrapport zal de rechtbank dan ook uitgaan van een inkoopprijs van € 4,50 per hennepstek. Dit komt neer op een totaal van (
753 planten x € 4,50=) € 3.388,50 per oogst.
Variabele kosten
Conform het ontnemingsrapport gaat de rechtbank voor de variabele kosten per oogst uit van een bedrag van
(€ 3,88 per stek x 753 planten =) € 2.921,64 per oogst. Dit bedrag is ook niet door de verdediging betwist.
Huisvestingskosten en kosten voor toekomstige advocaat
De verdediging heeft aangevoerd dat [medeveroordeelde] aan veroordeelde kosten à € 9.000,- per oogst voor de huisvesting en voor toekomstige advocaatkosten in mindering bracht op de omzet, waarna de winst tussen [medeveroordeelde] en veroordeelde werd verdeeld. De rechtbank acht dit aannemelijk, nu dit ook blijkt uit de in de telefoon van [medeveroordeelde] aangetroffen notitie over de kosten en de verdeling van de winst in
‘half april & mei’. De rechtbank ziet dat in deze notitie een kostenpost van € 9.000,- in mindering wordt gebracht voordat de winst tussen [medeveroordeelde] en veroordeelde werd verdeeld. [9]
Knipkosten
In het ontnemingsrapport wordt niets gerekend voor de kosten van knippers. De rechtbank acht het echter aannemelijk geworden dat gebruik werd gemaakt van knippers en hiervoor daadwerkelijk kosten zijn gemaakt. Dit leidt de rechtbank af uit de berichten die tussen veroordeelde en [medeveroordeelde] worden gestuurd, waarin meerdere malen wordt gesproken over de
dames’. [10] Daarnaast is in de telefoon van de veroordeelde een notitie aangetroffen over de kosten en de verdeling van de winst in
‘half april & mei’. Hierin worden ook kosten gerekend voor de
‘dames’. [11] De rechtbank gaat voor de berekening van de kosten van de knippers in het voordeel van veroordeelde uit van de standaardnorm uit het rapport van het Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 van € 2,- per plant. Dit is hoger dan het bedrag dat volgens de verdediging zou zijn betaald voor het knippen van de hennep. De totale kosten voor het knippen zijn dan per oogst: (
753 planten x € 2,- =) € 1.506,-.
Totale kosten per oogst
De totaal in mindering te brengen kosten per oogst worden op basis van het voorgaande als volgt berekend:
Afschrijvingskosten: € 450,-
Kosten hennepstekken: € 3.388,50
Variabele kosten: € 2.921,64
Kosten huisvesting en advocaat: € 9.000,-
Knippers: € 1.506,-
Totaal: € 17.266,14
Totale winst voor 7 oogsten
De totale winst voor de 7 oogsten worden op basis van het voorgaande als volgt berekend:
Winst per oogst
Opbrengst € 52.800,-
- de kosten per oogst € 17.266,14
Totaal € 35.533,86
Winst mislukte oogst in augustus 2017:
Opbrengst € 16.500,-
- de kosten per oogst € 17.266,14
Totaal - € 766,14
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op (
6 x € 35.533,86 - € 766,14 =)€ 212.437,06.
3.3
Toerekening van het voordeel
De veroordeelde is bij vonnis van 29 januari 2025 veroordeeld tot medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod. De rechtbank gaat, in het verlengde van dat bewijsoordeel in de strafzaak, ook in de ontnemingszaak ervan uit dat veroordeelde met de andere verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de baten van het bewezenverklaarde feit. Dit betekent dat het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel niet voor het volle bedrag, maar voor een gedeelte aan veroordeelde dient te worden toegerekend.
Veroordeelde voert aan dat hij 1/3e deel van de winst kreeg uitgekeerd van [medeveroordeelde] . De rechtbank acht dit aannemelijk, nu dit ook volgt uit de hiervoor genoemde notitie over de kosten en de verdeling van de winst van half april & mei. [12]
De rechtbank acht het aannemelijk dat veroordeelde voor de mislukte oogst in augustus 2017 geen winst uitgekeerd heeft gekregen, nu de kosten hoger waren dan de totale opbrengst van die oogst. Niet gebleken is dat veroordeelde in het verlies heeft bijgedragen zodat de rechtbank de winst voor die maand dan ook vaststelt op € 0,-.
Totale winst voor 7 oogsten:
6 x de winst per oogst à € 35.533,86 € 213.203,16
+ de winst per mislukte oogst € 0 -
Totale winst€ 213.203,16
De rechtbank stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op (
€ 213.203,20 x 1/3 =) € 71.067,72.
3.4
Betalingsverplichting
Overschrijding redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid van het EVRM is het recht van iedere veroordeelde gewaarborgd dat binnen een redelijke termijn op de ontnemingsvordering wordt beslist. Als aanvangsdatum van deze redelijk termijn neemt de rechtbank in dit geval 17 december 2019. Dit is de datum waarop veroordeelde bij de politie is gehoord en hem is medegedeeld dat een rapport wederrechtelijk verkregen voordeel zou worden opgemaakt. Als uitgangspunt voor de redelijke termijn geldt dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
Op grond van het hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn met bijna 3 jaar is overschreden. De rechtbank zal in overeenstemming met de door de verdediging en officier van justitie ingenomen standpunten de vast te stellen betalingsverplichting matigen met 20%.
De rechtbank stelt het bedrag dat door veroordeelde dient te worden betaald aan de staat, vast op
(€ 71.067,72 x 0,8=) € 56.854,18.

4.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 71.067,72;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
€ 56.854,18aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mrs. J.P. Killian en J.B. Duinkerken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2025.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij
2.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [medeveroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 143.
3.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [medeveroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 194 en pagina 199.
4.Een proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, genummerd PL0900-2019279392-2, pagina 30.
5.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [medeveroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 198, pagina 200 en pagina 210.
6.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoekswensen [medeveroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392, pagina 563.
7.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [medeveroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 213.
8.Een proces-verbaal van verhoor van [medeveroordeelde] op 14 november 2019, genummerd PL0900-2019279392-28, pagina 279.
9.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [medeveroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 168.
10.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [medeveroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 219, pagina 221 en pagina 228.
11.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [medeveroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 168.
12.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [medeveroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 168.