Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van 5 juni 2025, met 1 productie;
- de akte overlegging producties van De Alliantie, met 5 producties;
- de akte van De Alliantie.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de huurder, aangeduid als [eiseres], een verzoek ingediend bij de kantonrechter om vervangende toestemming voor het plaatsen van airco-units aan haar huurwoning, die zij huurt van de stichting De Alliantie. De Alliantie heeft dit verzoek afgewezen, wat de huurder onterecht vond. De procedure begon met een dagvaarding op 5 juni 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 13 juni 2025, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De kantonrechter moest eerst vaststellen of er sprake was van een spoedeisend belang bij de vordering van de huurder. De huurder stelde dat zij de airco-units vóór de zomer wilde plaatsen, wat door De Alliantie onvoldoende werd weersproken. De kantonrechter erkende het spoedeisend belang en ging over tot de inhoudelijke beoordeling.
De kantonrechter oordeelde dat De Alliantie op basis van artikel 7:215 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek het recht heeft om toestemming te weigeren voor veranderingen aan de buitenkant van het gehuurde. De Alliantie had ook een beleid dat het plaatsen van airco-units niet toestaat, omdat dit ingrijpende aanpassingen aan de woning met zich meebrengt, zoals het maken van gaten voor leidingen, wat risico's met zich meebrengt voor het onderhoud van het pand. De huurder voerde aan dat De Alliantie eerder had toegezegd toestemming te geven, maar de kantonrechter oordeelde dat deze toezegging niet meer geldig was, omdat een eerdere vaststellingsovereenkomst was ontbonden. Uiteindelijk wees de kantonrechter de vorderingen van de huurder af en veroordeelde haar in de proceskosten van De Alliantie, die op € 949,00 werden begroot.