ECLI:NL:RBMNE:2025:3089

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
11666007 MV EXPL 25-64 BS/43497
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor het plaatsen van airco-units door huurder

In deze zaak heeft de huurder, aangeduid als [eiseres], een verzoek ingediend bij de kantonrechter om vervangende toestemming voor het plaatsen van airco-units aan haar huurwoning, die zij huurt van de stichting De Alliantie. De Alliantie heeft dit verzoek afgewezen, wat de huurder onterecht vond. De procedure begon met een dagvaarding op 5 juni 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 13 juni 2025, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De kantonrechter moest eerst vaststellen of er sprake was van een spoedeisend belang bij de vordering van de huurder. De huurder stelde dat zij de airco-units vóór de zomer wilde plaatsen, wat door De Alliantie onvoldoende werd weersproken. De kantonrechter erkende het spoedeisend belang en ging over tot de inhoudelijke beoordeling.

De kantonrechter oordeelde dat De Alliantie op basis van artikel 7:215 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek het recht heeft om toestemming te weigeren voor veranderingen aan de buitenkant van het gehuurde. De Alliantie had ook een beleid dat het plaatsen van airco-units niet toestaat, omdat dit ingrijpende aanpassingen aan de woning met zich meebrengt, zoals het maken van gaten voor leidingen, wat risico's met zich meebrengt voor het onderhoud van het pand. De huurder voerde aan dat De Alliantie eerder had toegezegd toestemming te geven, maar de kantonrechter oordeelde dat deze toezegging niet meer geldig was, omdat een eerdere vaststellingsovereenkomst was ontbonden. Uiteindelijk wees de kantonrechter de vorderingen van de huurder af en veroordeelde haar in de proceskosten van De Alliantie, die op € 949,00 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
zaaknummer: 11666007 MV EXPL 25-64 BS/43497
Kort geding vonnis van 27 juni 2025
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E. Doornbos,
tegen:
de stichting
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen De Alliantie,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.J.M. Saelman.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 juni 2025, met 1 productie;
  • de akte overlegging producties van De Alliantie, met 5 producties;
  • de akte van De Alliantie.
1.2.
Op 13 juni 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in het gebouw van de rechtbank Midden-Nederland in Lelystad. Namens [eiseres] is haar partner de heer [A] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van [eiseres] mr. E. Doornbos. Namens De Alliantie is haar gemachtigde mr. J.J.M. Saelman verschenen. Saelman heeft het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat op de zitting is besproken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] huurt van De Alliantie een woning aan de [adres] in [plaats] . Zij heeft De Alliantie verzocht airco-units op de woning te mogen plaatsen. De Alliantie heeft dit verzoek afgewezen. [eiseres] vindt deze afwijzing onterecht. Zij vraagt in deze procedure daarom vervangende toestemming van de kantonrechter. De Alliantie is het daar niet mee eens. De kantonrechter geeft De Alliantie gelijk, hierna zal worden uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.

3.De beoordeling

Spoedeisend belang
3.1.
In dit kort geding moet de kantonrechter eerst beoordelen of [eiseres] een spoedeisend belang bij haar vordering heeft. Van een spoedeisend belang is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening nodig is en van [eiseres] niet kan worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. [eiseres] stelt dat zij er belang bij heeft om de airco-units vóór de zomer te kunnen plaatsen. De Alliantie heeft dit onvoldoende weersproken. De kantonrechter neemt het spoedeisend belang daarom aan en zal overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van het geschil.
Toetsingskader kort geding
3.2.
De kantonrechter moet in dit kort geding beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
De Alliantie mag de toestemming weigeren
3.3.
Op grond van artikel 7:215 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een verhuurder een huurder contractueel verbieden veranderingen aan de buitenkant van het gehuurde aan te brengen. In artikel 11.1 van de Algemene Huurvoorwaarden is opgenomen dat veranderingen aan de buitenzijde van de woning alleen met toestemming van De Alliantie mogen worden aangebracht. Tussen partijen is niet in geschil dat het plaatsen van airco-units leidt tot wijzigingen aan de buitenzijde van de woning.
3.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat het De Alliantie vrij om de gevraagde toestemming te weigeren. Zij heeft hier ook belang bij. De Alliantie heeft ter zitting uitgelegd waarom zij het plaatsen van airco-units niet toestaat. Zij voert daartoe aan dat de plaatsing van airco-units een aantal ingrijpende aanpassingen aan de woning vereist. Er moeten onder meer gaten worden gemaakt voor de doorvoer van leidingen in de gevel of het dak. Deze doorvoerpunten vormen een risico voor De Alliantie omdat zij de schil van het pand aantasten. Dit vergroot volgens De Alliantie de kans op lekkage en vergt daarnaast extra onderhoud. Ook wil De Alliantie voorkomen dat omwonenden geluidsoverlast ervaren van de airco’s. De Alliantie heeft daarom als beleid dat airco’s niet worden toegestaan. Zij heeft in de procedure een overzicht overgelegd waaruit blijkt dat zij dit beleid ook bij andere huurders volgt. [eiseres] heeft haar vraagtekens gezet bij dit overzicht, maar de kantonrechter ziet geen aanleiding om aan de juistheid van het overzicht te twijfelen.
3.5.
[eiseres] heeft nog naar voren gebracht dat De Alliantie eerder heeft toegezegd dat zij de benodigde toestemming voor het plaatsen van de airco-units zou krijgen, als zij daarvoor een verzoek zou indienen. Volgens [eiseres] kan De Alliantie daar nu niet meer op terugkomen. Dit argument kan [eiseres] niet helpen. [eiseres] baseert haar standpunt op een tussen haar en De Alliantie gesloten vaststellingsovereenkomst. Deze vaststellingsovereenkomst is bij vonnis van 14 februari 2024 ontbonden, omdat [eiseres] de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst zelf niet is nagekomen. De Alliantie is daarom niet langer gebonden aan de toezegging.
Conclusie
3.6.
Het voorgaande betekent dat De Alliantie de toestemming mocht weigeren. Dat betekent dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen.
Proceskosten
3.7.
[eiseres] moet de proceskosten (inclusief nakosten) van De Alliantie betalen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten van De Alliantie begroot op € 949,00 (tarief salaris gemachtigde € 814,00 en € 135,00 aan nakosten).

4.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van De Alliantie van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2025.