ECLI:NL:RBMNE:2025:308

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
16/012308-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na beroeps-/bedrijfsmatige hennepteelt

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een veroordeelde die betrokken was bij beroepsmatige hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de administratie die door de veroordeelde is aangeleverd, niet volledig en betrouwbaar is, waardoor deze niet als uitgangspunt kan dienen voor het vaststellen van de opbrengsten en kosten. De rechtbank heeft de administratie wel betrokken bij het vaststellen van het wederrechtelijk voordeel, maar heeft dit voordeel uiteindelijk geschat op € 508.199,59. Gezien de overschrijding van de redelijke termijn heeft de rechtbank de betalingsverplichting met 20% gematigd, wat resulteert in een te betalen bedrag van € 349.705,50 aan de Staat. De rechtbank heeft de ontnemingsmaatregel gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veroordeelde is aangesproken op het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepteelt. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1080 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/012308-20 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 januari 2025 op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [1966] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is aan de orde geweest op de terechtzittingen van 8 januari 2025 (inhoudelijk) en 15 januari 2025 (sluiting onderzoek). Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling heeft een schriftelijke conclusiewisseling plaatsgevonden tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen veroordeelde en mr. M.J. Schimmel, advocaat te Bussum, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie van 30 mei 2024 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel van € 851.607,96.
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting van 8 januari 2025 verder op het standpunt gesteld dat op veroordeelde een hoofdelijke verplichting rust tot betaling van het totale bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel, nu veroordeelde als hoofdverdachte moet worden aangemerkt en hij daardoor voor het volledige bedrag van de opbrengst verantwoordelijk moet worden gehouden. Gezien het tijdsverloop acht de officier van justitie de door de raadsman benoemde korting van 20% redelijk. Er resteert dan volgens de officier van justitie een hoofdelijke betalingsplicht van veroordeelde van
(€ 851.607,96 x 0,8 =)
€ 681.286,36.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de door veroordeelde bijgehouden administratie het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden vastgesteld op € 41.226,74. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de pleegperiode van vóór 2018. Indien de rechtbank van oordeel is dat veroordeelde ook in 2017 hennep heeft gekweekt, heeft veroordeelde hieruit een voordeel genoten van maximaal € 2.400,-.
De verdediging heeft verder een groot aantal standpunten ingenomen over de berekening van de opbrengsten en de kosten. Voor zover nodig, zal de rechtbank hierna ingaan op deze standpunten.
Gezien de overschrijding van de redelijke termijn lijkt de verdediging een vermindering van het ontnemingsbedrag van 20% gepast en geboden. Hierdoor zou de betalingsverplichting voor veroordeelde volgens de verdediging moeten worden vastgesteld op
(€ 41.226,74 x 0,8=) € 32.981,39.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De grondslag van de vordering
Op grond van een veroordeling voor een strafbaar feit kan een ontnemingsvordering worden toegewezen. Veroordeelde is bij vonnis van 29 januari 2025 van deze rechtbank, voor zover van belang, veroordeeld voor het volgende strafbare feit:
medeplegen van het in uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
in de periode van 1 februari 2017 tot en met 13 november 2019.
De grondslag voor de ontnemingsvordering is een veroordeling voor een strafbaar feit. Voor de vaststelling van het door de veroordeelde te betalen bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gekeken naar het voordeel dat hij heeft verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit dat de veroordeelde heeft begaan of andere strafbare feiten waarvan aannemelijk is dat veroordeelde deze heeft begaan (artikel 36e, lid 2 Wetboek van Strafrecht).
3.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het wederrechtelijk voordeel wordt berekend door de opbrengsten van de hennepkwekerij te verminderen met de kosten. De rechtbank neemt daarvoor – voor zover niet voldoende is betwist door de veroordeelde – tot uitgangspunt wat is opgenomen in het ontnemingsrapport. [1] Dit rapport heeft gebruik gemaakt van het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnen teelt onder kunstlicht' van het
Functioneel Parket Afpakken (voorheen BOOM) van 1 juni 2016, waarin standaardberekeningen en normen met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen bij binnen teelt onder kunstlicht zijn vermeld.
De rechtbank stelt voorop dat de ontnemingsmaatregel een reparatoir karakter heeft en beoogt de veroordeelde in de vermogenspositie te brengen waarin hij verkeerde vóór het plegen van het strafbare feit waaruit hij in de concrete omstandigheden daadwerkelijk voordeel heeft verkregen. Bij de bepaling van het voordeel dient te worden uitgegaan van het voordeel dat de veroordeelde daadwerkelijk heeft behaald.
De raadsman heeft aangevoerd dat de door de veroordeelde overgelegde administratie volledig inzicht geeft in de daadwerkelijke opbrengsten en kosten van de hennepkwekerij en deze daarom als uitgangspunt moet worden genomen voor het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Met betrekking tot de administratie overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank constateert dat er handgeschreven notities van veroordeelde in beslag zijn genomen en dat er notities in de in beslag genomen telefoon van veroordeelde zijn gevonden (hierna de ‘originele administratie’). Veroordeelde heeft tijdens het onderzoek zelf Excel-overzichten gemaakt die volgens veroordeelde zijn gebaseerd op de (handgeschreven) notities (hierna de ‘aangeleverde administratie’). De rechtbank stelt vast dat in die originele administratie concrete data ontbreken, zodat niet duidelijk is op welke periode de administratie ziet en of de administratie volledig is. Ook is het niet duidelijk waar alle bedragen op zien. In de aangeleverde administratie staan wel concrete data vermeld, maar daar zijn de inkomsten en uitgaven afgerond op hele bedragen en de bedragen zijn voor de rechtbank niet duidelijk te herleiden naar de originele administratie. Dat wekt de indruk dat niet steeds de exacte opbrengsten en kosten zijn opgenomen. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat het onvoldoende aannemelijk is dat de aangeleverde administratie volledig en betrouwbaar is en hierdoor als uitgangspunt dient te gelden voor het vaststellen van de opbrengsten en kosten. De rechtbank acht het daarnaast ook niet aannemelijk geworden dat alle kosten die de veroordeelde in de Excel-sheet heeft opgenomen ook daadwerkelijk door de veroordeelde zijn gemaakt, nu deze niet volledig voortvloeien uit de originele administratie en niet zijn onderbouwd met stukken zoals bijvoorbeeld facturen en aankoopbewijzen. De rechtbank ziet wel aanleiding om de administratie, voor zover deze op punten aannemelijk is geworden omdat aanknopingspunten in andere bronnen te vinden zijn, te betrekken bij het vaststellen van het wederrechtelijk voordeel. De rechtbank neemt daarom het ontnemingsrapport als uitgangspunt en zal hier gemotiveerd van afwijken indien daar op basis van het dossier en hetgeen door de verdediging is aangevoerd aanleiding voor is.
3.2.1.
De ontnemingsperiode en het aantal oogsten
In bovengenoemd strafvonnis is veroordeelde veroordeeld voor het medeplegen van de teelt van hennepplanten in de woning aan [adres] te [woonplaats] in de periode van 1 februari 2017 tot en met 13 november 2019.
In overeenstemming met hetgeen in het strafvonnis is overwogen, stelt de rechtbank op basis van de in het dossier opgenomen WhatsAppgesprekken tussen veroordeelde en [medeveroordeelde] vast dat tussen hen vanaf februari 2017 hennep-gerelateerde gesprekken plaatsvinden. [2] Vanaf maart 2017 wordt tussen veroordeelde en [medeveroordeelde] gesproken over het oogsten en verkopen van hennep. [3] De rechtbank acht het aannemelijk dat veroordeelde vanaf maart 2017 effectief is gaan oogsten en de hennep is gaan verkopen. Tot 13 november 2019 is dit een periode van ruim 132 weken. Conform het ontnemingsrapport gaat de rechtbank uit van een gemiddelde kweekcyclus van 10 weken per oogst, nu dit ook niet is betwist door de verdediging. Dit komt neer op 13 voltooide oogsten in totaal.
3.2.2.
Omvang en bruto opbrengst per oogst
In de hennepkwekerij stonden in totaal 753 hennepplanten verdeeld over vier kweekbakken. [4] De officier van justitie is bij het berekenen van de opbrengst per oogst, conform het ontnemingsrapport, uitgegaan van een opbrengst van 20,4816 kilo per oogst. In deze berekening wordt uitgegaan van een maximale oogst per plant, per oogst. De rechtbank acht het aannemelijk dat de opbrengst per oogst in werkelijkheid lager was. De rechtbank ziet in de Whatsappberichten tussen veroordeelde en [medeveroordeelde] dat meermaals tussen hen wordt gesproken over dat plantjes weggegooid konden worden, dat de kwaliteit slecht was of er bestrijdingsmiddelen moesten worden gekocht. [5] Verder ziet de rechtbank in de originele administratie van veroordeelde dat door de veroordeelde in ieder geval voor een bepaalde periode is bijgehouden wat de opbrengst per kweekbak is geweest, wat gemiddeld genomen ongeveer 4 kilo per kweekbak was. [6] Dit zou neerkomen op een opbrengst van in totaal 16 kilo per oogst voor de vier kweekbakken tezamen. De rechtbank zal dit als uitgangspunt nemen, omdat de rechtbank dit verder ook aannemelijk acht op basis van de in het dossier opgenomen Whatsappgesprekken tussen veroordeelde en [medeveroordeelde] .
In augustus 2017 wordt door veroordeelde naar [medeveroordeelde] gestuurd:
‘we kunnen er 5 leveren tegen 32’ (…) ‘Schoon geven ze 34’. [7] ‘32’en
‘34’correspondeert met de verkoopprijs waarvan veroordeelde heeft verklaard dat hij zijn hennep kon verkopen, te weten € 3.200,- tot € 3.400,- per kilo. [8] De rechtbank acht het aannemelijk geworden dat met het
‘aanleveren’van
‘5’wordt bedoeld dat de oogst in augustus slechts 5 kilo bedroeg.
De rechtbank gaat conform het ontnemingsrapport en de verklaring van veroordeelde uit van een gemiddelde kiloprijs van € 3.300,-.
De totale opbrengst per oogst is als dan volgt:
Oogst augustus 2017: 5kg x € 3.300,- = € 16.500,-
Overige oogsten per oogst: 16kg x € 3.300,- = € 52.800,-
3.2.3.
Kosten
Afschrijvingskosten
Zoals hiervoor overwogen vindt de rechtbank het niet aannemelijk geworden dat de aangeleverde administratie van veroordeelde een volledig en betrouwbaar beeld geeft van de werkelijk gemaakte kosten. Conform het ontnemingsrapport gaat de rechtbank daarom uit van € 450,- aan afschrijvingskosten per oogst.
Hennepstekken
Conform het ontnemingsrapport en de verklaring van veroordeelde zal de rechtbank uitgaan van een inkoopprijs van € 4,50 per hennepstek. [9] Dit komt neer op een totaal van (
753 planten x € 4,50=) € 3.388,50 per oogst.
Variabele kosten
Conform het ontnemingsrapport gaat de rechtbank voor de variabele kosten per oogst uit van een bedrag van
(€ 3,88 per stek x 753 planten =) € 2.921,64 per oogst.
Huisvestingskosten
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de kosten voor de huur van de woning aan [adres] als kosten dienen te worden meegenomen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De kosten staan namelijk in rechtstreeks verband met de hennepkwekerij, nu veroordeelde alleen in die woning bleef wonen door de hennepkwekerij.
Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de door de veroordeelde betaalde huurpenningen niet voor aftrek in aanmerkingen komen. Alleen de voor het gepleegde feit extra gemaakte kosten kunnen in mindering worden gebracht, ofwel alleen kosten die niet gemaakt zouden zijn als de illegale activiteiten niet waren gepleegd. De door veroordeelde betaalde huurpenningen zijn ook betaald met het oog op legale activiteiten, te weten huisvesting. Dit zou slechts anders zijn indien de woning enkel en alleen is gehuurd voor gebruik voor hennepkweek. Daarvan was, zoals gezegd, geen sprake. Daar komt bij dat veroordeelde de woning ook al huurde in de periode voordat hij besloot om hennep in de woning te gaan telen.
Knipkosten
In het ontnemingsrapport wordt niets gerekend voor de kosten van knippers. De rechtbank acht het echter aannemelijk geworden dat gebruik werd gemaakt van knippers en hiervoor daadwerkelijk kosten zijn gemaakt. Dit leidt de rechtbank af uit de berichten die tussen veroordeelde en [medeveroordeelde] worden gestuurd, waarin meerdere malen wordt gesproken over de
‘dames’. [10] Daarnaast is in de telefoon van de veroordeelde een notitie aangetroffen over de kosten en de verdeling van de winst in
‘half april & mei’. Hierin worden ook kosten gerekend voor de
‘dames’. [11] De rechtbank gaat voor de berekening van de kosten van de knippers uit van de standaardnorm uit het rapport van het Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 van € 2,- per plant. De totale kosten voor het knippen zijn dan per oogst: (
753 planten x € 2,- =) € 1.506,-.
Totale kosten per oogst
De totaal in mindering te brengen kosten per oogst worden op basis van het voorgaande als volgt berekend:
Afschrijvingskosten: € 450,-
Kosten hennepstekken: € 3.388,50
Variabele kosten: € 2.921,64
Knippers: € 1.506,-
Totaal: € 8.266,14
Totale winst voor 13 oogsten
De totale winst voor de 13 oogsten worden op basis van het voorgaande als volgt berekend:
Winst per oogst
Opbrengst € 52.800,-
- de kosten per oogst € 8.266,14
Totaal € 44.533,86
Winst mislukte oogst in augustus 2017:
Opbrengst € 16.500,-
- de kosten per oogst € 8.266,14
Totaal € 8.233,86
Totale winst voor 13 oogsten:
12 x de winst per oogst à € 44.533,86 € 534.406,32
+ de winst per mislukte oogst € 8.233,86
Totale winst€ 542.640,18
Kosten voor elektra
De raadsman voert aan dat de kosten die veroordeelde aan Liander heeft betaald voor de illegaal afgenomen elektriciteit als kosten dienen te worden verrekend in het wederrechtelijk verkregen voordeel. De raadsman heeft ter onderbouwing een e-mail van Liander aan veroordeelde overgelegd van een gemaakte betalingsregeling met Liander.
De rechtbank stelt vast dat door Liander is berekend dat veroordeelde voor de illegaal afgenomen elektriciteit in totaal € 36.908,26 aan hen verschuldigd is. [12] Uit de overgelegde e-mail over de betalingsregeling blijkt dat van dat bedrag nog een factuur van € 2.467,67 openstaat. De rechtbank is van oordeel dat hiermee voldoende aannemelijk is geworden dat veroordeelde een bedrag van (
€ 36.908,26 - € 2.467,67 =) € 34.440,59 aan kosten heeft gemaakt voor elektra.
3.2.4.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
Totale winst: € 542.640,18
- kosten elektra: € 34.440,59
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel:€ 508.199,59
De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 508.199,59.
3.3
Toerekening van het voordeel
De veroordeelde is bij vonnis van 29 januari 2025 veroordeeld tot medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod. De rechtbank gaat, in het verlengde van dat bewijsoordeel in de strafzaak, ook in de ontnemingszaak ervan uit dat veroordeelde met de andere verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de baten van het bewezenverklaarde feit. Dit betekent dat het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel niet voor het volle bedrag, maar voor een gedeelte aan veroordeelde dient te worden toegerekend.
Betaling aan [medeveroordeelde]
is van 1 februari 2017 tot en met 23 juli 2018 als medepleger betrokken geweest bij de hennepkwekerij. Zoals hiervoor overwogen neemt de rechtbank als uitgangspunt dat vanaf maart 2017 is gestart met het oogsten en verkopen van hennep. [medeveroordeelde] is dan ruim 72 weken betrokken geweest bij de hennepkwekerij, wat neerkomt op 7 oogsten met een kweekcyclus van 10 weken. De rechtbank acht het aannemelijk geworden dat [medeveroordeelde] winst uitgekeerd heeft gekregen van veroordeelde voor de oogsten waarbij hij betrokken was. Dit volgt uit de verklaring van veroordeelde op de terechtzitting en daarnaast leidt de rechtbank uit de hiervoor genoemde notitie over de kosten en de verdeling van de winst van half april en mei af dat veroordeelde aan [medeveroordeelde] van de
nettoopbrengst 1/3e deel uitkeerde als winst. De rechtbank maakt uit deze notitie op dat door veroordeelde ook een kostenpost van € 9.000,- in mindering wordt gebracht voordat de winstverdeling tussen veroordeelde en [medeveroordeelde] werd berekend. [13]
De kosten die door veroordeelde werden gerekend per oogst voordat hij het winstdeel van [medeveroordeelde] bepaalde komen dan neer op het volgende:
Kosten gerekend door veroordeelde: € 9.000,-
Afschrijvingskosten: € 450,-
Kosten hennepstekken: € 3.388,50
Variabele kosten: € 2.921,64
Knippers: € 1.506,-
Totaal: € 17.266,14
De rechtbank acht het aannemelijk dat veroordeelde aan [medeveroordeelde] per oogst een winst uitkeerde van (
€ 52.800,00 - € 17.266,14 x 1/3=) € 11.844,62.
De rechtbank acht het verder aannemelijk dat veroordeelde aan [medeveroordeelde] voor de mislukte oogst in augustus 2017 geen winst heeft uitgekeerd , nu de in rekening gebrachte kosten hoger waren dan de totale opbrengst van die oogst (
€ 16.500,00 - € 17.266,14=
- € 766,14).
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het bedrag dat veroordeelde heeft uitbetaald aan [medeveroordeelde] vast op (
6 oogsten x € 11.844,62=) € 71.067,72. Deze betaling aan [medeveroordeelde] wordt van het totaal door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel afgetrokken.
De rechtbank stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op (
508.199,59 - 71.067,72 =) € 437.131,87.
3.3
Betalingsverplichting
Overschrijding redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid van het EVRM is het recht van iedere veroordeelde gewaarborgd dat binnen een redelijke termijn op de ontnemingsvordering wordt beslist. Als aanvangsdatum van deze redelijk termijn neemt de rechtbank in dit geval 31 januari 2020. Dit is de datum waarop onder veroordeelde conservatoir beslag is gelegd, met als vermelde grondslag onder andere de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Als uitgangspunt voor de redelijke termijn geldt dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
Op grond van het hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn met bijna 3 jaar is overschreden. De rechtbank zal in overeenstemming met de door de verdediging en officier van justitie ingenomen standpunten de vast te stellen betalingsverplichting matigen met 20%.
De rechtbank stelt het bedrag dat door veroordeelde dient te worden betaald aan de staat, vast op
(€ 437.131,87 x 0,8 =) € 349.705,50.

4.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 437.131,87;
- legt de veroordeelde
de verplichting op tot betaling van € 349.705,50aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mrs. J.P. Killian en J.B. Duinkerken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2025.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij
2.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [veroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 143.
3.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [veroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 194 en pagina 199.
4.Een proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, genummerd PL0900-2019279392-2, pagina 30.
5.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [veroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 198, pagina 200 en pagina 210.
6.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoekswensen [veroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392, pagina 563.
7.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [veroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 213.
8.Een proces-verbaal van verhoor van [veroordeelde] op 14 november 2019, genummerd PL0900-2019279392-28, pagina 279.
9.Een proces-verbaal van verhoor van [veroordeelde] op 15 november 2019, genummerd PL0900-2019279392-38, pagina 285.
10.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [veroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 219, pagina 221 en pagina 228.
11.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [veroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 168.
12.Een geschrift, te weten een aangifte van Liander, pagina 109.
13.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [veroordeelde] , genummerd PL0900-2019279392-42, pagina 168.