ECLI:NL:RBMNE:2025:306

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
16.154063.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring van gevaar op de weg door verkeersfout

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 mei 2022 in Laren een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte passeerde een rood verkeerslicht, wat leidde tot een botsing met een motorrijder, die als gevolg van deze aanrijding fors letsel opliep, waaronder een gecompliceerde voetbreuk en een verbrijzelde teen. De rechtbank heeft het primair ten laste gelegde, roekeloos rijden, niet bewezen geacht en de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, de rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt door het negeren van het verkeerslicht, wat in strijd is met artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 40 uur opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.154063.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. M. Kamper, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Schimmel, advocaat te Bussum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er op neer dat verdachte:
primair:op 22 mei 2022 in Laren een verkeersongeval heeft veroorzaakt door roekeloos, zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, waardoor bij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (een gecompliceerde voetbreuk en verbrijzelde teen) is ontstaan,
subsidiairten laste gelegd als het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg als bestuurder van een voertuig.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, in die zin dat er een verkeersongeval is veroorzaakt door verdachte, doordat hij aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. De standpunten van de raadsman worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en worden opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
Bewijsoverwegingen
De uit de bewijsmiddelen voortvloeiende feiten en omstandigheden
Vast staat dat er op 22 mei 2022 te Laren op de Hilversumseweg een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij de personenauto die verdachte bestuurde in aanraking is gekomen met een motor die werd bestuurd door [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). [slachtoffer] heeft door dit verkeersongeval fors letsel opgelopen (een gecompliceerde voetbreuk, een verbrijzelde grote teen). De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of dit verkeersongeval is veroorzaakt door verdachte, en of dit kan worden gekwalificeerd als een strafbaar feit zoals dat primair, dan wel subsidiair ten laste is gelegd.
Het vaststellen van de feiten en omstandigheden in deze zaak zal de rechtbank vooral moeten doen aan de hand van verklaringen van personen die op dat moment bij die verkeerssituatie aanwezig waren en daar een verklaring over hebben afgelegd. Er is geen verkeersongevallenanalyse uitgevoerd, zoals men dat veelal ziet in zaken waar een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waar een verdachte zich voor moet verantwoorden.
Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat het verkeerslicht groen licht uitstraalde toen hij de kruising op reed. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de voor het bewijs gebruikte getuigenverklaringen echter dat verdachte de kruising op reed, terwijl het verkeerslicht voor hem rood licht uitstraalde. Uit de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] volgt immers dat verdachte het stoplicht passeerde, terwijl deze voor hem op dat moment rood licht uitstraalde. Getuige [getuige 3] , die achter de motorrijder stond te wachten bij het verkeerslicht, heeft juist verklaard dat de motorrijder rustig opreed toen het licht voor hem groen uitstraalde. Dit volgt ook uit de verklaring van [slachtoffer] , die na het passeren van het groene licht in een flits het voertuig van verdachte ziet, dat hem met een harde klap raakt. De verkeerssituatie aldaar sluit uit dat het verkeerslicht voor zowel verdachte als [slachtoffer] groen licht uitstraalde.
Hoewel in de tenlastelegging diverse gedragingen van verdachte zijn opgesomd, en de verkeersregels die hij daarmee zou hebben overtreden, komt het er in de kern op neer dat hem één verwijt kan worden gemaakt: doordat verdachte het verkeerslicht passeerde toen dit voor hem rood licht uitstraalde, heeft hij een verkeersongeval veroorzaakt door in botsing te komen met een motorrijder. Schattingen die getuigen hebben gemaakt van de snelheid waarmee verdachte zou hebben gereden, laat de rechtbank buiten beschouwing, omdat die snelheid niet objectief is vastgesteld. Verder is van bijkomende verkeersfouten of feiten en omstandigheden die het rijgedrag van verdachte negatief zouden kunnen beïnvloeden niet gebleken. Bij een gebrek aan overige objectief vast te stellen feiten en omstandigheden, kan de kern van het aan verdachte te maken verwijt geen (gradatie van) schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW) opleveren. Er zijn simpelweg onvoldoende (objectieve) gegevens om vast te kunnen stellen dat sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van verkeersregels.
Conclusies
Vrijspraak primair
Het hiervoor overwogene brengt met zich dat verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring subsidiair (artikel 5 WVW)
De bewezenverklaarde gedragingen brengen echter wel met zich dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt als bedoeld in artikel 5 WVW. Het betreft een kruispunt met verkeerslichten waarbij naar meerdere richtingen kan worden voorgesorteerd. Bovendien was dit overdag waarbij zich meerdere voertuigen op/nabij die kruising bevonden (verdachte passeerde eerst diverse voertuigen die op de middelste rijstrook stonden, dus dit was voor hem ook kenbaar). Onder die omstandigheden levert het door rood licht rijden gevaar op (dat zich ook heeft verwezenlijkt) als bedoeld in artikel 5 WVW. Bovendien werd het overige verkeer daardoor (vervolgens) gehinderd. De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder paragraaf 5 is omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair:
op 22 mei 2022 te Laren, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Hilversumseweg en de kruising van de Hilversumseweg met de Vredelaan,
- niet is gestopt voor een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat rood

licht uitstraalde en

- vervolgens voornoemde kruising met onverminderde snelheid is opgereden en is overgestoken en
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, van heeft vergewist dat

voornoemde kruising vrij was van verkeer en

- daarbij geen voorrang heeft verleend aan een voor zijn, verdachtes, van rechts
komende motorrijder, terwijl het verkeerlicht voor de bestuurder van voornoemde
motor op dat moment groen licht uitstraalde en
- vervolgens niet heeft afgeremd en/of niet is uitgeweken voor voornoemde motorrijder

en

- vervolgens in botsing is gekomen met voornoemde motorrijder,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (hierna: OBM) voor de duur van 4 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de meewerkende en open proceshouding van verdachte, dat de verzekeraar – in geval van een veroordeling – de schade in de toekomst wellicht op verdachte zal verhalen en het gegeven dat er pas (te) laat een berechting plaatsvindt in deze zaak. Indien de rechtbank tot een veroordeling voor artikel 5 WVW komt, wordt verzocht een lagere taakstraf op te leggen dan is gevorderd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Door een verkeersfout van verdachte – hij heeft een verkeerslicht gepasseerd terwijl dat voor hem rood licht uitstraalde – is gevaar en hinder op de weg veroorzaakt. Het gevaar heeft zich daadwerkelijk verwezenlijkt. Er ontstond een verkeersongeval, namelijk een botsing met motorrijder [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft als gevolg van deze botsing fors letsel opgelopen (een gecompliceerde voetbreuk, een verbrijzelde grote teen). Over het moment van de botsing heeft [slachtoffer] verteld dat de auto van verdachte hem met een harde klap raakte, dat hij zijn motor over het asfalt hoorde schrapen en dat hij toen de hele wereld zag draaien, met een helse pijn aan zijn voet tot gevolg. Hij is met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht en heeft daar een dag verbleven. Uit de medische stukken volgt dat [slachtoffer] langere tijd niet heeft kunnen werken en nadien nog meerdere keren naar het ziekenhuis is geweest en fysiotherapie heeft ondergaan. Het gevaar dat verdachte op de weg heeft veroorzaakt heeft voor [slachtoffer] onmiskenbaar nare en langdurige gevolgen gehad.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 3 juni 2024 (hierna: het uittreksel). Hieruit volgt dat verdachte enkele malen is veroordeeld ter zake van verkeersdelicten. Ten aanzien van één van die veroordelingen is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing (de veroordeling op het uittreksel van 14 mei 2024).
- hetgeen verdachte heeft verteld over hoe het nadien, na het verkeersongeval, met hem is gegaan en dat hij heeft verteld veel spijt te hebben van wat er is gebeurd en van de gevolgen voor het slachtoffer. Verdachte is daarin oprecht overgekomen op de rechtbank.
De op te leggen straf
De gevolgen van de door verdachte gemaakte verkeersfout zijn groot voor [slachtoffer] , zoals hiervoor ook is beschreven. Ook voor verdachte heeft dit vervelende gevolgen gehad. Hij is nu voorzichtig positief en probeert het leven weer op te pakken en aan het werk te gaan.
Het is niet per definitie zo dat de aard van de gevolgen doorslaggevend zijn voor de op te leggen straf. Bij het bepalen van de op te leggen straf moet de rechtbank kijken naar de aard van de door verdachte gemaakte verkeersfout. Hetgeen de rechtbank bewezen heeft geacht, namelijk het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg, levert een overtreding en geen misdrijf op. Hier staan andere (lichtere) straffen op dan wanneer de rechtbank het primair ten laste gelegde, een misdrijf, bewezen had verklaard. De mate van schuld aan het verkeersongeval was dan immers groter geweest.
Om tot een passende straf te komen, heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en de richtlijnen die het Openbaar Ministerie (de rechtbank heeft zelf geen richtlijnen voor artikel 5 WVW) hanteert. Daarnaast moet de rechtbank in deze zaak rekening houden met artikel 63 Sr en een overschrijding van de redelijke termijn. Een verdachte heeft er recht op om binnen een redelijke termijn te worden berecht, namelijk een eindvonnis binnen 2 jaar nadat verdachte wist dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. Dit betekent dat er eind mei 2024 een eindvonnis had moeten zijn en dat de redelijke termijn dus met 8 maanden is overschreden. Dit zal de rechtbank door laten werken in de op te leggen straf, in die zin, dat dit zijn doorwerking vindt in de aan verdachte op te leggen taakstraf. Omdat artikel 63 van toepassing is, zal er nu geen OBM worden opgelegd.
De rechtbank komt, dit alles in aanmerking nemend, tot een taakstraf voor de duur van 40 uur, bij niet (of niet naar behoren) verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, mr. N. van Esch en mr.
S.R. Hagen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2025.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat het vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primairhij, op of omstreeks 22 mei 2022, te Laren, althans in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Hilversumseweg en/of de kruising van de
Hilversumseweg met de Vredelaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- niet te stoppen voor een in zijn, verdachts, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat
rood licht uitstraalde en/of
- (vervolgens) voornoemde kruising (met verhoogde, althans met onverminderde
snelheid) op te rijden en/of over te steken en/of
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, van te vergewissen dat
voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of
- (daarbij) geen voorrang te verlenen aan een voor zijn, verdachte, van rechts
komende motorrijder, terwijl het verkeerlicht voor de bestuurder van voornoemde
motor op dat moment groen licht uitstraalde en/of
- (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet,
althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor voornoemde motorrijder en/of
- (vervolgens) in botsing te komen met voornoemde motorrijder,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
gecompliceerde voetbroek en/of een verbrijzelde teen, of zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van
de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair:hij, op of omstreeks 22 mei 2022, te Laren, althans in Nederland, als bestuurder van
een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Hilversumseweg
en/of de kruising van de Hilversumseweg met de Vredelaan,
- niet is gestopt voor een in zijn, verdachts, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat rood
licht uitstraalde en/of
- (vervolgens) voornoemde kruising (met verhoogde, althans met onverminderde
snelheid) is opgereden en/of is overgestoken en/of
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, van heeft vergewist dat
voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of
- (daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een voor zijn, verdachte, van rechts
komende motorrijder, terwijl het verkeerlicht voor de bestuurder van voornoemde
motor op dat moment groen licht uitstraalde en/of
- (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet,
althans niet tijdig en/of voldoende is uitgeweken voor voornoemde motorrijder
en/of
- (vervolgens) in botsing is gekomen met voornoemde motorrijder,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.