ECLI:NL:RBMNE:2025:305

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
16/226120-24 en 13/654014-17 (herroeping v.i.) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling en bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

Op 7 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van meerdere bedreigingen en het onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 24 januari 2025, waar de officier van justitie, mr. N. Schipper, en de raadsman, mr. V.R.C. Shukrula, aanwezig waren. De verdachte, geboren in 1997 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het bedreigen van zijn ex-partner en het onttrekken van hun minderjarige kind aan het wettig gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier maanden, terwijl de verdediging vroeg om een straf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bedreigingen, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van het onttrekken van de minderjarige aan het wettig gezag, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van het voorarrest, en herroept de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte gedeeltelijk. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen ernstig waren en dat de verdachte zich in een voorwaardelijke invrijheidstelling bevond toen hij deze feiten pleegde, wat zijn gedrag verergerde. De rechtbank heeft ook een telefoon van de verdachte verbeurd verklaard, die was gebruikt bij het plegen van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/226120-24 en 13/654014-17 (herroeping v.i.) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon en/of verblijfplaats hier te lande,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. N. Schipper en van wat de raadsman mr. V.R.C. Shukrula, advocaat te Amsterdam, namens verdachte, naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van wat de deskundige D. Sebregts, reclasseringswerker bij Fivoor, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 juli 2024 tot en met 10 juli 2024 in Almere [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en/of met opzetverkrachting;
feit 2
in de periode van 10 juli 2024 tot en met 11 juli 2024 in Almere en/of Purmerend opzettelijk de minderjarige [minderjarige] heeft onttrokken aan het wettig gezag en/of opzicht;
feit 3
in de periode van 29 juli 2023 tot en met 16 juni 2024 in Almere [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft gevorderd om verdachte van het onder 2 tenlastegelegde feit vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde feit. Hij heeft zich met betrekking tot de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 2
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zijn minderjarige zoon opzettelijk heeft onttrokken aan het wettig gezag zoals onder feit 2 ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt hiertoe dat aangeefster bij de rechter-commissaris is teruggekomen op delen van haar eerdere verklaring. Zo had zij eerder niet verklaard dat het niet tegen de afspraak was dat verdachte alleen was met zijn zoon. Verder blijkt uit het onderzoek naar de telefoon van verdachte dat hij ten tijde van het incident actief contact heeft opgenomen met aangeefster.
De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 2 ten laste gelegde feit vrijspreken.
4.3.2
Bewezenverklaring feiten 1 en 3
Bewijsmiddelen [1]
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de feiten bekend. De raadsman heeft hiervoor geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juli 2024, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [2] ;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 juli 2024, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [3] ;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met fotobijlage door [slachtoffer] van 10 juli 2024, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [4] ;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage van verbalisant [verbalisant 1] van 15 juli 2024, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [5] ;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 18 juli 2024, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [6] ;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige] van 12 juli 2024, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [7] ;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 12 juli 2024, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [8] .
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één feit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 juli 2024 tot en met 10 juli 2024 in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met opzetverkrachting, door die [slachtoffer] meermalen dreigend de woorden toe te voegen:
- “ik vermoord je. Ik ga je dood maken dat je het alvast weet. Goed”,
- “ik bepaal wanneer jij dood gaat”,
- “ik wil het zien met mijn ogen snap je, ik wil zien dat je lijdt snap je, ik wil het zien. Want ik krijg geen rust door wat je me allemaal hebt aangedaan snap je. Ik krijg geen rust en je praat kanker lijp je gaat zien wat er met jou gaat gebeuren. Je gaat

zien wat voor moois er voor jou in de toekomst is. Je gaat zien broer”,

- “als jij ooit iemand in de buurt brengt van mijn kind, ik hang jou op aan de Amsterdamse bos, je weet het. Geen mensen in zijn buurt brengen en als je dat al hebt gedaan dan ben je bij deze al dood. Je gaat er achter komen, tjalla, dan ben je bij deze alvast dood, je kan je eigen graf graven”,
- “ik kan niet wachten totdat ik je weer in mijn handen heb, ik ga je neuken. Wolla ik ga je neuken. Als ik je pak, ik ga je neuken. Als ik je pak, kan niet wachten tot ik je in mijn handen heb, ga je neuken. Wolla op m’n kind. Ik ga je neuken als ik jou pak, ik ga je neuken broer, ik ga je neuken. Ik kan niet wachten tot ik je weer in mijn handen heb, ik ga je neuken in je kanker kont. Je gaat zien. Wacht tot ik je pak, ik ga je neuken jongen, wacht tot ik je pak, wacht wacht”,
- "je kan je eigen graf alvast graven. Moest je maar eerlijk zijn. 2x grote fout, deze is fataal. Je mag doen en laten wat je wilt. Deze x ga je de consequenties aanvaarden. Je wou dood toch. Is goed jij gaat nooit leven met mijn zoon en een andere man,

schat",

- "begin je graf te graven. Want of jij gaat dood of hij gaat bij witte mensen. Dat allemaal omdat je niet eerlijk wil zijn. En niemand gaat je kunnen helpen. 5 jaar 10 jaar 2 maanden 1 jaar, leven dood ik kom voor je",
- "ik ga jou vermoorden",
- "als er iets gebeurd bij je huis dan ben ik het ja",
- "aan alle kanten ga ik je kapot maken na wat je nu doet met mijn kind van me weghouden en een andere man wel in zijn buurt nu, jij bent gek",
- "weggaan met mijn kind en een andere naahhh man your dead. Mors dood", en/of
- "ik vermoord je als ik je pak. Weet al met wie je bent, maak je dood. Je hebt geen kanker respect toch is goed je gaat zien jeda",

en

door die [slachtoffer] , via haar moeder, te weten [getuige] , dreigend de woorden toe te voegen:
- "als zij met een andere persoon is, vermoord ik haar",
- "als zij met een andere persoon is met mijn zoon, begraaf ik haar", en/of
- "ik begraaf haar levend als zij met iemand anders is, samen met mijn zoon";
feit 3
in de periode van 29 juli 2023 tot en met 16 juni 2024 in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
- "ik zeg toch houd je kkr bek toch of niet, houd je kkr bro. Voor ik je mppp hoofd kapot sla. Je gaat zien wat ik met je ga doen, je wil stoer doen",
- "ik ga je hele kkr leven nu ruïneren. Als je niet luistert naar mij, ga je het zien. We gaan nog erger dan vorig jaar. Ik wil dat jij niks doet, je leven haat. Ga je kkkr hard tuieren vanaf nu niemand gaat je kunnen helpen niemand kan niks doen",
- "ik vermoord jou met mijn eigen handen, als dit niet werkt. Jij gaat niet met [minderjarige] met iemand anders leven. Ook niet als ik dood ben",
- "als jij met een andere jongen praat, vermoord ik je, jij gaat niet met iemand anders praten en als je dat wel doet, maak ik je mors dood", en/of
- "maak je dood als ik eruit. Als ik na gevangenis ga toch. Je gaat zien. Jouw schuld. Vriend maak je dood".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feiten 1 en 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling en opzetverkrachting, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte ten aanzien van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zijn ex-partner - de moeder van zijn kind - ongeveer een jaar lang bedreigd met de dood, verkrachting en zware mishandeling, door haar te bellen en berichten te sturen. Hierbij heeft hij het niet gelaten. Hij heeft het slachtoffer ook nog eens via haar moeder bedreigd, telefonisch en door naar de woning van de familie van het slachtoffer te gaan. De bedreigingen waren intens, indringend en respectloos. Het gemene van (doods)bedreigingen is, dat het slachtoffer nooit weet of ze ook uitgevoerd zullen worden. Verdachte heeft zich hier niks van aangetrokken. De grote impact van zijn handelen blijkt uit de aangifte en de getuigenverklaring van de moeder. Het slachtoffer en haar familie hebben zich zeer onveilig gevoeld.
De rechtbank oordeelt dat het gedrag van verdachte zeer kwalijk en onacceptabel is. Verdachte liep nota bene in een voorwaardelijke invrijheidstelling toen hij deze feiten pleegde. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 8 januari 2025;
  • een reclasseringsrapport ten behoeve van de rechtszitting van 10 januari 2025, opgemaakt door reclasseringswerkers M. Stoutenburg en D. Sebregts van Fivoor;
  • een reclasseringsrapport ten behoeve van de raadkamer voorlopige hechtenis van 27 augustus 2024, opgemaakt door reclasseringswerker L. Baltus van Fivoor.
Uittreksel uit de Justitiële Documentatie
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 januari 2025 blijkt dat verdachte niet recent voor vergelijkbare strafbare feiten is veroordeeld. Wel is verdachte in 2018 en 2019 veroordeeld voor een poging overval met geweld, diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Reclasseringsrapporten
De rechtbank heeft kennisgenomen van meerdere rapporten. Hieruit blijkt dat verdachte zich inmiddels heeft onttrokken aan het toezicht. Hij is volledig onbereikbaar geworden voor de reclassering. De deskundige heeft op zitting desgevraagd aangegeven dat het erop lijkt dat verdachte het maatschappelijk niet zo slecht doet, maar dat er geen vertrouwen meer is het slagen van een toezichtstraject. De risico’s op recidive en het onttrekken aan voorwaarden worden als hoog ingeschat. Gelet hierop adviseert de reclassering bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat mede vanuit een oogpunt van normbevestiging, vergelding en generale preventie een gevangenisstraf gerechtvaardigd is. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten, zoals die blijkt uit wat hiervoor is overwogen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank ziet in het licht van de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten geen reden om de gevangenisstraf deels in voorwaardelijke vorm op te leggen. De voorwaardelijke invrijheidstelling – waarover onder punt 10 meer – heeft verdachte er niet van kunnen weerhouden om strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft er tegen die achtergrond geen vertrouwen in dat een voorwaardelijk kader meerwaarde biedt.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere bedreigingen tegen zijn ex-partner, onder meer begaan terwijl hij in een voorwaardelijke invrijheidstelling liep en dus een gewaarschuwd man was.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het volgende in beslag genomen voorwerp verbeurd verklaren:
- een telefoon van het merk Apple, type iPhone 14, omschrijving: PL0900-2024217958-3374539.
Met behulp van dit voorwerp zijn de bewezen verklaarde feiten begaan.

10.HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSSTELLING

Verdachte is op 27 februari 2018 door de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van 41 maanden en op 3 april 2019 door het gerechtshof Amsterdam tot een gevangenisstraf van 4 jaren. Ten aanzien van deze straffen is op 21 april 2022 voorwaardelijke invrijheidsstelling verleend. Deze beslissing is op 26 april 2022 aan verdachte betekend. De periode van voorwaardelijke invrijheidstelling als bedoeld in artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht bedraagt 897 dagen.
10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat hij toewijzing niet opportuun acht. Verdachte deed het sinds zijn vrijlating - afgezien van wat speelt in onderhavige zaak - goed in zijn leven. Hij heeft een muziekcarrière en die gaat goed. Maar als verdachte vast komt te zitten, zal hij zijn contract bij [naam] verliezen. Daarnaast ziet het bewezenverklaarde volgens de raadsman op andersoortige feiten dan waarvoor hij destijds is veroordeeld. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling moet worden verlengd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat nu de veroordelingen vóór 1 juli 2021 zijn uitgesproken de oude voorwaardelijke invrijheidsstelling-regeling van toepassing is.
Artikel 15a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (oud) bepaalt dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling geschiedt onder de algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Volgens artikel 15g van het Wetboek van Strafrecht (oud) kan de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel of gedeeltelijk worden herroepen indien de veroordeelde de daaraan verbonden voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Verdachte heeft immers de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten gepleegd en heeft zich daarmee niet gehouden aan de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het verlengadvies voorwaardelijke invrijheidstelling van 8 januari 2025 van Fivoor. In dit rapport wordt door de reclasseringswerker aangegeven dat zij in het gedrag van verdachte geen aanleiding ziet voor verlenging van de proeftijd. Ondanks het feit dat de reclasseringswerker risico’s ziet op verschillende gebieden adviseert zij geen verlenging van de proeftijd. Zij is van mening dat verlenging van het toezicht niet meer zal bijdragen aan gedragsverandering en risicobeperking. Verdachte toont geen volledige openheid van zaken en heeft geen verslavingsproblematiek. De rechtbank neemt dit advies over en onderschrijft de conclusies.
De rechtbank is van oordeel dat nu verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden en er geen reden is om de proeftijd te verlengen, de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling op zijn plaats is.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de feiten waar de voorwaardelijke invrijheidstelling op ziet, berovingen betreffen waarbij door verdachte en zijn mededaders met geweld is gedreigd. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich in de onderhavige zaak schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen. In zoverre is geen sprake van andersoortige feiten. De rechtbank neemt wel in aanmerking dat de context van de onderhavige feiten een andere is, namelijk de relationele sfeer. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de feiten waarop de voorwaardelijke invrijheidstelling ziet van geruime tijd geleden dateren. Hoewel de consequenties van het niet naleven van de voorwaarden geheel voor rekening en risico van verdachte komen, zal de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte slechts gedeeltelijk herroepen. De rechtbank acht het namelijk niet passend om hem, gelet op al het voorgaande, waaronder de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zo een lange tijd opnieuw naar de gevangenis te sturen.
Alles afwegende zal de rechtbank de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor één jaar toewijzen en voor het overige afwijzen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie (3) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
o een telefoon van het merk Apple, type iPhone 14, omschrijving: PL0900-2024217958-3374539;
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling met v.i.-nummer 13/654014-17
- wijst de vordering tot herroeping gedeeltelijk toe;
- gelast dat een deel van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten één jaar, alsnog moet worden ondergaan;
- wijst de vordering tot herroeping voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mrs. V.A. Groeneveld en M. Rasterhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.Z. Turan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2025.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij, in of omstreeks de periode van 1 juli 2024 tot en met 10 juli 2024 te Almere, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met opzetverkrachting, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, dreigend de woorden toe te voegen:
- “ik vermoord je. Ik ga je dood maken dat je het alvast weet. Goed”,
- “ik bepaal wanneer jij dood gaat”,
- “ik wil het zien met mijn ogen snap je, ik wil zien dat je lijdt snap je, ik wil het zien. Want ik krijg geen rust door wat je me allemaal hebt aangedaan snap je. Ik krijg geen rust en je praat kanker lijp je gaat zien wat er met jou gaat gebeuren. Je gaat

zien wat voor moois er voor jou in de toekomst is. Je gaat zien broer”,

- “als jij ooit iemand in de buurt brengt van mijn kind, ik hang jou op aan de Amsterdamse bos, je weet het. Geen mensen in zijn buurt brengen en als je dat al hebt gedaan dan ben je bij deze al dood. Je gaat er achter komen, tjalla, dan ben je bij deze alvast dood, je kan je eigen graf graven”,
- “ik kan niet wachten totdat ik je weer in mijn handen heb, ik ga je neuken. Wolla ik ga je neuken. Als ik je pak, ik ga je neuken. Als ik je pak, kan niet wachten tot ik je in mijn handen heb, ga je neuken. Wolla op m’n kind. Ik ga je neuken als ik jou pak, ik ga je neuken broer, ik ga je neuken. Ik kan niet wachten tot ik je weer in mijn handen heb, ik ga je neuken in je kanker kont. Je gaat zien. Wacht tot ik je pak, ik ga je neuken jongen, wacht tot ik je pak, wacht wacht”,
- "je kan je eigen graf alvast graven. Moest je maar eerlijk zijn. 2x grote fout, deze is fataal. Je mag doen en laten wat je wilt. Deze x ga je de consequenties aanvaarden. Je wou dood toch. Is goed jij gaat nooit leven met mijn zoon en een andere man,

schat",

- "begin je graf te graven. Want of jij gaat dood of hij gaat bij witte mensen. Dat allemaal omdat je niet eerlijk wil zijn. En niemand gaat je kunnen helpen. 5 jaar 10 jaar 2 maanden 1 jaar, leven dood ik kom voor je",
- "ik ga jou vermoorden",
- "als er iets gebeurd bij je huis dan ben ik het ja",
- "aan alle kanten ga ik je kapot maken na wat je nu doet met mijn kind van me weghouden en een andere man wel in zijn buurt nu, jij bent gek",
- "weggaan met mijn kind en een andere naahhh man your dead. Mors dood", en/of
- "ik vermoord je als ik je pak. Weet al met wie je bent, maak je dood. Je hebt geen kanker respect toch is goed je gaat zien jeda",

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of,

door die [slachtoffer] , via haar moeder, te weten [getuige] , dreigend de woorden toe te voegen:
- "als zij met een andere persoon is, vermoord ik haar",
- "als zij met een andere persoon is met mijn zoon, begraaf ik haar", en/of
- "ik begraaf haar levend als zij met iemand anders is, samen met mijn zoon",

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Feit 2
hij, in of omstreeks de periode van 10 juli 2024 tot en met 11 juli 2024 te Almere en/of Purmerend, in elk geval in Nederland, opzettelijk een minderjarige, [minderjarige] , geboren op [2022] , heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, terwijl die minderjarige beneden de twaalf jaren oud was;
Feit 3
hij, in de periode van 29 juli 2023 tot en met 16 juni 2024 te Almere, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
- "ik zeg toch houd je kkr bek toch of niet, houd je kkr bro. Voor ik je mppp hoofd kapot sla. Je gaat zien wat ik met je ga doen, je wil stoer doen",
- "ik ga je hele kkr leven nu ruïneren. Als je niet luistert naar mij, ga je het zien. We gaan nog erger dan vorig jaar. Ik wil dat jij niks doet, je leven haat. Ga je kkkr hard tuieren vanaf nu niemand gaat je kunnen helpen niemand kan niks doen",
- "ik vermoord jou met mijn eigen handen, als dit niet werkt. Jij gaat niet met [minderjarige] met iemand anders leven. Ook niet als ik dood ben",
- "als jij met een andere jongen praat, vermoord ik je, jij gaat niet met iemand anders praten en als je dat wel doet, maak ik je mors dood", en/of
- "maak je dood als ik eruit. Als ik na gevangenis ga toch. Je gaat zien. Jouw schuld. Vriend maak je dood",

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 juli 2024, genummerd PL0900-2024219257, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 239. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 209-214.
3.Pagina’s 215-222.
4.Pagina’s 10-29.
5.Pagina’s 90-99.
6.Pagina’s 106-109.
7.Pagina’s 30-32.
8.Pagina’s 84 en 85.