In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar van 17 mei 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft geen zitting belegd, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder op 7 januari 2025 in gebreke is gesteld. Eiseres heeft vervolgens op 25 maart 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en bepaald dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat in dit geval een nadere beslistermijn van zestig weken na de wettelijke beslistermijn realistisch is. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om uiterlijk op 2 januari 2026 een besluit op bezwaar bekend te maken. Daarnaast is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moet ook worden vergoed.